Emancipatie 1863-1963
(1964)–Anoniem Emancipatie 1863-1963– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 98]
| |||||||||||
Helstone's jeugdNicodemus Johannes Helstone, die zich Johannes Nicalaas noemde, werd op de 11e januari 1853 geboren op de Hernhutterse Zendingspost Berg en Dal in het toenmalige district Boven-Suriname. Door zijn aangeboren fijne manieren, alsook door zijn deftig voorkomen, trok hij reeds als kind de aandacht van allen, die met hem in aanraking kwamen. Op 14-jarige leeftijd werd hij samen met vijf andere speelmakkers naar Paramaribo gezonden, alwaar zij tot onderwijzer zouden worden opgeleid. Van zendeling Wünsche op Combé ontving hij zijn eerste opleiding. Later kwam hij op de oude Centraalschool der Evang. Br. Gem., waar hij met ijver en nauwgezetheid het onderwijs volgde (1868-1872) en de voldoening smaakte, dat al zijn onderwijzers zeer tevreden over hem waren! | |||||||||||
Helstone volgt zijn roepingDe eerste leiders der Centraalschool met Europese bevoegdheid waren de Duitse zendelingen Berthold, Bau, Gerhardt, | |||||||||||
[pagina 99]
| |||||||||||
Ledoux en Heinrich Williger, bezitter van de Hollandse hoofdakte, die ongeveer in 1869 hier aankwam. Williger was een bewaam componist, terwijl ook zijn echtgenote, Williger-Vetter, niet van musicale gaven ontbloot was. Aan deze vrouw, die met het internaat der Centraalschool belast was, komt de eer toe, het bijzonder muzikale talent van Helstone te hebben ontdekt! Het echtpaar Williger belastte zich vrijwillig en belangeloos met het eerste muziekonderricht van de eenvoudige Negerjongeling Helstone. Een eresaluut voor deze edelmoedige Blanke Christenen! Toen de heer en mevrouw Williger, na ongeveer een jaar, wegens ziekte van de eerste, naar Europa moesten vertrekken, speet het hun erg, dat zij de heerlijke taak, die zij met zoveel liefde op zich genomen hadden, aan een ander moesten overlaten, n.l. de heer H.B. Heyde, die gelukkig een waardig opvolger bleek te zijn. Het is bekend, dat de heer H.B. Heyde, oud zendeling en drukker, ook over muzikale gaven beschikte en de Ev. Br. Gem. o.a. gediend heeft met zijn beroemd bazuinkoor. Zijn goed geoutilleerde drukkerij stond op de plek waar nu het ‘Star Theater’ zich bevindt. De heer Heyde stelde zich beschikbaar om de Harmoniumen Theorielessen van het echtpaar Williger voort te zetten. Al spoedig bleek hem, dat genoemd echtpaar een juist inzicht had betreffende de talenten van Helstone ........ want Helstone was begaafd! De heer Heyde gaf hem met hart en ziel les, zoals een kunstenaar zich ten volle aan zijn taak kan geven. Zó verrast was hij over de vorderingen van zijn Pupil, dat de heer Heyde wist te bereiken, dat Helstone voor verdere studie naar Duitsland werd gezonden, welk land toen nog niet was aangetast door de verfoeilijke rastheorieën van het verderfelijke nazi-stelsel.
