| |
De ruimten voor eten en drinken aan boord van de ‘Nieuw Amsterdam’
Door Ir. C. van Traa
HET leven aan boord van onze passagiersschepen is vol afwisseling. Men bezit er weliswaar nu eenmaal niet de vrijheid van beweging, die men aan den vasten wal geniet, men dient zich in sommige opzichten te beperken en daarom wordt getracht op andere wijze een comfort te geven, dat men anders mist. Het eten en drinken zijn in overeenstemming daarmede aan boord geen gering te schatten bezigheden, men heeft er ruimschoots den tijd voor, want men kan de kleine drijvende stad toch niet ontloopen. Men zal dan ook waarlijk niet tot de onmatigen gerekend worden, indien men een belangrijk deel van den dag en avond in eetzaal of bar vertoeft; want er bestaat eigenlijk weinig reden om het verblijf daar niet tijdroovend te doen zijn.
In overeenstemming daarmede zijn de eetzalen aan boord der passagiersschepen méér dan restaurants of eetgelegenheden, het zijn verblijfruimten, welke het karakter van feestzaal dragen.
De zorg, die aan deze ruimten op de groote passagiersbooten besteed wordt, is meestal bijzonder uitgebreid en grenst vaak aan het fantastische. Het bewaren van het juiste evenwicht is vaak zeer moeilijk gebleken; wij danken er de vele protserige en pronkerige scheepsinterieurs aan, die in den loop der jaren terecht een slechte naam gekregen hebben.
De medewerkers aan de ‘Nieuw Amsterdam’ wilden niet in dezelfde fout vervallen. De inrichting der eetzalen is weliswaar luxueus en er is eenige climax in verfijning als men van de eetzalen naar Ritz Carlton of bar toeristenklasse gaat, doch overdreven pracht en praal zijn nagenoeg vermeden.
Er is wel een groot onderscheid in de wijze, waarop de verschillende medewerkers hun taak begrepen hebben. Naast verschil in opvatting, geaardheid en ervaring hebben de beschikbare geldmiddelen de onderscheidingen onderstreept en zeker niet in de laatste plaats hebben de ruimtelijke verhoudingen, die men te behandelen kreeg, een rol van beteekenis gespeeld. In de eerste klasse salons is men nu eenmaal minder karig met de maten, vooral in hoogterichting is het verschil aanzienlijk en in overeenstemming
| |
| |
daarmede wordt de ontwerpende architect al dan niet voor grootere moeilijkheden gesteld. Een gedrukte ruimte, als bij voorbeeld de derde klasse eetzaal (Arch. Ir. S. van Ravesteyn) versterkt de behoefte om visueel het deksel zoo min mogelijk drukkend te maken, eenige vrijheid, om in de hoogterichting werkelijk iets van belang te doen, is daarbij natuurlijk uitgesloten. Bij het ontwerp van de eerste klasse eetzaal is dat geheel anders, daar is relatief veel hoogte beschikbaar en de architect (J.F. Semey) kon zich daar eenige vrijheden veroorloven, hij kon ter wille van een aangenamer vorm iets van de totale hoogte prijsgeven, teneinde tot een aantrekkelijk geheel te komen. Van Ravesteyn heeft getracht het lage deksel zooveel mogelijk te ontkennen, hij heeft met het oog daarop cirkelvormige plafondpaneelen over de laatste centimeters, die hem in hoogterichting restten, ingedrukt. Hiermede lijkt inderdaad wel wat bereikt te zijn. We vragen ons echter af, of de architect door de keuze van de betrekkelijk hooge ballonvorm der lampen niet weer veel van den indruk heeft verloren doen gaan. De hoogte van het menschelijk oog is in deze relatief lage ruimte zoo veel dichter bij het plafond dan normaal, dat alles wat onder het plafond uithangt in zijn volle hoogte wordt waargenomen en daarmede hinderlijk wordt. J.F. Semey had het, wat dat betreft, in de 1e klasse eetzaal veel gemakkelijker, omdat een meer dan normale maat in de hoogterichting aanwezig was. Voor dezen ontwerper bestond echter een ander en misschien nog grooter gevaar n.l. om zich te verliezen in de betrekkelijk groote ruimte en de ruime grens van mogelijkheden. Semey heeft zich echter kunnen beheerschen en zijn eetzaal heeft op het eerste gezicht reeds deze verdienste, dat zij groot gehouden is, dat de ontwerper zich niet verloren heeft in details en dat een passend gebruik gemaakt is van aanvullende kunstwerken. De eetzaal lijkt daardoor met groot gemak ontworpen. Zij is wel rijk,
maar de rijkdom ligt er niet doelbewust op en dat is geen geringe verdienste. Semey, die reeds meerdere scheepsinterieurs mocht verzorgen, blijkt ook vakman met routine en dit heeft ongetwijfeld tot het welslagen bijgedragen.
