geschetst, opgebouwd met kleine kleurtoetsen, zwierig en als het ware voorloopig noteerend, waarbij echter niets ontgaat aan zijn speurzin. Heel anders werkt Liotard; het pastel verliest bij hem geheel het karakter van voorloopig notitie-middel en wordt een gepastelleerd schilderij. Hoewel zijn portretten daardoor het snel-overtuigende, het luchtig-brillante van Perronneau missen, coloristisch zijn ze veel belangrijker en, of het komt door deze veel langzamer wijze van werken dan wel door een dieper schouwen in de menschelijke ziel, de hier aanwezige portretten van Liotard, met name het prachtige, teedere portret, dat hij maakte van Frederika Marie van Reede op zevenjarigen leeftijd, gaan toch wel iets dieper dan de zoo charmeerende van Perronneau. Wat Liotard met het pastel bereikt is wonderbaarlijk; hoe diep en warm is zijn kleur! Maar behalve deze verdiensten heeft dit kinderportret de groote verdienste van te zijn iets, dat meer geeft dan de uiterlijkheid alleen.
Van Latour hing hier enkel het bekende kleine damesportret uit de verzameling-ten Cate (Almelo) dat in 1929 werd geëxposeerd op de tentoonstelling der Vereeniging van Handelaren in oude Kunst in het Rijksmuseum te Amsterdam. Het doet dezen meester kennen in al zijn schitterende eigenschappen.
Beter is Hodges vertegenwoordigd met vijf kleine portretten, alle van die gaafheid, die men van Hodges kent. Evenals Liotard werkte hij, in wat koeler koloriet, zijn pastels door tot complete schilderijen. Blijkbaar onderging de Hollandsche schilder W. Mol, in 1857 overleden, wiens kleine zelfportret recht heeft op aandachtige beschouwing, eenigen invloed van Hodges.
Enkele meesterwerken uit de 19e eeuw lieten zien, dat het met het pastel er nog niet zoo slecht voorstaat als de inleiding van den catalogus wil doen gelooven. Van het zeer uitgebreide materiaal was hier ook te weinig aanwezig om de beteekenis van het pastel van den nieuweren tijd aan te toonen. Van Degas, die een der grootste Fransche meesters uit de toch zoo rijke 19e eeuw is geweest, zag men o.a. de sublieme teekening ‘Danseuse étoile’; van Redon vier werken, niet alle even belangrijk; van Renoir een fijn meisjes-portret. Noode mist men hier figuren als Toorop en Thorn Prikker. Maar.... het is ook een verdienste om beknopt te zijn en niet te veel te geven. Zoo ontkwam deze kleine, doch exquise tentoonstelling aan de fout der Italiaansche in het Stedelijk Museum.
J.S.