In 1880 vertrok de veelbelovende jongeling naar Duitsland, om op het Conservatorium te Leipzig zijn verdere opleiding te genieten. De ernstige Helstone bleef zichzelf gelijk en pakte hier de zaak zó ernstig aan, dat hij in betrekkelijk korte tijd als componist naar zijn geliefd Vaderland kon terugkeren. Ook weet men van hem, dat hij gedurende zijn verblijf in Duitsland, | |||||||||||
[pagina 100]
| |||||||||||
al zijn vacanties heeft gebruikt om in orgel- en pianofabrieken te werken en hard te werken ook, teneinde deze zijn geliefkoosde instrumenten - orgel en piano - in hun kleinste onderdelen goed te leren kennen. De heer Heyde, die vol belangstelling was, onderhield een geregelde briefwisseling met Leipzig. Het deed zijn hart goed, dat zijn vriend Helstone hem niet had teleurgesteld, want steeds luidden de berichten gunstig over de pupil, die zelfs ten voorbeeld aan anderen werd gesteld! Zijn leraar Paul Hohmeyer vooral was vol lof over de gaven en vlijt van Helstone. In Suriname teruggekeerd, berustte de leiding op muzikaal gebied tientallen van jaren in Helstone's handen. In totaal is hij vier keren naar Duitsland geweest. De tweede reis geschiedde in 1892. Zijn doel bereikte hij volkomen, want op 1 juli 1894 promoveerde hij cum laude aan het Koninklijk Conservatorium der Muziek te Leipzig. Slechts enkele ingewijden viel de eer te beurt zijn diploma te zien. Helstone, bescheiden en eenvoudig van aard, veranderde ook na zijn schitterende promotie niet. Toen men eens er op aangedrongen had, dat hij het zou omlijsten, antwoordde hij, dat hij er liefst niet mee pronkte en liet het rustig in de kartonnen koker liggen. Het diploma, dat na Helstone's dood lange tijd bij zijn broer S.F. Helstone Sr., nu wijlen, berustte, werd onlangs door tussenkomst van schrijver dezes aan het Surinaams Museum te Zorg en Hoop geschonken. Het diploma uit het Duits vertaald, luidt als volgt: | |||||||||||
‘Koninklijk Conservatorium der muziek te Leipzig’.De Heer Johannes Nicolaas Helstone uit Paramaribo (Suriname, Hollands Guyana), geboren aldaar op 11 januari 1854)Ga naar voetnoot*) is op 26 april 1893 (sub. no. 6242) als leerling van het Koninklijk Conservatorium der Muziek in Leipzig toegelaten, en de eerste juli 1894 cum laude eruit ontslagen. | |||||||||||
[pagina 101]
| |||||||||||
De getuigenissen van de leden van het Lerarencollege luiden alsvolgt:
| |||||||||||
[pagina 102]
| |||||||||||
Emil Treftz Voorwaar een schitterend getuigschrift! En toch wist niet eens zijn broeder, dat de meester zulks in zijn bezit had. Eerst na zijn dood vond hij dit document in een lade van des Meesters lessenaar. Toen iemand eens zijn verwondering erover uitdrukte, dat de overledene zijn wand niet met dit document had versierd, antwoordde een vereerder van hem: ‘Helstone was daarvoor veel te bescheiden en buitendien: goede wijn behoeft geen krans!’ Van 1900 tot 1901 vertoefde Helstone voor de derde maal in Duitsland. In 1907 is hij voor de vierde en laatste keer naar Duitsland gegaan. Na zijn terugkeer in Suriname heeft hij tot aan zijn dood zijn Volk op velerlei wijze met de door God aan hem toevertrouwde gaven gediend. Gedurende zijn laatste levensjaren heeft er een zeer vriendschappelijke verstandhouding bestaan tussen hem en de populaire componist frater Anselmus, Organist van de Kathedraal aan de Gravenstraat. | |||||||||||
Helstone erkentelijk.Helstone's weldoener, de heer H.B. Heyde, werd zijn vriend en geestelijke vader, wie hij uit erkentelijkheid zijn volste vertrouwen schonk. Het behoeft dus niet te verwonderen, dat Helstone bij het ziekbed van vader Heyde met liefde en ijver zijn beurten om te waken vervulde. Met tranen in de ogen dankte hij zijn geestelijke vader voor alles wat deze voor hem gedaan had. ‘Alles, wat ik nu ben, heb ik naast God aan U te danken’, zei hij. Bij het sterfbed knielde de dankbare kunstenaar neer en in een gevoelvol en hartroerend gebed stortte hij zijn dankbaar hart uit voor God, de Vader aller schepselen. De liefde, die hij voor de vader koesterde, ging over op de zoon, Maarten Heyde te Lelydorp, voor wie hij een goede en trouwe vriend bleef. | |||||||||||
