Typen
door Maria Favai-Kievits
II
Het personeel van het postkantoor.
ZOO men in Ravello het juiste uur wil weten, moet men nooit de slagen van een der klokken tellen. Want de klok van het Sint Antonio's klooster zal drie uur slaan terwijl de dom half vijf dreunt. Moet men echter om gegronde redenen weten hoe laat het is, dan is het 't beste den zonnewijzer op de oude put te raadplegen en zoo de zon er niet is, dan is er nog de wekker van juffrouw Eulodià, het hoofd van het postkantoor. Deze wekker geeft het officieele post-uur aan, het uur waarop de rheumatiek van juffrouw Eulodià haar toestaat het postkantoor te openen. Volgens het staatsreglement is dit in wintertijd negen uur, maar aangezien de rheumatiek-aanvallen niet aan tijd gebonden zijn, is de officieele negen uur's opening soms om half acht, soms om half tien.
De opening van het postkantoor is iederen dag een gebeurtenis. Er zijn n.l. twee officieele bedelaars in Ravello: ‘Nicòla o'barbiere’ en ‘Capo Tottoro’.
Nicòla is behalve een bedreven, vriendelijk bedelaar, ook barbier, heel oud, zindelijk, gewild kwiek in zijn bewegingen en niet arm. Zijn blauwe oogjes lachen iedereen wien hij vermoedt hem iets te kunnen geven, bemoedigend toe. Hij maakt het geven licht, hij biedt zijn beroep en hand op aanlokkende wijze aan. Aan Nicòla o'barbiere geeft iedereen, hij zelf vindt de menschheid goed en is gelukkig.
‘Capo Tottoro’ beteekent: kop van een zekere visch die tot de familie der inktvisschen behoort. De mond van Capo Tottoro is als die van deze visch, altijd wijd geopend, en de hoeken van de onderlip zakken laag en slap naar beneden. Boven en onderlip vormen een klein langwerpig vierkant in den grooten vierkanten kop van Capo Tottoro. Om beurten legt hij een hoog opgevuld verband om een voet of een arm.
De algemeene opinie is dat hij gezond van lijf en leden is en dat hij onder het verband zijn effecten en bankbiljetten verstopt, een ambulante brandkast. Capo Tottoro is corpulent en log, niet heel oud, vies en rijk. Dit laatste is wellicht oorzaak, dat hij, uit natuur bedelaar zijnd, zijn beroep nooit tot kunst heeft kunnen opwerken. Capo Tottoro lacht nooit, hij wijst met norsch gebaar op zijn verbonden ledematen en steekt zijn hand met bedreigend gebaar uit. Of men keert zich onprettig gestoord van Capo Tottoro af zonder iets te geven of men haalt snel een geldstukje voor den dag dat men snel in Capo Tottoro's hand wil laten vallen.
Doch Capo Tottoro is niet geoefend in snelle bewegingen, laat veelal het