| |
| |
| |
Veronese in Venetië
door Kees van Hoek
SAN SEBASTIANO, architectonisch juweeltje van Scarpagnino, is een Venetiaansch heiligdom, dat den toerist licht ontgaat. Men bereikt het door een doolhof van nauwe steegjes, onder donkere sottoporte's, die dood loopen in afgelegen corte's, en over de onvermijdelijke bruggetjes. Als men dan eindelijk vóór het kerkje staat, kan men meenen in Nederland te zijn. Misschien komt het door de rood baksteenen brug, de groentenwinkeltjes aan de stille gracht met haar lage huisjes, de wasch die aan een lijntje hangt te drogen tusschen het vroolijke groen in een van Venetië's weinige beboomde hoekjes.
Doch als men eenmaal in de kerk is, valt elke vergelijking met ons Noorden weg. Dit is bijna geen tempel meer, het is een bijouteriekist. Het zonlicht wordt er getemperd door gele gordijnen. Electrisch licht uit onzichtbare lampen in groote ampels zet wanden en plafond in onwezenlijken gloed: den gloed van het warme Zuiden, van verkwistenden decoratieven rijkdom en uitbundige kleurenpracht, den gloed van het Venetiaansche genie, dat Paolo Veronese heette.
Daar tegen den wand staat zijn borstbeeld, een gelaat als van een patriciër onzer dagen. Gedistingueerde snor en baard, een nobel voorhoofd en fijn gemodelleerde slapen, diepliggende rustige oogen. Niets wijst op strijd, alles op distinctie en noblesse.
Hier rust zijn stoffelijk overschot. Het eenvoudige grafschrift luidt:
‘Paolo Caliario Veron.
Pictori Celeberr.
Decessit Mai 1588’.
Waardiger kon geen kunstenaar ter ruste zijn gelegd. ‘Indien gij zoekt naar mijn monument, ziet om U heen’, schijnt het borstbeeld te zeggen. ‘Kijkt om U heen!’ Want de wanden, het koor, het plafond, het orgel en de sacristie, alles is door Veronese gedecoreerd.
Boven het schip der kerk, dat zuiver van vorm is en een weidschen indruk maakt door de balustrade, welke het aan drie zijden omgeeft, prijkt een rijkdom van kleuren en vormen: een plafond als van Venetiaansch leder, in alle schakeeringen van bruin, met gouden en veelkleurige arabesken opgewerkt. Uitbundig en toch smaakvol is de omlijsting van de twee ovalen en het vierkante middenstuk, welke den triomf van koningin Esther voorstellen.
Alles, wat typisch Veronese is, viert aan dit plafond hoogtij. Zijn meesterlijke architectonische opbouw van elk doek, zijn zware draperieën rond roomkleurige colonnades, zijn krijgslieden in glanzende harnassen, zijn vrouwen in
| |
| |
kant, tulle en brocaat, zijn monniken in pijen van Veroneesch zilver-bruin, zijn wapperende vaandels in karmijnrood, zijn wuivende menigten op elegante balcons. En boven elk doek ontsluit de meester den oneindigen hemel zijner weidsche stede, alles omspant hij met die lichte groen-blauwe lucht van Venetië en haar sierlijke wolken-guirlandes, zooals men ze nog elken dag over de lagune kan zien drijven.
In het koor hangen de grandioze doeken met den marteldood van St. Sebastiaan en met den laatsten gang van St. Marcellus en St. Marcellinus te midden van weidsche paleizen en nog weidschere horizonten; voorstellingen vol groote gebaren van menschen, die, of zij getulbande toeschouwers zijn dan wel de beul met een schort van albast en een vest van geweven goud, allen grand-seigneurs zijn, zooals een ieder, dien Veronese's penseel in beeld bracht. Op de deur van het orgel, dat als een vorstelijke loge uit den zijwand gebouwd is, draagt Maria haar Kindje in den tempel. Veronese toovert Haar tot een keizerin die haar kroonprins toont.