Helstone als componist en dirigent.Helstone was een componist van de bovenste plank. Zijn zeld- | |||||||||||
[pagina 103]
| |||||||||||
zame geestesgaven werden tot ver buiten onze grenzen geroemd, niet het minst in het land, waar hij zijn studie volbracht heeft, en vooral in de wereldberoemde muziekstad Leipzig. Door mannen van het vak, dragende zwaarwichtige titels op muzikaal gebied niet alleen, maar ook door leken. Een van zijn grootste composities was: | |||||||||||
‘Het pand der goden’,een operette hier opgevoerd in het jaar 1906. Wat een succes moet Helstone niet geoogst hebben met dit stuk, dat gewoonweg een juweel van pracht was, dat avond aan avond tal van bezoekers trok. In het nieuwsblad ‘Onze West’ van 5 mei 1906 lezen we o.a het volgende: ‘Het is een groot werk, schoon en verheven. De muziek is overheerlijk en voor het muzikaal publiek genotvol. De tonelen maken zulk een diepen indruk op de toeschouwers, dat men geheel en al opgaat in het stuk. De costumes en het decoratief zijn ontworpen door de kunstenaar Rustwijk. De samensteller en componist van dit alles is de hear Helstone. O, wat toont hij zijn grootheid in dit stuk! Meesterlijk is het in elkaar gezet. Roemvol bewerkt!’. Voorts vinden wij in ‘Onze West’ van 12 mei 1906 o.a. vermeld: ‘De heer Helstone mag de voldoening smaken, dat het door hem met zoveel zorg bewerkte drama “Het Pand der Goden”, gisteren avond met succes is opgevoerd in Thalia. Een herhaald applaus en een krans van het dankbaar publiek beloonden den kunstenaar’. Dat het enthousiasme groot was, blijkt uit de volgende aanhaling uit de ‘Nieuwe Surinaamsche Courant’ van 17 mei 1906: ‘Op zaterdagavond (12 mei) ontlastte zich dit tot een daad. Maar het geschiedde zo dadelijk, zo plots, dat men aan de stoffelijke uiting daarvan geen al te grote omtrekken kon geven; het bepaalde zich daarom slechts tot een lauwerkrans. En nauwelijks was het scherm over het vierde bedrijf gevallen, of de heer Corsten, gloeiende van geestdrift, sprak de heer Helstone gevoelvol toe en bracht de artist namens de jongelingschap diepe hulde, die hem door zijn schepping toekwam, hem biddende op die weg steeds voort te gaan, waarna Mej. del Prado, de pianiste van het orkest, hem een lauwerkrans aan- | |||||||||||
[pagina 104]
| |||||||||||
bood, een aureool om de slapen van de artist drukte .... en uit honderden monden klonk het: ‘Leve Helstone’! Toen kwam het tot een geestdriftige uiting als wij zelden hier een wedergade gezien hebben. Men droeg de kunstenaar aan het einde als het ware naar huis, onder begeleiding van een vol muziekcorps, dat zich op weg met welluidende tonen deed horen en toen hij zijn woning had bereikt, vertolkte de heer Duurvoort jr., nogmaals de gevoelens van de Surinaamsche Jongelingschap over de heer Helstone: ‘Velen zijn geroepen’, zei hij, naar het Bijbelwoord, ‘maar weinigen uitverkoren’. Wat de heer Helstone gewrocht heeft, tevoren nooit in Suriname van een landgenoot gezien, geeft het bewijs, dat de heer Helstone tot de weinigen behoort! Tot zover de aanhaling. Na afloop van de vierde opvoering werd hij in fakkeloptocht met militaire muziek, omstuwd door honderden opgetogen burgers naar het Park geleid, alwaar hij de hulde van zijn stadgenoten in ontvangst mocht nemen. Bij deze ovatie werd hij o.a. namens de bevolking toegesproken door de heer W.P. Hering, toenmaals apotheker te Paramaribo, die hem welverdiende hulde en dank betuigde. Tot nu toe spreken de ouderen nog met lof en waardering over dit stuk, dat een evenement was op muzikaal gebied in ons klein en lief Paramaribo. Later, na geheel door hem in het Duits te zijn vertaald, werd ‘Het Pand der Goden’ meermalen in Berlijn met succes opgevoerd!