Ervaring is voor den architect van scheepsinterieurs een zeer belangrijke factor, degene die deze mist, komt voor tal van moeilijkheden te staan, die meestal eerst aan het einde van het werk overwonnen zijn en op het oogenblik, dat men de wensch voelt opkomen om het geheele probleem nu nog eens versch op te zetten, ontbreekt in negen van de tien gevallen de tijd. Men denke niet te licht over de vele en uiteenloopende eischen, die aan deze soort ontwerpen gesteld worden. Daar is de dwingende vormgeving van het ijzeren, onvervormbare karkas, dat doorgaans geen enkele verandering gedoogt, daar zijn de leidingenstelsels met hun speciale eigenaardigheden en eischen, de gebogen lijnen van het schip zelf, die men haast niet voelt, als men ze maar in het ontwerp meeneemt en ten slotte is daar wellicht de lastigste van alle, de krap toegemeten voorbereidingstijd. Vanaf het
| |
| |
oogenblik, dat de opdracht verleend is, begint de zenuwsloopende strijd wie winnen zal: de ontwerper met zijn staf of de voortjagende scheepsbouwer met zijn technici.
In het algemeen is dat natuurlijk zeer te betreuren, want goed werk groeit meestal langzaam, het heeft zijn tijd om rijp te worden noodig. Bij een schip ontbreekt de tijd daarvoor meestal en men kan dit terug vinden in de afwerking en soms in het ontwerp zelf. Het is echter verheugend van de hier te bespreken ruimten te mogen vaststellen, dat noch het een, noch het ander in hinderlijke mate voelbaar is.
Keeren wij thans weer terug tot de eetsalons, dan valt als een positieve waarde op te merken, dat zoowel van Ravesteyn als Semey elk op hun eigen wijze, erin geslaagd zijn het typische karakter van scheepssalon te bewaren. Semey bereikte zijn doel langs lijnen van geleidelijkheid, hij heeft het experiment geschuwd en in het algemeen genomen wortelt zijn werk in aanvaarde opvattingen. Van Ravesteyn heeft een sterkere neiging om iets nieuws te probeeren, om nieuwe wegen te gaan bewandelen met al de daaraan verbonden gevaren, maar ook met de kans op een hooger niveau. De derde klasse eetzaal heeft daartoe eigenlijk niet voldoende gelegenheid geboden en misschien blijft daarom de indruk wat mager en dun. De aardige versieringen en plastiekjes en het geslaagde klokje, alles van Lambert Simon, zijn niet alleen op zichzelf knappe werkstukken, doch zij dragen er stellig niet weinig toe bij, om het interieur te verlevendigen en het op gelukkige wijze aan te vullen.
In de eerste klasse eetzaal is in overeenstemming met haar op den voorgrond tredende beteekenis meer arbeid van aanvullende kunstenaars te vinden. In het algemeen is de keuze gelukkig geweest; daardoor zijn ernstige conflicten vermeden. Het diverse decoratieve werk springt er nergens hinderlijk uit, het ondersteunt steeds den hoofdopzet en de schaalverhouding onderling valt te loven. De aansluiting tusschen de architectuur en de decoratieve elementen werd bevorderd door de werkwijze van den architect. Deze heeft de sierende elementen daar aangebracht, waar zij samenwerkten met de indeeling der architectuur en de afmetingen der onderdeelen zijn afgewogen in samenhang met het algeheel verband. Wij vestigen daar de aandacht op, omdat op tal van andere plaatsen dit beginsel is losgelaten, waardoor de decoratieve elementen het verband met de architectuur verloren hebben.
De belangrijkste medewerker van Semey is Joep Nicolas geweest. Deze heeft tal van op glas gebrande schilderingen gemaakt, welke op de dwars op de lengterichting ontworpen wandvlakken als paneelen zijn aangebracht, De bezonken kleuren, de veelal goudachtige glans en de - ondanks bewogen lijnvoering-vrijstille teekeningen zijn in deze zaal zeker aannemelijk. Waar het werk van Semey soms even tot het zoetelijke neigt, verwondert het aanvankelijk, dat de barokachtige elementen van Nicolas niet storen. Daarvoor zijn
| |
| |
f. van hall, vergulde houtsculptuur in het trappenhuis dat naar de ritzcarlton voert
joseph cantré, gebeeldhouwde tusschenschotten (teakhout) in de eetzaal van de kajuitsklasse (arch. j.f.a. semey)
| |
| |
c.j. engelen en mevr. e. de boer, schouwburgzaaltje op de nieuw amsterdam
piet van der wilt, schildering op hout, schepen uit alle tijden
| |
| |
meerdere redenen aan te wijzen. In de eerste plaats heeft Nicolas, zooals reeds opgemerkt werd, betrekkelijk rustig werk gemaakt, waarvan op eenigen afstand in de eerste plaats het vlak spreekt. Voorts is de plaatsing van het werk zoodanig, dat het door de omringende architectuur duidelijk begrensd wordt (bij de groote paneelen in de hoeken is er misschien wat te weinig houvast) en in de derde plaats vormt de bewegelijkheid der verlichtingsschelpen de evenwicht brengende factor. Het licht toch, dat in de zaal valt, wordt gezeefd door een prachtige Venetiaansche glassoort, welke telkens even wisselt van kleurnuance, terwijl er ook kleine onregelmatigheden zijn in het formaat, waardoor het steeds even getint en levend blijft. Dit wordt in het bizonder bevorderd omdat de lange verlichtingsstrooken, zijn samengesteld uit betrekkelijk kleine gelijkvormige eenheden. De genoemde onregelmatigheden in vorm en doorschijnendheid verraden een zekere primitiviteit in de samenstelling, welke in dit bijna overgecultiveerde milieu nauwelijks op haar plaats lijken, maar - zooals reeds gezegd - het gebrande glas van Nicolas draagt er toe bij om het evenwicht te herstellen.
Chris de Moor heeft voor deze eetzaal een nobel gobelin ontworpen. Dit groote werkstuk is in deze omgeving zeer goed op zijn plaats. Het is mooi en gaaf van teekening en kleur, bovenal getuigt het van beschaving en vakkennis. Het valt niet direct op, maar het dient toch aandachtig beschouwd te worden en dan wint het zonder twijfel aan uitdrukkingskracht. Joseph Cantré verzorgde het steekwerk van de pilasters langs de wanden, het is gaaf van lijn en de motieven zijn prettig van schaal in het geheel. Dezelfde verdienste kan toegekend worden aan de zwarte vignetten, die Nicolas nog te schilderen kreeg op de met rosé spiegels bezette wanden.
In onmiddellijke aansluiting aan de eerste klasse eetzaal, ligt die voor de toeristenklasse. Zij is eveneens verzorgd door architect Semey. Er is door den ontwerper gestreefd naar een ander karakter, doch anderzijds naar een niet te groot onderscheid met de 1e klasse eetzaal. De eetzaal toeristenklasse moet n.l. in voorkomende gevallen (te denken valt aan bijzondere tochten, waarbij het onderscheid tusschen 1e en 2e klasse vervalt) in samenhang met die der 1e klasse gebruikt kunnen worden. Vermoedelijk met het oog daarop heeft Semey dezelfde verlichtingsornamenten gebruikt bij overigens afwijkende wandbehandeling. De toeristenklasse-eetzaal is minder imposant van vorm, het is wat meer eetzaal en minder feestzaal. Zij heeft echter als verdienste met de 1e klasse gemeen, dat zij eveneens groot gehouden is en getuigt van een goed begrip van schaal. De eiken vakverdeeling is te vergelijken met de roséspiegelverdeeling in de 1e klasse, waardoor de harmonie wordt bevorderd. Jaap Gidding heeft in de blank houten betimmering eenige decoratieve schilderingen aangebracht, waarbij, wat de ontwerpen betreft, geput werd uit de rijke schat van vischmotieven. Gidding heeft het aanvullende van zijn taak goed begrepen, zijn schilderijen brengen stellig de noodige
| |
| |
verlevendiging en zijn goed van kleur. Men zou echter het bezwaar kunnen maken, dat dit werk zoo zeer op het decoratieve gericht is, dat het intense aandacht slecht verdraagt. De vormgeving ervan blijft te veel doel in zich zelf en mist daardoor diepte. Dirk Bus heeft eenig beeldhouwwerk voor deze zaal gemaakt; het zijn eigenlijk wandpaneelen met hautreliefs van gesneden hout in dezelfde kleur als de omgeving. Het is de vraag of het vrij forsche werk van Bus zich gemakkelijk leent voor de betrekkelijk vlakke behandeling. Het is alsof de neiging tot sterkere plastische vormen ternauwernood onderdrukt werd, terwijl deze omgeving, waar het strijklicht der lampen een zoo groote rol speelt, in den grond genomen een nog vlakkere behandeling zou rechtvaardigen.
In het algemeen is dit een moeilijk vraagstuk, waar men eigenlijk te weinig aandacht aan schenkt. De relatief toch steeds geringe maten op schepen, welke meestal de beschouwing op korten afstand mogelijk maken, vragen op zich zelf reeds om een vrij fijne behandeling. Daarbij komt, dat het kunstlicht steeds bijna het strijklicht nadert en ook in verband daarmede is een relief, dat bij zulk soort licht gezien moet worden, gauw te zwaar en hoe lichter de toon van het oppervlak is, d.w.z. hoe sterker licht- en schaduwpartij tegen elkaar afsteken, hoe gevaarlijker een sterk relief wordt.
In den aanvang hebben wij reeds opgemerkt, dat eetzaal en bar tot op zekere hoogte elkaar aanvullende elementen vormen op de drijvende stad tusschen Amerika en Rotterdam. Elke passagier, die zijn eetzaal verlaat om elders de drank te nuttigen, die hem in de eetzaal niet meer bekoren kan, verlaat daarmede ook een architectonische omgeving en vindt zijn bar verzorgd door andere hand.
De eerste klasse passagier gaat naar Ritz Carlton (architect H. Th. Wijdeveld) of het kleine bartje bij de rooksalon (architect F.A. Eschauzier), de toeristenklasse-passagier naar de voor hem bestemde ruimte, verzorgd door architect J.P.L. Hendriks en de derde klasse gast vindt zijn ruimte ingericht door architect F. Spanjaard. Ook hier heeft maat, ligging en hoogte der ruimten naast geaardheid der ontwerpers veel verschil gebracht. Oogenschijnlijk zou men kunnen meenen, dat er een gevaar in ligt, om zooveel verschillende handen bij eenzelfde werk te betrekken. Men kan in een tijd, waar de opvattingen vaak zoo ver uiteen liggen, een zekere vrees voor een tekort aan samenhang begrijpen, doch het is opmerkelijk om vast te kunnen stellen, hoe, ondanks de verschillen, toch de noodige samenhang behouden bleef. Vermoedelijk spelen de eischen, waaraan door alle ontwerpers voldaan moet worden, omdat het schip geen groote afwijkingen van principieele noodzakelijkheden duldt, daarbij een groote rol. Tenslotte bezit het werk van de hierboven genoemde medewerkers toch ook typisch Hollandsche eigenschappen, welke den samenhang bevorderen en tenslotte mag veilig aangenomen worden, dat de directie der H.A.L. niet blind geweest is voor het gevaar
| |
| |
van een zoo uitgebreide medewerking en er in verband daarmede voor gewaakt zal hebben, dat het verschillende werk voldoende gecoördineerd werd.
joep nicolas, ‘het bouwen’, spiegeldecoratie in eetzaal kajuitsklasse
Wijdeveld blijft in dit gezelschap de op fantasie beluste en uitbundige, Eschauzier de voorname en door traditie gesteunde, Hendriks de naar architectuur zoekende en Spanjaard de rustige en nauwgezette binnenhuisarchitect.
Ritz Carlton is de naar boven geschoven feestruimte, die men bereikt langs een wonderlijke inleiding, zooals Wijdeveld die gaarne maakt: langs vloeiende lijnen en langs details, die heel precies op elke pas van het leven vertellen wat men doen moet. Zijn werk neigt daardoor vaak naar het theatrale. Ritz Carlton wordt beheerscht door een groot ovaal verdiept plafond, door Wijdeveld en Jaap Gidding met decoratieve figuren beschilderd, waaromheen een rand indirect licht gloeit, die correspondeert met de onderliggende dansvloer. Men moet misschien Wijdeveld zijn, om dit plafondpaneel te ontwerpen, zonder verband met de in deze ruimte aanwezige kolommen. Zijn moed is beloond, want er is geen disharmonie door dit opvallend negeeren der gegeven elementen ontstaan. De met bladgoud behandelde wanden, de witgelakte stoelen, de prachtige stof, waarmede deze overtrokken zijn, het aanvullende grijs der gordijnen, dit alles tezamen vermag stellig een indruk van pracht en hier toch misschien wel ten naastenbij decadente luxe te geven. Gelet op de bestemming der ruimte is de even onreëele omgeving te verklaren en te aanvaarden. De twee schilderijen van H. Hulsbergen zijn ongetwijfeld goed bedoelde pogingen, om een paar wandvlakken in Ritz Carlton te verlevendigen. Wij gelooven echter, dat deze schilderijen hier minder op hun plaats zijn. Het karakter van de ruimte verdraagt de naturalistische en ietwat zoete figuren maar zeer matig. Het
| |
| |
streven om in kleur bij deze ruimte aan te sluiten valt te waardeeren.
Aan deze zaal verbonden grenst een soort waranda, gescheiden van de eigenlijke hoofdruimte door glasdeuren en gesneden houtpaneelen van Wim Nijs, die als hekken dienst doen, Deze waranda is eenvoudig gehouden, men vindt er diverse rieten meubelen, waarbij opvallende ligstoelen een groote rol spelen. Het plafond is er wat wonderlijk. Bochtig uitgezaagde triplex figuren op eenigen afstand van het plafond aangebracht, roepen bij den vermoeiden bargast stellig slechts herinneringen aan de legkaarten uit zijn jeugd wakker.
Aan de andere zijde van Ritz Carlton is nog een hoekje, waar men op barkrukken bij het buffet zelf toeven kan. Wijdeveld is hier misschien wel op zijn best. Hij heeft kans gezien de volkomen regelmatige ruimte onsymetrisch te behandelen met eenige zwaaiende en zwierige lijnen en hij slaagt daarin, zij het met medewerking van P. Starreveld, die op het critieke punt een prachtig stuk beeldhouwwerk maakte. Uit een zuil van palissander ontwikkelen zich langzaam verschillende figuren, die bekroond worden door eenige, zeer mooi gemodelleerde meeuwen in een lichte houtsoort. Wijdeveld zelf ontwierp nog een kleine decoratie op de gebogen achterwand, die wij nu niet zoo erg kunnen waardeeren, doch het bederft den totaalindruk gelukkig niet in ernstige mate.
Bij de rooksalon 1e klasse is nog een klein bartje ingericht. Het valt eigenlijk in de salon van Eschauzier, die elders wordt besproken. Het werk van Eschauzier is in de eerste plaats beheerscht, het is daardoor rustig en voornaam en er is een neiging merkbaar om aan te sluiten op tradities, die reiken tot in het Empire. Het behoeft dan ook niet te verwonderen, dat de schilderingen van Paul Citroen hier volkomen uit den toon vallen. Vooral het groote bizarre paneel hetwelk een geheelen wand vult staat met zijn moedwillige lijnvoering geestelijk gesproken dwars op de omgeving van Eschauzier. Ook op zichzelf genomen kunnen wij voor dit werk weinig waardeering hebben. De kleinere, op glas geschilderde vischpaneelen zijn minder storend, ook al achten wij de kleur evenmin gelukkig als die van het groote paneel. Nel Klaassen lijkt zich veel beter vertrouwd te gevoelen met het werk van den architect. Zij draagt uit in de details, wat in den hoofdopzet voorhanden was. In het bijzonder komt dit tot uitdrukking in de door vischjes gedragen windwijzer en de als figuurtjes gemodelleerde deurknoppen.
De barruimte van de toeristenklasse werd verzorgd door architect J.L.P. Hendriks. Aan deze ruimte valt misschien geen feestelijk karakter te ontzeggen, maar we missen er de voornaamheid van elders. De wijze, waarop deze salon behandeld is, getuigt eenerzijds wel van bekwaamheid, maar de ontwerper is er niet in geslaagd het vraagstuk zoodanig te beheerschen, dat men het niet meer voelt. De tegenstelling tusschen de zware robuste
| |
[pagina LXIII]
[p. LXIII] | |
johan polet, een an de vier dragers van het plafond in de grand hall
w. molin, aquarius, een van de sterrebeelden in de hal van de toeristenklasse
s. van den hoonaard, compositie in brons ‘childer had willen verbeede snelheid van den wind’
| |
| |
prof. h. campendonk, fragment uit een schildering achter glas in de lounge derde klasse
d. bus, bisonjacht, gebeeldhouwd fries in de eetzaal toeristenklaase
| |
| |
bar zelf en de lichte ijle, door licht bekroonde kolommen, lijkt ons niet geheel gelukkig. Hendriks heeft hier stellig niet een van de gemakkelijkste ruimten te behandelen gekregen. Zij is door de schachten langs de buitenwanden minder prettig verdeeld en de wandstukken, welke bij de toegangsdeuren ingevoegd zijn, hebben het er ons inziens niet beter op gemaakt. De meubelen zijn met zorg en gevoel voor goede verhoudingen, zooals wij dit van Hendriks gewend zijn, ontworpen. Jaap Gidding heeft een luchtig arabesk op een der wanden aangebracht, terwijl Lode Sengers een viertal wandpaneelen schilderde. Op een afstand maakt de kleur - hoofdzakelijk bruin - geen al te prettigen indruk in het geheel. De teekening wordt pas duidelijk als men vrij dicht bij gekomen is en dan kan men zich de vraag stellen, of de aard dezer schilderingen in deze omgeving wel geheel juist is? Het werk lijkt wat te veel op bier georiënteerd, terwijl Hendriks toch stellig, gelet op de aankleeding, aan geestrijker drank gedacht heeft.
Ook aan deze barruimte is een waranda verbonden. Hendriks heeft daar met eenvoudige middelen een prettige ruimte van gemaakt. Hier is de architectuur geen probleem geweest, een persoonlijke zienswijze treedt op den voorgrond door de keuze der materialen en kleuren. Slechts in enkele details (verlichtingsornamenten en deurbeschermers) voelt men dezelfde hand, die de barruimte verzorgde. Meer was hier ook niet noodig, omdat de betoonde eenvoud weinig klemtoon zou verdragen.
Hendriks heeft deze waranda in een vrij sterke gele kleur gehouden, waartegen de blanke Aalto meubelen zeer voordeelig uitkomen. Ook de keuze der bekleedingsstof getuigd van goede smaak. Jaap Gidding kreeg hier andermaal een wandpaneel te verzorgen. Ook hier toont deze kunstenaar wederom een goed begrip te hebben van de wijze, waarop men bij het omringende werk kan aansluiten, doch om dezelfde redenen, elders genoemd, zou men wel wenschen, dat bij aandachtige beschouwing de bonte voorstelling meer inhoud zou vertoonen.
De 3e klasse bar is eigenlijk een soort doorloopruimte naar de rooksalon, welke, door F. Spanjaard ontworpen werd. Het bartje valt even uit den toon en wij gelooven niet, dat dit de gelukkigste ruimte geworden is, die Spanjaard aan boord van de ‘Nieuw Amsterdam’ te verzorgen kreeg. De loffelijke eenvoud elders betracht is hier zoek geraakt; er lijkt gezocht naar iets bijzonders, wat niet volledig gevonden werd. De lijnvoering is in horizontale en verticale zin versterkt, welke in deze kleine ruimte onvoldoende tot haar recht komt. De motieven, ontleend aan de verschillende vormen van drankglaasjes, welke gebruikt werden voor de wandendecoratie, geven een aannemelijke verlevendiging, doch het lijkt minder juist, dat de ontwerper (C. Alons) voor de glas in loodramen deze zelfde motieven gebruikt heeft. Het verschil in uitbeeldingswijze schept conflicten, die niet ten gunste van het glas in lood uitvallen, mede omdat dit vrij hard van kleur is. De
| |
| |
meubelen van Spanjaard verdienen stellig waardeering en het blijkt wel, dat deze binnenhuisarchitect goed vertrouwd is met het gebruik der dingen.
Het resultaat van den collectieven arbeid van hen, die getracht hebben om het eten en drinken aan boord van de ‘Nieuw Amsterdam’ met zorg te omringen, is alle waardeering waard. In vele opzichten is het niet gemakkelijk geweest en er is begrijpelijkerwijze niet overal bereikt, wat men wel zou wenschen. Intusschen komt de directie van de H.A.L. alle lof toe, omdat zij niet voor de moeilijkheid teruggeschrikt is om het werk over vele kunstenaars te verdeelen. Zij heeft door het geven van zoovele kansen zeer velen aan zich verplicht.
|
|