medelijden met stumpers van hoedjes.... want, slechts af en toe gaat een stille stap door de straat.
De heeren hebben intusschen verder gesproken; ik vang ze bij ‘klemmen met veeren’ weer op.
Dan brengt een slordige meid een braaf kopje thee; dat weet ze handig te plaatsen tusschen een doos spijkers en een schroevendraaier, op de punt van een tafel, je zou zeggen, haast in 't ijle.
‘Verkwikkend’ zegt de architect, ‘want het is toch zoo koud.’
Hij is, je kunt het merken, trotsch op zijn vriend, den meneer.
Neen, bepaald een theevisite is dit niet.
Toch, bij deze lafenis bezie ik nader mijn gastheer; eerst door een waas, want het is nu al zoo donker, maar langzaam doorschouw ik het bijzondere in hem.
Mijn gastheer, dat zie ik eerst, zit krom, zijn vleesch hangt slap, dus is hij moe.
Dan valt tusschen ons een glazen wand zoo maar eventjes aan splinters.
En tot de verbrijzeling moeten we toch komen, niet waar.
Nu is het ‘mijn broeder’, die tegenover me zit.
Al is het hier nog zoo schemerdonker, al is mijn broeder een heel gewone meneer.
Ik weet het heel goed.
Mijn broeder, deze heer, heeft zoo juist het wonder beleefd.
Er valt te bepeinzen.
Drie menschen aan een tafel die elkaar niets kunnen zijn.
Het leven een schaakspel.
Gods pionnen zijn wij.
De architect en ik, wij zijn slechts holle vaten, en toch - je kunt het nooit weten - misschien, straks - op zijn onverwachtst - doet de groote speler met ons nog een zet; maar de meneer uit de winkel huppelt ons juichend vooruit.
Hij heeft alreeds het wonder beleefd.
Hij kan het ons dan ook niet langer onthouden en hij zegt schor, maar o zoo fataal:
‘Mijn vrouw, Lea, is vannacht verlost met de tang.’
O, o, o met de tang, en toch is dit 't wonder.
O, o, o. Met de tang, dat is toch wel kruiperig erg.
‘'t Is een zoontje,’ zegt de meneer en hij vouwt vroom de handen.
Tusschen ons is de glorie in 't kamertje gedaald.
En het roert in mijn hersens.
Een wieg en een kind - een kind en een wieg; hoe liefelijk is dat.
Wat is het hier toch kil, wat is het hier somber; alles van ijzer en de rest van metaal.