Helstone's INLEIDING bij ‘Het Pand der Goden’ luidt als volgt: ‘In oeroude tijden verkeerden de goden met de mensen. In het land Yadad in het verre Oosten, woonden zij zelfs onder de reuzenhelden, die dat land bewoonden. Door de dienst in de kerk onderhield men een innige betrekking met hen en de staatsregeling stond daarmede in nauw verband. Na de koning, die in tijd van oorlog zelf het leger aanvoerde, was de Haïka of opperheld, die aan het hoofd van de tempeldienst stond, de voornaamste persoon van het land. De Haïka werd reeds als kind voor dat verheven ambt opgeleid en mocht vóór zijn 50e jaar niet huwen. Onmiddellijk na de geboorte van het eerste kind des Haïka's moest de koning daarvan in kennis worden gesteld. Was het eerste kind een jongen, dan werd deze gebeurtenis beschouwd als een grote gunst | |||||||||||
[pagina 105]
| |||||||||||
voor het volk en een blijk van grote tevredenheid van de goden over land en volk. Door de koning werden dan herauten door het ganse land gezonden om de geboorte van de toekomstige Haïka bekend te maken en het volk uit te nodigen het feest der 30 dagen te vieren. Grote vreugde heerste dan gedurende die dagen in het ganse land. Was echter de eersteling een meisje, dan was het een schande voor het volk en een voorteken van de toorn der goden. De Haïka moest zich onmiddellijk na haar geboorte 30 dagen lang in de tempel afzonderen, om de goden zoenoffers op te dragen. Als de 30 rouwdagen geëindigd waren, ging de Haïka onmiddellijk naar 's konings paleis en bezwoer opnieuw in diens handen de eed van getrouwheid aan de goden en riep daarbij de voorspraak in van de afgestorven Haïka's en reuzen-helden om de toorn van de goden af te weren. Marghanold, die toen Haïka was, krijgt als eerstgeborene een meisje (een Hetschela) en om de schande te ontgaan, besluit hij haar te verwisselen met een jongetje, dat op dezelfde dag geboren is. Zijn vrouw is echter zeer op het meisje gesteld en tracht hem hierin te dwarsbomen. Eindelijk overtuigt ze hem, dat het plan, hoe voorzichtig ook uitgevoerd, de bespiedende ogen der tovenaars en waarzeggers onmogelijk kan ontgaan en dan zal de straf op dit feit bepaald, door het volk gesteningd te worden en na de dood uit het rijk der goden verbannen te worden, veel groter schande zijn. Gelukkig zijn reeds verscheidene dagen na de geboorte verlopen, zodat Marghanold, om niet beschuldigd te worden in strijd met de wet te hebben gehandeld, een andere dan de juiste geboortedag opgeeft, zonder rekening te houden niet de alwetendheid der goden. Deze worden zeer vertoornd over dit vergrijp en wreken zich op Marghanold. Het dochtertje wordt hun gunstelinge. Zij schenken haar grote deugden en versieren haar tot de schoonste vrouw op aarde. Van Haïka is zij de oogappel geworden, doch op zeker feest ontvoeren haar de goden op een geheimzinnige wijze aan zijn vaderhert’.
Over ‘Het Pand der Goden’ schrijft Fr. Engetbertus Rijnaars o.a. het volgende: ....... ‘Zijn grootste werk is ongetwij- | |||||||||||
[pagina 106]
| |||||||||||
feld “Het Pand der Goden”. Hij zelf noemt het een drama met muziek en zang. Een opera, in de oorspronkelijke betekenis, kunnen wij het niet noemen, omdat er naast gezongen gedeelten vele dialogen in voorkomen. Ook is het geen komische opera, omdat de tekst overeenstemt met de opera seria en de muziek zeker geen parodie is op de oorpsronkelijke operavorm. Voor een operette zijn tekst en muziek veel te ernstig, en de dans ontbreekt geheel en al. Na al wat ik over Helstone gehoord en gelezen heb, kan ik mij moeilijk voorstellen, dat hij ooit iets zou gecomponeerd hebben, wat maar enigszins zou lijken op een operette. Ik heb hier voor me liggen de Nederlandse en Duitse bewerking. Op het titelblad van de Duitse bewerking staat (in keurige sierletters: ‘Das Pfand der Götter, Drama in fünf Akten, Tekst und Musik von J.N. Helstone. Die Ubersetzung ist eine freie Bearbeitung des Holländischen Originals’. Was de Nederlandse tekst ook van Helstone? Waarschijnlijk wel: ze is hier en daar gewijzigd, doorgehaald, maar bevat nog surinamismen, b.v. weglating van het woordje er. Zowel de Nederlandse als de Duitse partituur geven eerst een inleiding tot beter begrip van het werk. De Nederlandse tekst geeft natuurlijk geen spreektaal: dit zou al heel ongewoon geweest zijn. We zouden de tekst kunnen typeren als toneeltaal. Toch heeft Helstone gestreefd naar eenvoud, hij geeft geen bombast, dit zou strijdig zijn geweest met zijn karakter en zijn gehele persoonlijkheid, waarin de eenvoud een dominerende plaats had. De Duitse tekst lijkt me beter geslaagd dan de Nederlandse: het ontwerp schijnt wel geschikt om in het Duits vertaald te worden. Ook in deze tekst is de gezwollenheid en het sentimentele vermeden, waartoe de Duitser zelf zo gemakkelijk komt. Zo is het aan de tekst ten goede gekomen, dat Helstone die zelf heeft overgezet. En nu de muziek: Het drama wordt ingeleid door een ouverture: hierin komt het overeen met de echte opera, want Montevendi componeerde reeds ouvertures, die bij hem een fanfare-achtig karakter hadden. Sinds Lully kreeg die ouverture een tamelijk constante vorm: een langzaam gedeelte, een al- | |||||||||||
[pagina 107]
| |||||||||||
legro, en opnieuw een langzaam gedeelte. Dit laatste al dan niet overeenkomend met het eerste. Ook bij Helstone vindt men die vorm enigszins terug. Hij begint met een andante in 6/8 maat, voor eerste en tweede viool en alt, waarbij zich cello en fluit aansluiten. Daarna volgt een allegro met vol orkest: klarinetten, hobo, trombonen, tympani. Het tweede deel van dit allegro geeft een welluidend thema te horen, dat door verschillende instrumenten na elkaar wordt overgenomen met kleine variaties. Helstone maakte er geen fuga van, toch kende hij die vorm en wist die in zijn orgelwerken te gebruiken. Hij gebruikt dit thema ook niet els leidmotief, zoals b.v. Wagner zou gedaan hebben: hij blijft eenvoudig. Na dit thema volgt een gedeelte met veel zestiende-notenfiguren om dan terug te keren naar het inleidingsmotief en het allegro-thema. Wat het eigenlijke drama betreft: ook hier weer een afwijking met de opera-vorm. Veel liederen worden begeleid op de piano, meestal in afwisseling met een lichtere strijkenbegeleiding. Als de piano begeleidt, is het met enkele