Elseviers Geïllustreerd Maandschrift. Jaargang 47(1937)– [tijdschrift] Elsevier's Geïllustreerd Maandschrift– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 252] [p. 252] Postvliegtuig boven Dordrecht Door Top Naeff Aan Viruly De hitte hangt nog in de stad, De tuinen zijn als toovertuinen, De volle maan besneeuwt de kruinen En in de diepte roert geen blad. Geen mensch keert tot zijn woning in. De stilte is goed, niets gaat verloren. Het is, of wij God's adem hooren En iets verstaan van 's levens zin. Daar slaat het twaalf maal: middernacht, Het uur der feeën en der gnomen. Wij zien omhoog door 't loof der boomen En ieder weet, waarop hij wacht. Vrij ligt de baan in 't stalen blauw, De sterren staan als veil'ge seinen, Nu zult gij komen en verdwijnen, Als eens de nachtwacht, droom-getrouw. Een verre grom.... ja, dit is 't uur: Klein-Duimpje's reus, die dreigt te ontwaken.... Een vonk zweeft aan over de daken, Een dwaallicht, of een vlieg van vuur? [pagina 253] [p. 253] De kindren in hun ledikant, Dwars door de wolken hunner droomen, Zij hebben het signaal vernomen En knielen aan den vensterrand. Een spookschip, ziet! met kostb're vracht: Een groet, een kus, wat verre zuchten. Een meteoor doorklieft de luchten, De postillon jaagt door den nacht! Licht wonder van een donkren tijd, Hoeveel gekooide vogels smachten! O, dappre Lohengrin der nachten, Die in uw zwaan daarhenen glijdt.... Mensch, aan de winden toevertrouwd, Die waagt uw lijf voor ons behagen, Die vaart door storm en regenvlagen En keert wanneer de morgen grauwt, Wij brengen u een stillen groet, O ziel met het Heelal verweven, 't Is middernacht, gij wendt den steven, Wij bidden dat u God behoed'. Zomer 1935 Vorige Volgende