Doch telkens weer wordt de blik getrokken naar het plafond, dat prachtigste aller pronkwerken, uitbundig en extatisch, zooals het een Zuidelijke verbeelding past. Men kijkt naar den gracieuzen hazewindhond, die hooghartig naar de trappelende paarden ziet, schimmels, die uit het plafond omlaag lijken te steigeren, zóó dat men bijna hun hinneken meent te hooren in plaats van het zachte minnelied der koerende duiven rondom den kleinen toren van dit stille, prachtige hoekje in Venetië.
* * *
Wij zijn eerst naar Veronese's graf getogen, ofschoon San Sebastiano eigenlijk de apotheose is van de grootsche Veronese-tentoonstelling, waarmede Venetië, na in vorige jaren zijn trotschen Titiaan en zijn genialen Tintoretto geëerd te hebben, dezen zomer de wereld haar blij moedigsten kunstenaar toont.
Bij den ingang van het Canal Grande, tegenover de barokke Salute-basiliek, ligt de Ca' Giustinian, vroeger het ‘Hotel de l'Europe’, nu door de gemeente aangekocht en als representatief ontvangpaleis gerestaureerd. Hier achter lag vroeger de beruchte Ridotto, waar in vervlogen eeuwen de patriciërs hun vermogen verspeelden.
Men ziet weinig meer van het luisterrijke interieur van dit Gothisch paleis dan de marmeren vloeren en de zware notenhouten deuren. Het gaat geheel verscholen onder lichte grijs-blauw fluweelen gordijnen. Onder de witte bespanning der plafonds verlichten reflectoren de tentoongestelde doeken. De Italiaansche museumdeskundigen hebben deze techniek van moderne Amerikaansche musea overgenomen. Men vertrouwt het wisselende spel van Venetië's zon en schaduw niet meer en geeft Veronese de gereguleerde zonneschijn der twintigste-eeuwsche techniek.
| |
| |
de villa maser van andrea palladio, welke paolo veronese geheel decoreerde
san sebastiano, veronese's eigen kerkje, waar hij ook begraven ligt
ca' giustinian aan het canal grande, waar de veronese-tentoonstelling gehouden werd
| |
[pagina LXIII]
[p. LXIII] | |
paolo veronese: ‘venetie, heerscheresse over recht en vrede’ - dogenpaleis
| |
| |
twee fragmenten van dezelfde wandschildering in de sala dell' olimpo van de villa maser (giustiniani barbaro met haar dienares op het balcon)
| |
| |
paolo veronese: de marteldood van den hl. sebastiaan in het hoogkoor van de sebastiaan kerk te venetië
| |
| |
Meer dan drie en een halve eeuw geleden verspreid uitgegaan uit het Venetiaansche atelier van den meester, is dit honderdtal doeken thans voor het eerst tezamen gebracht, want zóóveel heeft ook Veronese zèlf, wiens werk vlug van de hand ging, er nooit bij elkaar gezien. Zij kwamen uit alle kunststeden van Italië: uit Florence en Milaan, Rome en Padua, Lucca en Turijn, Verona en Vicenza. Doch ook uit Berlijn en Cambridge, uit Weenen en Parijs, uit Boston en Cleveland, uit de Venetiaansche parochiekerken en uit de koninklijke villa te Stra, uit het Rotterdamsche Museum Boymans en uit de collectie van den zwager van den Engelschen Koning; van het verre Detroit tot uit het Dogepaleis vlak om den hoek.
Bij een rondgang langs de doeken ondergaat men een overweldigenden rijkdom van kleuren. Het onderwerp moge bijbelsch of mythologisch zijn, een portret of een allegorie - alles is voorwendsel voor een overdaad van coloriet en licht.