akkoorden, waardoor de indruk wordt gewekt van een recitatief, hoewel die niet gelijkt op de bekende recitatieven van Händel of Bach (in hun oratoria). Soms weet Helstone eigenaardige effecten te bereiken. In het lied: ‘Helder klinken mijne tonen, door de stille avond heen’, laat hij een gedeelte door de viool begeleiden als een soort tweede stem naast de melodie van de Sopraan. Helstone is niet gewild of ongewild modern, zijn muziek blijft van het degelijke soort. Geen nieuwe wegen, wel fris en ongekunsteld. Soms laat hij het orkest optreden om een bepaalde stemming op te roepen voor een volgend tafereel; verschillende van deze ‘Stimmungsbilder’ zijn zeer goed geslaagd. Het drama eindigt met een slotkoor voor dubbel vierstemmig koor met volle orkestbegeleiding. Hier blijft Helstone's ziel zich weer gelijk: krachtig, maar eenvoudig, geen versieringen, geen ongewone akkoorden, recht op het doel af’. De volgende gegevens heeft Fr. Engelbertus Rijnaars aan de heer H. Corsten te danken: ‘De voorbereiding (tot de opvoering van het stuk) duurde ongeveer negen maanden. Als violist werkten onder andere mee J.A. Bueno de Mesquita, J.W. Bueno de Mes- | |||||||||||
[pagina 108]
| |||||||||||
quita en Hugo Corsten; cellist de onvergetelijke José Rodrigues; fluitist Eugen Klein (fotograaf) en Tham (kapelmeester); klarinettist A. de Vries (die zijn instrument buitengewoon goed bespeelde); verder meerdere leden van de militaire kapel. De hoofdrol werd vervuld door Louis E. Nelson (gewezen hoofd van het Bevolkingsregister). Het koor bestond hoofdzakelijk uit leden van “Caecilia”, dat toen stond onder Helstone's leiding en later onder die van Bueno de Mesquita. De uitvoeringen werden bijgewoond door een talrijk en enthousiast publiek, dat zijn dankbaarheid uitte in een overweldigend applaus. Op de laatste avond hield de heer Corsten een lofrede op Helstone, namens het orkest, en hing de componist-dirigent een grote krans om’. | |||||||||||
Andere Werken.De manuscripten van een ander groot stuk, zijn Fuga, die met inspanning van alle krachten tot stand is gebracht, gingen verloren bij de ‘La Fuente-brand’ in 1899 .... alsook zijn hele inboedel, w.o. twee piano's. Door deze ramp waren zijn zenuwen zó geschokt, dat hij op advies van de dokter een reis naar Europa (Duitsland) maakte. Ter gelegenheid van het jubileum bij het 200-jarig bestaan der E.B. Gem. in 1922, werd een schitterende compositie van Helstone uitgevoerd. De woorden van deze machtige compositie met zijn daverende Halleluja's waren van de Surinaamse zendeling F. Stella, nu wijlen. De instudering door een groot koor en dito ensemble, bestaande uit de beste krachten in den Lande, had de maestro zelf in handen. Zijn klankvolle stem bij het voorzingen, zijn imponerende gebaren en fascinerende, rollende ogen, droegen er toe bij, dat het stuk gewoonweg of was! Het behoeft niet gezegd, dat het stuk geweldig insloeg en zowel ingewijden in de muziek, alsook leken in vervoering bracht. Van zijn andere compositie noemen wij: Ps. 95 (Komt, laat ons de Here vrolijk zingen) Ps. 96 (Zingt den Here een nieuw lied), ‘Deze is waarlijk de Christus’; Ps. 145 (De Heer is groot); ‘Ere zij God; Blijf bij ons’; De uitvoering van deze stukken onder leiding van de com- | |||||||||||
[pagina 109]
| |||||||||||
