Elseviers Geïllustreerd Maandschrift. Jaargang 49(1939)– [tijdschrift] Elsevier's Geïllustreerd Maandschrift– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 191] [p. 191] Bekentenis door Louis Mossel Aan M.A. Nu weet ik eind'lijk waar ik 't oog moet richten, wanneer ik hoofd-gebogen 't huis verlaat en doelloos wandel door verlaten straat waar d'avondval speelt om lantarenlichten; als koel en strak het nachtfluweel omhuift het bloedarm-aardsch krakeel, dat dra zoo stil, zoo zonder wil zijn ijdel streven moet overgeven.... Ik ga den ouden weg, mijn moede schreden scandeeren 't unisono-krekelkoor; mijn hoofd is leeg, gelijk een zeef waardoor traag mijn gedachten drupp'len naar beneden. Een gamelan bronst haar geluid in monotone rhythmen uit.... Ik kàn niet meer, het doet zoo zéér alléén te vragen, alléén te dragen.... [pagina 192] [p. 192] Zoo nader ik het open veld, ik huiver voor d'eenzaamheid die 'k maanden heb getart.... Dan trilt op 't klankbord van mijn bonzend hart een schucht're modulatie, broos en zuiver. Vanwaar zij komt? Ik weet het niet, maar stralend bloeit daaruit een lied: vertrouwd refrein van samen-zijn in wonderpure doorleefde uren.... Ik houd mijn liefste vast uit alle beelden die 'k meenam - lang geleên - van 't oude land, en die als tusschen vingers vlietend zand te loor gaan; mij blijft vaak-bepeinsde weelde, waarin smart niet meer wonden kerft en laatste bitt're klank versterft.... Ik staar naar 't blauw: als droppels dauw glinst'ren de verre serene sterren.... Vorige Volgende