Doch eerst thans valt sterk op, wat de eenige critiek op dezen meester kan zijn: te dikwijls is er een gemis aan innigheid, hij appelleert te veel aan het oog, te weinig aan het hart. Welk een prachtige figuur de St. Franciscus, die de Stigmata ontvangt (uit de Academia), moge wezen, hij is een grand seigneur van Veronese en niet de nederige Poverello, schuw onder Gods uitverkiezing. In de ‘Kruisiging’ uit de Lazarus-kerk ligt weliswaar diepe smart in de oogen der Moeder Gods, doch zij acteert haar rol, als een Duse. De ‘Filosoof’ uit de Marciana-bibliotheek, in zijn mooie roode robe, schijnt meer zich bewust van zijn fraaie pose in zijn schoon gewaad dan geconcentreerd op abstracte theorieën te zijn. De ‘Boodschap des Engels’, uit de Florentijnsche Uffizi, vertoont een verrukkelijke teerheid van kleuren, doch de geloovige voelt niet, dat zóó Maria de aankondiging van Haar Goddelijk Moederschap ontving. Als Veronese een marteldood schildert, beeft ons hart niet van vervoering of verontwaardiging. Zoo te sterven, met zulk een pracht en in zulk een decor, moet voor een d'Annunzio-natuur een wellust geweest zijn, n'importe tot welk doel.
Toch kan Veronese het natuurlijk ook anders. In ‘Christus' Doop’ uit de sacristie der Verlossers-kerk drukt het gelaat der toeziende edelen een diep geloof uit en ingetogen eerbied spreekt uit hun prachtige donkere oogen. Nog religieuzer is de ‘Doop’ uit de Palatijnsche Galerij van Florence; die verblindende H. Geest-Duif transformeert het donkere landschap plotseling tot het middelpunt der wereld. Het sterkst ontroerde ons evenwel een ‘Graflegging’ uit het Museum van Verona, met het moe-gestreden, magere lichaam van den Verlosser onder de donkerbruine lucht, die reeds begint op te klaren, wijl dit sterven een triomf over alle leven beteekent.
Een zijner intiemste doeken is de ‘H. Familie’ uit de St. Barbara-kerk. Hier straalt het zonnetje van een gelukkig gezin: Johannes die schuilevinkje speelt onder den mantel van Maria, het Jezuskindje dat zich wil omdraaien
| |
| |
om beter toe te zien, het lammetje dat door alles heen slaapt en die beschuttende breede rug van St. Joseph, die toekijkt. Veronese moet een groote devotie voor den Voedstervader gehad hebben. Telkens weer plaatst hij een St. Joseph beschuttend aan de zijde van Moeder en Kind, soms trotsch tegen den sokkel van Haar troon, doch meestal weet de schilder de verleiding te weerstaan, ook van hem een grand seigneur te maken en hij blijft de zorgende, de goedige, de werkelijke Joseph. Zoo waakt St. Joseph over de uitbundige hartelijkheid van de ‘Aanbidding des Herders’ (uit de Rozenkranskapel der Venetiaansche Dominicanenkerk), zóó vol leven dat zelfs het Christuskindje een in alles belangstellende baby wordt, een inspiratie voor Rubens of.... Felix Timmermans. Even bescheiden staat Joseph ter zijde, waar zijn voedsterkind een kleine prins is, als in de ‘Aanbidding der Koningen’, uit Vicenza, in donkere deftige pracht de hulde der vorsten ontvangend. En elders weer is hij de vertrouwde vriend aan het Hof, toehoorend bij het pleidooi van ‘St. Zacharias’, dat vorstelijke doek uit de ‘Academia’, zoo vol levendige vondsten.
Welk een veelzijdig kunstenaar is Veronese! Zijn portretten, waarvan het fijne ‘Vrouweportret’ in opengewerkt rood fluweel (uit Douai) een der eenvoudigste en mooiste doeken der tentoonstelling is; de krachtige, voorname ‘Zittende Edelman’ (uit Londen) in den deftigen met hermelijn omranden tabbaard; de Weensche ‘Lucrezia’, die aan Rembrandt doet denken; en die glansrijke ‘Edelman’ (uit Prins Colonna's collectie), een symphonie van donker groen - alle dragen zij het merkteeken van zijn genie: de minutieuze verzorging van elk detail.