ponist zelve vond plaats bij het Groot-Kerkconcert (Grote Stadskerk) op 12 augustus 1924. Zo ooit en ergens was hier de Maestro groot. Groot in zijn geestesproducten, meesterlijk in de uitvoering van elk afzonderlijk stuk tot in de bjjzonderste onderdelen. De in de oogkassen rollende ogen van de begeesterde Meester schenen allen in bedwang te houden. Men genoot vol spanning en met klemmende bewondering, de adem ingehouden. Tenslotte vermelden wij nog zijn ‘Prinses Juliana Mars’ (1909); ‘Emancipatie Mars’ (1913); de liederen van de Kindercantates (1898 en 1913): ‘Ver, ver van Uwe stranden’ (woorden van Schomaker); ‘Welkom blijde morgen’, ‘Geen slaven meer, geen slavernij’, ‘Staat pal gij Surinames bloed’ en ‘Danklied’ (Woorden van A.W. Marcus); Mazurka Brillante (1889); ‘Tocata’; Mars in F. No. 3. Op. 14; ‘Gebed’ (Andante Religioso); ‘Klimt tot Gods Troon’; ‘Dauer im Wechsel’; ‘Sie haben mich gequält’; ‘Mitgefühl’, ‘Sieh Hertz! Wie sich die Menge treibt’. | |||||||||||
Andere Activiteiten.Helstone had ook aanleg voor talen. Niet minder dan zes talen kon hij verstaan en vloeiend spreken, n.l. Surinaams (N-E) Nederlands, Duits, Frans, Engels en Spaans. Van alle hield hij het meest van zijn moedertaal, het Surinaams, dat hij zo goed beheerste en waarvan hij een grondige studie maakte, en waarvoor hij een Spraakkunst schreef. Van zijn hand verschenen nog: ‘De Griekse muziek in het licht der moderne toonkunst’ en een leerboek, getiteld ‘Muziekschool’. Er werd getracht Helstone te verbinden aan het Conservatorium te Parijs als gevolg van de schitterende concerten, die hij daar gaf. Ook te Wenen werd hem een plaats als organist aangeboden. Voor beide aanbiedingen bedankte Helstone en verkoos terug te keren naar zijn geliefd geboorteland, Suriname, tot de zijnen, teneinde daar onder zijn landgenoten te arbeiden. Verschillende dankbare leerlingen, w.o. een dochter van Gouverneur Tonkens, hebben aan de voeten van deze Maestro gezeten. Andere leerlingen, die naam hebben gemaakt waren o.a. Anton Plet en vooral de veelbelovende Samuels, die op voorstel van Helstone naar Leipzig werd gezonden, alwaar hij het tot professor ‘Dario Saavedra’ bracht, alsook de po- | |||||||||||
[pagina 110]
| |||||||||||
pulaire, doch evenals Dario Saavedra, vroeg gestorven Cor Anijs. Tenslotte vermelden we nog: Mej. Flora Samuels, Mevr. E. Morporgo-del Castilho, Mej. H. Williams, Mevr. J. Nassy, M.F. Doesburg, Th. Ritfeld, Alfred Wehl en Dr. D.S. Fernandes. Het muziekonderricht op enkele openbare scholen werd door Helstone gegevan, tot de komst van de onderwijzer P. Enuma. Als pianostemmer was Helstone zeer gezien en gewaardeerd vanwege zijn bijzonder goed gehoor. Over dit gedeelte van zijn arbeid zei hij dat hij het noodgedwongen deed, aangezian de tonen vaak onwelluidend tegen elkaar botsten. Helstone was steeds een trouw en actief lid van zijn geliefde Hernhutter Gemeente geweest. Helstone, die welsprekend was en ook een welversneden pen had, kwam dikwijls in woord en geschrift met klem op voor de balangen van zijn Gemeente, zijn ras en de Muziek! Ter behartiging van de belangen van zijn Kerk, richtte hij op 1 juli 1921 met enkele andere ‘Het Hernhutter Comité’ (H.H.C.) op. | |||||||||||
Helstone's Huwelijksleven.Op 30 maart 1891 trad Helstone in het huwelijk met de muzikale Mej. Milly Uckerman, bekend als pianiste. Zij heeft zich vooral verdienstelijk gemaakt door haar bezielende leiding bij het opvoeran van verscheidene kinderoperettes in het Toneelgebouw ‘Thalia’. Jammer dat het huwelijksgeluk hun niet voor lange tijd beschoren was: op 19 oktobar 1899 kwam er door echtscheiding een einde aan dit zo harmonisch begonnen samengaan. | |||||||||||
