welke het kunstwerk nu eenmaal behoeft. Dan verdronk het werk in de bijzonderheden en werd een droge catalogus. En eigenlijk zijn de hoogtepunten in zijn werk te zeldzaam geweest. De spanning der vervoerende voordracht, de warme adem van den scheppenden kunstenaar, de als in trance schrijvende hand, zooals Rembrandt die had; Rembrandt, die immers elke lijn adelde door iets, dat buiten alle werkelijkheid omging, hoe schaars vinden wij dat alles in het oeuvre van Haverkamp! Zeker; maar tòch, die momenten zijn ook in zijn werk voorgekomen en, alles bijeen, in voldoenden getale om Haverkamp te mogen rekenen tot de goede grafici van dezen tijd.
Het tweede, dat treft in zijn werk, is de afwezigheid van de menschelijke en dierlijke figuur en van het portret. Ook deze beperktheid moeten wij releveeren. Afgezien van enkele stillevens was Haverkamp een schilder, meer nog een teekenaar van het landschap en het kerk-interieur. Wij kunnen veel studie-bladen, die niet verder zijn gebracht dan de opsomming van details terzijde laten, om te wijzen op enkele teekeningen van landschappen, waarin hij over de stof zegevierde en louter met krijt of o.i.-inkt een kleur wist te suggereeren, een wijdheid wist op te roepen, een atmosfeer, een geur van aarde kon doen aanwaaien; zoo enkele met o.i.-inkt gepenseelde teekeningen uit Soest, een boerderij bij Abcoude, een strand te Katwijk. Van de kerk-interieurs zijn er enkele, die niet onder doen voor die van Bosboom, als b.v. uit Katwijk-binnen en de St. Pieterskerk te Leiden.
Onder de etsen zijn zoowel stadsgezichten als landschappen en ook in deze techniek zien wij tusschen veel onbelangrijks enkele sublieme uitingen als b.v. dat prachtig-doorwerkte en toch zoo vol en groot gebleven stoppelveld met schoven.
Zoo wordt dan de eind-indruk, dat wij in Haverkamp niet een groote figuur hebben gehad, veel minder iemand, die de kunst nieuwe wegen toonde, maar een, die in een tijd, waarin het ambachtelijk kunnen in discrediet raakte, zich niet schaamde voor zijn toewijding tot de techniek; die in een tijd, waarin het detail werd verwaarloosd als hebbende geen belang, liefde bleef hebben voor de kleine dingen der aarde en er de schoonheid van begreep; die ten slotte in verschillende stalen van zijn grafisch werk een merkwaardig technisch meesterschap wist te paren aan een omvattend en diep schouwen in de structuur der aardsche dingen. Dit is de grafische nalatenschap van dezen stille-in-den-lande. Toen hij stierf, was het, of hij voor velen niet had geleefd; voor ons, die zijn werk hebben gezien, blijft de fijne, dichterlijke natuur van dezen beschroomde in zijn werk leven.
J.S.