twee groen-wit-roode cocarde's op vleugels en staart. Wel genoot Pubi van dat schouwspel in de diepte, wel genoot hij van het gezicht van dit groote amphitheater dat in de verte afgesloten was door de wazig schemerende silhouetten van de rotsige eilanden Cherso en Veglia, maar het hongergevoel in zijn maag liet hem niet los, zoodat hij zich toch bibberig en koud voelde.
Meneer Donenghi, vooraan de rij, wees de vreemde plantengroei aan op deze groote hoogte. De boompjes waren krom en leken wel arme oude vrouwen. ‘Heksen’ dacht Pubi. Het zeldzame gras was kort, hard en vaalgrijs verbrand, maar de vele mooie rotspartijen noodigden de jongens tot roovertje spelen.
- Altolà! (halt daar). Waar gaat dat naar toe? klonk er opeens een vreemde stem; even later verscheen een grenswacht met een gele veer op zijn Alpino-hoed.
Meneer Donenghi ging naar hem toe, hij lachte en ook de ander begon te grinniken toen hij hem herkende.
- Porco Dio! vloekte hij, speel je tegenwoordig voor kindermeisje? Donenghi? En jij ook al Rossi? Hier is het vrij wat beter! Frissche lucht, goed eten, niets te doen....
- En geen rooie duit op zak, hoonde Rossi, naderbij gekomen.
- Onzin, we krijgen toch onze soldij!
- Kan zijn, zei meneer Donenghi rustig, soldij krijgen wij ook en bovendien salaris van de school. Wij wonen in de kazerne, wat wil je goedkooper en.... in de stad! Hij lachte.
- Ieder diertje zijn pleziertje, niet? philosofeerde de grenswacht. Ik zit liever hier; geen stof en ik ben het kindermeisje niet voor andermans kinderen! Maar waar gaan jullie heen?
- Hoogerop, naar de top. Ga je mee?
- Nee hoor! 'k Heb dienst!
- Dienstklopper! mompelde meneer Donenghi, terwijl hij met zijn jongens verder ging en de grenswacht nakeek, die net in zijn hokje verdween.
Niet lang daarna bereikten zij een plateau, weliswaar niet de top, maar slechts ongeveer vijftig meter lager, en daar mochten de jongens in het gras gaan zitten en wat uitrusten voor de terugtocht begonnen zou worden.
Pubi hield zich wat afzijdig en zag hoe de jongens de resten van hun brood opaten. De fleschjes werden ook leeg gemaakt, zoo ze het nog niet waren en onder elkaar schonken de vriendjes iets van het hunne aan hun buurman. Alleen Pubi kreeg niets, hij dorst niet vragen; wel had hij onder het naar boven gaan Nestore aangeboden zijn rugzakje te dragen, maar deze had iedere keer bevreemd geweigerd, en eens had hij verveeld geantwoord dat hij zijn nieuwe rugzak best zelf kon dragen en niet aan zoo'n schooiertje als Pubi in handen gaf. Pubi had zich erg beleedigd gevoeld en anders zou hij het vast niet straffeloos verdragen hebben, maar nu schaamde hij zich: