Elseviers Geïllustreerd Maandschrift. Jaargang 48
(1938)– [tijdschrift] Elsevier's Geïllustreerd Maandschrift– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 176]
| |
Roma aeterna
| |
[pagina XXXV]
| |
roma aeterna
sint pieter en foeum romaxum | |
[pagina XXXVI]
| |
de thermen van caracalla
ponte rotto en isola tiberino - rome
| |
[pagina 177]
| |
en wier beteekenis en missie onmetelijk groot geworden is voor onze Europeesche beschaving. Toch, als wij ons rekenschap geven van deze beteekenis, deze historische missie, deze grootheid en deze eeuwigheid, van alles wat wij voelen, wanneer wij tusschen haar heuvels en in haar grootsche ruïnes wandelen, - dan geraken wij maar al te gauw weer in het duister, dan hopen zich zooveel vragen en problemen, twijfel en raadsels op, dat wij in onzekerheid en duisternis tasten. Rome-problemen in cultuur- en kunstgeschiedenis, duiken op: is Rome de Eeuwige, onsterfelijk door eigen kracht en eigen waarde? Of is het niets dan erfgenaam en beheerder, beschermer van de groote Grieksche cultuur en kunstoverlevering? Is zijn wereldcultuur ten slotte in haar grondvesten Grieksch, - of misschien oud-Italiaansch, (voornamelijk Etruskisch) of bestaat er iets, wat wij eigen-Romeinsch kunnen noemen? En waarin ligt dan haar eigen ziel, haar aard, haar scheppende geest en daad? Rome geeft ons opwindende raadsels en vragen op! Het is niet genoeg, dat wij het in de tegenwoordige verschijning als historische schepping, met moeite en met spanning beleven en in ons opnemen, het laat ons niet los, vervolgt ons met zijn problematieke geschiedenis, zijn dubbelzinnig karakter, fascineert ons door eindelooze veelvuldigheid. Hoe duidelijk en kristalhelder, hoe rechtstreeksch en overzichtelijk is daarentegen Grieksche kunst, kuituur en geschiedenis! Zij groeit en bloeit als een natuurlijk wezen, organisch en consequent. Zelfs dat, wat donker, mystisch en problematisch aan haar is, vertoont het wezen van iets natuurlijks en is, zooals alle natuurmysteries, diep in zijn vanzelf sprekenden eenvoud. Maar de Rome-mysteries zijn zuiver historische mysteries, zijn cultuurproblemen en daarom veel gecompliceerder. Reeds de eerste, verbazende rapide opstijging is als een raadsel en een wonder! Vanaf 750 voor Chr. tot 500 was Rome een Etruskische stad, een deel van het Etruskische Italië. Dit vreemde, hoogbeschaafde, niet Indo-europeesche volk, was het eerste cultuurvolk in Italië, het stond verre boven de primitieve boeren-bevolking tot welke ook de Latijnsche stam van de latere Romeinen behoorde. Toen de Etruskische macht door Gallische oorlogen ondermijnd en verzwakt was, overwonnen de Latijnsche stammen. Zij dreven de Etruskers naar het noorden van den Tiber en veroverden Rome en het Capitool, waar toen nog een Etruskisch heiligdom stond. In haar geheel nemen zij de Etruskische cultuur over, die de grondvesten vormde van hun eigen cultuur en ook nog later, tot in de tijden der republiek overheerschend bleef. De eerste leermeesters van de Romeinen waren de Etruskers, met wien zij heel veel karaktertrekken gemeen hebben. Later, door nationalen trots gedreven, hebben ze zich daarvoor echter geschaamd, en getracht hun afkomst en hun geschiedenis in het donker te hullen door legenden en vervalsching (Aeneas). | |
[pagina 178]
| |
Keizer Claudius schreef een Etruskische geschiedenis, die verdwenen is. Dit is een van de talrijke oorzaken, dat wij van de Etruskers zoo weinig weten. In de republiek en den vroegen keizertijd, toen de Etruskers zelf diep onder den invloed van Griekenland stonden, kwam een golf van Grieksche cultuurinvloed ook naar Rome. In deze tijden begint de duizelingwekkend snelle uitbreiding van Rome's macht. Eerst was het een kleine plek (Kapitool en Forum), toen een groote stad, vervolgens werd geheel Italië veroverd (3de eeuw voor Chr.) en ten slotte het groote rijk gesticht (1ste eeuw v. Chr.), dat al gauw (1ste en 2de eeuw na Chr.) een wereldrijk geworden is. Een wereldrijk, waarin Oost en West, tot in het verre Noorden toe, van één centrale organisatie uit bestuurd worden, met een wereldcultuur, die al wat beschaafde wereld heet, in zich vat. Nog heden ten dage merkt men, of een land al of niet Romeinsche provincie is geweest. Rome werd en bleef de machtige eenheid, die alles in zich opgezogen heeft en de grootste expansieve kracht vertoonde, die men ooit heeft aanschouwd. De Etruskische, de Grieksche cultuur, zij gaan alle op in Rome, zonder zich geheel erin op te lossen dragen zij alle iets bij tot de grootheid van Rome. Zoo leven in het Rijk groote Oostersche volkeren met hun oer-oude religiesGa naar voetnoot1)) en culturen; alle geven zij iets aan Rome af en behouden toch zichzelf. Zoo gaat het met Egypte, Syrië, Palestina, - Rome maakt hen tot provincies, maar is en blijft hun mindere wat cultureele ontwikkeling betreft. Tolerant is Rome, tot onverschillig toe, tegenover de indringende vreemde geestesproducten en tegenover het geestelijk leven van de veroverde volkeren. Blijkbaar is het haar alleen te doen om leger en staatsorganisatie. Toch heeft Rome een geheimzinnige macht over al deze fijnere, hoogere beschavingen, die den ‘parvenu’ opvoeden, leiden en beïnvloeden. Rome is niet alleen parvenu, leerling, ruwe kracht, die niets kan dan vechten, veroveren en organiseeren. Integendeel, een van haar meest geniale eigenschappen is dat zij bemiddelaarster en verspreidster is van alle groote ideeën en daden, van vreemde religies en culturen. Het lijkt of deze in Rome vastere contouren krijgen, of zij van daar uit met meer kracht kunnen uitstralen. Rome maakt hen voor ieder toegankelijk, maakt hen in den waren zin van het woord internationaal. Rome is kosmopolitisch; een wereld, waarin alles een tehuis vindt, alles opgenomen wordt. Terwijl de Grieksche invloed alles verandert, overal diep in door dringt, dank zij de kracht van het genie, geeft Rome alleen de lijst, de structuur en de kracht tot expansie. Als in een groote breede ruimte, kan in haar het bonte, veelvuldige leven vrij fluctueeren. Echte Romeinsche kunstscheppingen dragen ook dit karakter en vertellen ons alles van deze machtige cultuur, van een nuchteren, maar breeden en ver-zienden geest. Gebouwen toonen de | |
[pagina 179]
| |
monumentale schoonheid van het praktische; nuttig, doelmatig en solide, zijn ze voor de eeuwen en voor de menschheid gebouwd. Skulpturen en schilderijen vertellen en stellen het leven voor, vitaal en reëel, een boeiende kroniek van het Romeinsch bestaan. Ontmoet Rome hierin de Etruskers, of is ze hun erfgenaam? Aan den Griekschen geest dankt voorzeker Rome veel, de hardere vormen van haar kunst worden door Grieksche harmonie verzacht. Rome heeft de verdienste, de Grieksch-Hellenistische kunst in de geheele wereld verspreid te hebben; zonder Rome was haar levensduur veel korter geweest, en was zij misschien nog eerder geabsorbeerd door het Oosten, dan nu gebeurd is. Rome, de veroveraar, heeft niet alleen het barbarisme werkelijk uitgeroeid, zooals nog nooit een overwinnaar deed, het heeft aan de onderworpenen een tweevoudig vorstelijk geschenk gegeven: aan den eenen kant het Romeinsch rijksburgerschap, dat beteekende: recht, orde, zekerheid, civilisatie; aan den anderen kant het wereldburgerschap van de cultuur. Dit was het denkbeeld van Alexander de Groote, maar op romeinsche wijze gerealiseerd. En toch was Rome van het begin af aan besmet en belast met een diepwortelende kiem van verderf, - met het dualisme van Oost en West, met dezen eeuwigen strijd van de meest tegengestelde oerkrachten in de cultuur. Vreemde geesten stroomen in deze breed opgebouwde wereldconstructie binnen en vreten langzaam het merg uit haar binnenste weg, net zooals termieten een huis geheel uithollen, tot niets dan een dun omhulsel blijft staan, dat door eiken windstoot tot stof en asch kan worden. Is dat ook gebeurd? Dit is een van de Rome-problemen! Over de oorzaken van den ondergang van Rome heerschen zeer verschillende opvattingen: noodlottig was het indringen der Germanen in het leger, de fouten in het economisch stelsel, het indringen van vreemde religies, en ook het Christendom. Maar Rome is niet ondergegaan, dat is de vergissing! Rome is zoo lang een wereld geweest, dat zij tenslotte een begrip en een idee is geworden, en beide zijn blijven leven, en hebben zich gered uit den wereldondergang. Want in de groote, soms woeste eeuwen van het imperium ontstaat uit Rome langzamerhand iets geheel nieuws. Het uitgeholde omhulsel van het gebouw stort niet in elkaar, omdat het met nieuwen inhoud en nieuwe geestelijke materie gevuld wordt, die het nieuwe draagkracht geeft. Dat is het nieuwe Christelijke Rome, een kosmos, die weliswaar doordrongen is van de nieuwe idee, maar haar organisatie, haar expansieve kracht, haar structuur van het oude Rome heeft ontvangen. Eens redde en verspreidde Rome de Hellenistisch-Grieksche wereldcultuur, nu redt en verspreidt zij het Christendom en maakt het op Romeinsche manier kosmopolitisch, levensvatbaar, dus - overheerschend. En toch begint nu pas de echte strijd en het ongeluk en nu ook begint de | |
[pagina 180]
| |
lijdensweg van de stad Rome zelf, in den strijd tegen de geheele wereld. Rome gaat in dezen eeuwenlangen strijd ten onder, en verrijst weer uit den dood, Roma, de oude, krijgt een ander gezicht. Dit gezicht lijkt echter niet meer op het oude; het is het historische Rome-complex, dat wij kennen, dat wij hebben geërfd. Dat Rome in gevaar was, voelden reeds de laatste groote imperatoren Diocletianus en Constantijn de Groote. Beide waren echte real-politici, en in dit opzicht ook echte Romeinen. Het Rijk was al lang, sinds de tweede eeuw na Chr. diep georiëntaliseerd, als gevolg van een natuurlijk proces. Beiden hebben zij het centrum meer naar het Oosten verschoven. Het Christendom zegeviert, maar dat beteekent, dat het georiëntaliseerde Hellenisme zegeviert! Dat hij dat voelde, is een bewijs van het diepe inzicht van Constantijn de Groote. Daarom stichtte hij het Nova Roma, een oriëntaalsch-Grieksch-Christelijk ‘Caput orbis terrarum’ (zooals in de goede tijden Rome genoemd werd) en daarom deed hij de fatale groote politieke greep, om de Kerk naast de Staat in zijn machtssfeer te betrekken. Hij redde daardoor het Rijk, Nova Roma redde de idee van de oude Roma, hij redde misschien ook het Christendom van een lot van versplintering en sectarisme, maar door zijn ‘Ecclesia Triumphans’ krijgt het Christendom een ander, nieuw en Romeinsch gezicht. In deze noodlottige eeuwen (van 4 tot 8) is het oude Rome middelpunt van den woesten strijd van allen tegen allen. Heidendom strijdt tegen Christendom, Barbarendom tegen Beschaving. Het gaat om het bezit van de macht, en om de schatten van de oude cultuur. Het gaat om de geheimzinnige, haast magische verlokking van het in gouden glorie stralende Zuiden, het gaat om de oude tooverwereld van Rome, die ieder barbaarsch heerscher wil bezitten. In hun hebzucht merken zij niet eens, dat zij haar nooit kunnen bezitten, zij kunnen haar alleen uitplunderen, vernederen, vernielen. Was dat nu de ondergang van Rome? De oude beschaving, de oude wereldcultuur gaat inderdaad langzaam in ruïnes op. Toch staat en bloeit Nova Roma, het Grieksche en Christelijke Roma, en redt uit dezen ondergang de oude Rome-idee van wereldcultuur en wereldmacht. En tusschen de ruïnes van de oude stad staan al de machtige christelijke basilieken als symbolen van den nieuwen geest, die diep in de oude aarde wortels heeft gevat. Maar dan, als de stormen van de barbaren-invallen voortwoeden, zien wij Rome altijd dieper verzinken in ellende en armoede. In deze tijden van ongeluk en smart, is ieder groot Romeinsch patriot bezield door een enkelen wensch en verlangen: redden wat te redden is. Nog leeft de cultuur van duizend jaren, de grootste die er ooit geweest was, en men grijpt naar alle middelen, om haar te behouden, haar te beschermen. Alle groote Kerkvaders, trotsche figuren van echt Romeinschen geest, hebben bewust of half bewust wat mogelijk was gedaan om haar te redden. In de eerste plaats door de | |
[pagina 181]
| |
kloosters te maken tot werkende, kultuurbeschermende oorden van geestelijke activiteit zooals Cassidorus in zijn ‘Vivarium’ deed; in tegenstelling met den oostersch-ascetischen, passieven geest van de stichting van Benedictus van Nursia. De tweede weg was: dat de oude Rome-idee van wereldheerschappij werd overgedragen op de nieuwe wereldheerschappij der Kerk over de zielen. ‘Ecclesia militans’ is geboren, in Rome geboren, en zal een lang leven hebben. (Gregor I, de monnik-paus was de eerste bewuste strijder voor deze idee.) Even zoo kosmopolitisch, internationaal en trotsch als het oude Rome was, draagt het nieuwe misschien nog meer innerlijke splitsingen, strijd en ongeluk in zich. Immers blijft in den diepsten grond het oude dualisme bestaan, alleen in nieuwen vorm. En lang nog zou Rome, de vernederde koningin, rouwkleederen dragen, in armoede leven en langzamerhand van al haar oude heerlijkheden beroofd worden. Zij moet dulden dat barbaren, die niets van haar geschiedenis en haar ouden glans weten en begrijpen, alles in donkere onwetendheid in stomp simplicisme, in barbaarsche ruwheid laten ondergaan. Haar eigen volk verzinkt in cultuurloosheid en primitivisme. Niemand weet meer wat de ruïnes beteekenen, niemand weet wien de nog niet vernielde skulpturen voorstellen! Onwaardige nakomelingen nestelen zich in de oude gebouwen als roofvogels, als roovers en bedelaars in verlaten koninklijke paleizen. Alleen wat een Christelijke beteekenis heeft gekregen, wordt gespaard, en dit berust nog vaak op een vergissing. (Het ruiterstandbeeld van Marcus Aurelius, de Trajanus en Marcus Aureliuszuilen, oude gebouwen die als kerken worden gebruikt, enz.) Dan worden de oude gebouwen in den loop der tijden tot burchten van elkaar bestrijdende adellijke families van de Orsini, Colonna, Frangipani, Crescentii. Dat alles moet Moeder Roma beleven en zien en dragen. Toch klinkt het uit het Colosseum: ‘Klein ben ge geweest, Rome, toen je mij bouwde, maar nog kleiner zal je worden, als je mij laat ondergaan’ (een oude legende van Iersche afkomst). Zelfs de barbaren voelen, dat Rome niet mag sterven! En juist in deze donkerste tijden wordt dat geboren, wat Rome en de oude cultuur zal redden. Want nog in haar lompen behoudt de oude Roma haar fascineerende magische kracht en bewaart zij in de versplinterde, strijdende en woeste wereld het bewustzijn van de oude cultuur, van eenheid, grootschheid en humaniteit. De aantrekkingskracht van de oude Rome-idee blijft levend en wakker. Rome is nooit een middeleeuwsche stad geworden, zooals andere antieke steden. Zij was minder dan dat, zij was een begraafplaats, maar zij hield haar geloof in een opstanding wakker, zoolang, tot deze kon doordringen en de wereld opnieuw veroveren. Deze opstanding was voor Rome de beweging, die men Renaissance en Humanisme noemt. Zoo zien wij, dat Rome een nog grootere missie heeft gekregen dan By- | |
[pagina 182]
| |
zantium, deze trouwe bewaarster van antieken geest in een wereld van veranderde vormen en nieuwe gevoelens. Het was Rome dat deze opleving kosmopolitisch heeft gemaakt, en over de wereld verspreid. Andere groote steden van kultuur en kunst, centra van rijkdom, van macht en geest, zijn reeds lang verdwenen: Athene, Byzantium, Antiochië, Alexandrië. Ook Roma Aurea (Augustus) Roma Sacra (latere keizertijd), Roma Sancta (vroeg-Christelijke tijd) zijn dood. Maar iets bleef: Roma Aeterna, de geest, die boven al het tijdelijke steeds geleefd heeft en nog leeft in deze stad. Sinds tweeduizend zeshonderd jaren ruischt en stroomt het leven ononderbroken op deze heuvels en in deze dalen en toch bleef Rome krachtig en onverwoestbaar jong. Als eene Vestaalsche Maagd heeft zij in woeste tijden het vuur van den geest, het bewustzijn van de wereldcultuur wakker gehouden. Met haar eigen lichaam, met haar leven beschermde zij dat, wat wij civilisatie, humanisme, internationalisme en hoogere menschelijkheid noemen. Zij was en bleef een reëele wereld: daarom ook vol menschelijke en wereldsche deugden en zonden. Maar grootsch en rijk in al haar gebaren, energie-uitstralend heeft zij alles wat in haar bereik kwam, tot haar eigen grootheid opgeheven. Zij heeft duizend facetten; als een mooi geslepen edelsteen straalt zij haar licht naar alle kanten uit, en geeft voor iedereen een bekoring, voor iedereen iets fascineerends. In de avondschemering, op een van haar heuvels staande, overzien wij in een rossig licht van de dalende zon, haar bedwelmende veelzijdigheid, haar betooverenden rijkdom en haar opwindende veelvoudigheid. En wij worden steeds opnieuw vervuld van haar majestueuse grootheid. |
|