Helstone beminde de natuur.Na de dagelijkse beslommeringen van de stad, zocht Helstone meestal tegen het weekeinde rust en verpozing in de vrije natuur op zijn buitenplaats te Helena Christina, die hij toen nog per trein kon bereiken. Hier voelde hij zich nader tot zijn Schepper! Aan het visgat placht hij deftig in een ruststoel te liggen, terwijl zijn geladen geweer tegen een boom stond. De wachter van zijn buitenplaats lette op de komst van overvliegende vogels. Ook zorgde hij ervoor, het aas aan de vishaak te doen en de gevangan vis ervan af te halen. | |||||||||||
[pagina 111]
| |||||||||||
Helstone's dood.Ook aan dit werkzaam leven kwam er een einde. Op maandag, 2de Pasen, kon hij nog zijn dienst als organist in de Lutherse kerk vervullen. Dan ging hij de dinsdag daarop naar zijn buitenplaats te Helena Christina, alwaar hij in de nacht van woensdag ziek werd. Donderdag in Paramaribo teruggekeerd, moest hij het bed houden, dat hij niet meer levend verliet. Want op zondag 24 april 1927 overleed hij ... Van dit verscheiden schrijft zendeling W. BelforGa naar eind* in zijn ‘In Memoriam’ ‘Zondagochtend tussen drie en vier werd hij door zijn Heer naar huis geroepen. Toen ik een uur voor zijn dood, hem te drinken gaf en hem vroeg, of hij nog wat anders nodig had, zei hij: “Neen mijn zoon, ga maar terug, nu zal ik ook gaan slapen”. Ik ging toen uit de kamer. Dan ging hij knielen om zijn geest in Gods handen te bevelen. In deze houding hebben wij hem later gevonden’. Zondagmiddag 24 april 1927 werd hij onder zeer grote belangstelling en met militaire muziek op de nieuwe Lutherse begraafplaats ‘Vrede en Arbeid’, even voorbij het Plein van 12 mei 1874, ter aarde besteld. | |||||||||||
Helstone herdacht.Een radio-rede over Helstone, door de heer W.A. Leeuwin via de ‘AVROS’ gehouden op 11 januari 1944, veroorzaakte vele gunstige reacties, die ertoe leidden, dat het initiatief werd genomen tot oprichting van het ‘Musicus Helstone Comité’ (‘M. H.C.’). Dit Comité zag zijn arbeid bekroond door de onthulling van het Helstone Monument door Gouverneur Mr. J.C. Brons op 11 januari 1948. De financiële bijdragen voor dit doel kwamen uit alle lagen der Surinaamse bevolking! | |||||||||||
‘M.H.C.’ zorgt voor Helstone's graf.In zijn radio-rede constateerde de heer W.A. Leeuwin in een slotopmerking het volgende: ‘Slechts een palmboompje wijst de plaats aan, waar eens met militaire muziek 't stoffelijk overschot van deze grote Surinamer aan de schoot der aarde werd toevertrouwd’. Naar dat palmboompje, geachte lezer, vlak bij | |||||||||||
[pagina 112]
| |||||||||||
de ingang van ‘Vrede en Arbeid’, zult gij thans tevergeefs zoeken. De laatste daad van ‘H.M.C.’ was, de metselaar Haimé op dracht te geven, een eenvoudige grafsteen te metselen, geheel in de geest van de man, die tijdens zijn leven de eenvoud in persoon was. De wit betegelde grafsteen draagt in wit marmer van de hand van onze meestergraveur Mezas sedert september 1948 de volgende inscriptie: ‘Ter nagedachenis van Musicus J.N. Helstone 11 januari 1853 - 24 april 1927. Van de bevolking van Suriname’. In opdracht van ‘M.H.C.’ werd ook op het graf van Cor Anijs op Lina's Rust een gelijkvormige steen geplaatst. Op dit graf lezen wij: ‘Musicus Cor Anijs 4-8-'91 - 26-7-'26’. |
|