kunstenaar, die vaak bezwaren voelde tegen picturale qualiteiten in zijn graphischen arbeid en zich daardoor langzamerhand onbevredigd wist, indien de graphiek niet viel binnen het kader van de toepassingen in boek en illustreerende prentkunst. Niettemin heeft hij de winsten van zijn graphisch. verleden opgenomen in zijn schilderwerk. Zonder dit verleden zou het onverklaarbaar zijn, dat in zoo weinig jaren een voor een deel reeds nu zeer te waardeeren reeks van schilderijen met een eigen karakter zou kunnen ontstaan. Na de eerste aarzelingen heeft van der Vossen met groote werkdrift en spanning, met nerveuze maar vaste en hardnekkige levenskracht zich aan het schilderen gegeven. Hij viert er in uit de jarenlang onderdrukte neigingen, die niet vruchteloos gewacht, niet tot schade latent gebleven zijn, maar vrijwel ineens rijp en krachtig, driftig en beheerscht, in het licht zijn gekomen.
Het is de tijd nog niet vast te stellen hoe de graphicus en de schilder zich verhouden. Er zijn altijd schrijvers geweest, die dergelijke problemen gaarne behandelen, omdat er veel over te zeggen valt, maar weinig dat van essentieel belang is. Het is immers één en dezelfde ondeelbare eenheid, die zich in beide technieken uit en het plan, waarin het één zich afspeelt kan nooit sterk verschillen met het plan waarin het ander zich voltrekt.
De eene techniek kan ons wat beter liggen dan de andere. Maar al wat wij doen krijgt, zonder dat wij daar iets aan kunnen veranderen, het niveau, waarin de eenheid van ons wezen aanwezig is en dat daardoor bepaald wordt.
Van belang is slechts of de aandrift echt en zuiver is, of de aandrift ongeweten diepere oorsprongen heeft dan die gelegen zijn in de uiterlijke aanleidingen. Die uiterlijke aanleidingen zijn tenslotte niet uiterlijk en toevallig, maar te herleiden tot affiniteiten der persoonlijkheid, welke uit de ontelbare hoeveelheid aanleidingen, die ons omringen in het leven, juist enkele selecteeren, waarin de krachten der persoonlijkheid zich sublimeeren kunnen.
Bij van der Vossen is de aandrift tot schilderen te lang beproefd geweest en thans te beslist van vaart en beheerscht van macht in de verwezenlijking om niet onverdacht te zijn. Opmerkelijk zuiver is hij immers in de gehoorzaamheid van zijn wezen aan de hartstocht of de liefde van zijn innerlijke natuur. Hij schildert zich uit omdat hij daarin inderdaad iets te zeggen heeft. Hij heeft iets op het hart, waar hij niet over praten kan, dat hij niet schrijven kan, maar dat hij moet schilderen.
Hij houdt daarbij geen rekening met hetgeen de tijd van nu wil; de nieuwste snufjes liggen buiten zijn belangstelling. Door zijn levenskracht is hij vanzelf van dezen tijd. Wat hem aanvuurt en waarmee hij zijn werk vervult, dat is een sterke, oude en zuivere natuurpassie, zooals die zelden meer onder de schilders van nu wordt aangetroffen. Van der Vossen behoort niet tot de steedsche cultuur der schilderkunst. Hij is de plattelander; de oude bezetenheid voor het landschap leeft in hem op.