In een weidschen halven cirkel prijken in de eerezaal van het Ca' Glustinian zeven grootsche meesterwerken, drie aan weerszijden van ‘Christus in het Huis van Simon’, dat een orgie van kleuren is, niet alleen quantitatief een enorm doek, doch ook artistiek een grandioos monument, waarin Veronese in extatische uitbundigheid een geheele wereld en alle tijdvakken geconcentreerd heeft rondom Christus, wien Magdalena de voeten zalft. Doch uit die eere-galerij van klassieke meesterwerken, die daar tezamen hangen, wordt men dan toch ten slotte nog het meest geboeid door den spiritueelen gloed der ‘Transfiguratie’ (uit den Dom van Montagnana) met het juichende, verblindende wit van Christus' gewaad en den heiligen eerbied der twee toeschouwers.
Veel van Veronese's beste werk vindt men in zijn decoratie van het Dogenpaleis. Eenige stukken daaruit zijn hier thans ook aanwezig, o.a. de allegorie ‘Muziek’ met warme tonen van terra-cotta fluweel en jonge, blanke lichamen. Vooral bewonderingswaard is ‘Venetië, heerscheres van gerechtigheid en vrede’ uit de raadszaal der dogen. De wereldbol is het voetstuk van haar troon, waarop zij zetelt in haar brocaten kroningsmantel, de aarde beheerschende en de zee en de luchten.
* * *
| |
| |
Van de plafondschilderingen uit het Dogenpaleis tot de fresco's uit de Villa Soranza is een stap, die ons weer een heel andere facet van Veronese's kunst leert kennen. Bloeiend gezonde, rose dikke baby-engeltjes klauteren tusschen balustrades en glijden van trapleuningen naar beneden.
Niemand mag dan ook verzuimen de Villa Maser bij Treviso te bezoeken, door gravin Volpi voor de bezoekers der tentoonstelling opengesteld.
Het is een lange rit door de vlakte van de Piave. Slechts weinig huisjes of een eenzame dorpskerk onderbreken hier en daar de sappige weiden, die tot een zee van groen worden als de opkomende mist tegen den avond de contouren van het landschap verdoezelt.
Palladio, Goethe's meest geliefde architect, heeft de Villa Maser gebouwd. Een droom is werkelijkheid geworden. Het water der fonteinen klatert in de weidsche stilte der tuinen, die, in onmetelijke terrassen uitloopend, tot aan den einder schijnen te reiken.
Nog geen veertig jaar oud, kreeg Veronese de opdracht tot de decoratie van dit gebouw, waarbij hij volkomen de vrije hand had. De fresco-schilder vierde er heel zijn kunst uit in landschappen en allegorieën, Madonna's en mythologische voorstellingen. De pronkzalen zijn bijna zonder meubelen, alles is geconcentreerd op des schilders goddelijke, gezonde vreugde. En zelfs in de uiteraard meer pastelkleurig werkende fresco's weet hij al zijn coloriet, al zijn kleuren-dronkenheid te ontplooien.
Een levensgroote Giustiniana Barbaro, zijn opdrachtgeefster, leunt over een gaanderij die geen gaanderij is; een klein meisje opent speelsch een niet bestaande deur; een schattige page kijkt in de zaal uit een opening, waar geen opening bestaat. De pilaren, de balcons, de muren, de plafonds, alles is door Veronese en zijn helpers geschilderd en het effect wordt nog duizelingwekkender doordat men waarlijk niet meer weet, wat daar werkelijk echt is en wat een trouvaille van den levensblijden Paolo Veronese in de onbezorgde lente van zijn begenadigd kunstenaarsleven.
|
|