en bond het de voorpooten met zijn gordelriem, - zoo kregen de makkers schoon spel om het dier af te maken.
Nauwelijks volwassen trok hij ten strijde, verdreef de drieste vijanden van Metsitz en verbreidde den schrik ver en bij. Eindelijk waren alle kustbewoners hem onderdanig geworden en moesten cijns betalen.
Vele veldslagen met uitschijnende dapperheid won hij in tweegevecht. Skjold was vijftien jaar toen hij tegen den Saks Jarl Skate ten strijde toog. Beiden wierven naar de hand der schoone Alvild, de Saksensche koningsdochter. De tweekamp had plaats voor 't aanschijn van het Duitsche en het Deensche heir. Skjold versloeg Skate en miek meteen de Saksen schatplichtig. 't Geen de vroegere vorsten aan grondgebied verloren hadden, won hij terug. Hij overtrof iedereen in liefde voor het vaderland. Hij werd vermaard en geprezen om zijne goedheid en rechten aard. De slechte wetten schafte hij af, de heilzame voerde hij, na wijze beraadslaging uit en deed ze eerbiedigen. Hij was onmeedoogend voor den vijand, zacht voor de lijdenden, edelmoedig voor de getrouwen, - hij verzorgde zelf de kranken en verstrekte hun heelmiddelen.
Zijne edellingen en krijgers schonk hij niet alleen soldij en voedsel, maar bovendien al 't geen op den vijand buitgemaakt werd, en ook 't geen hem zelf als zijn aandeel toekwam: hij hield niets voor zijn eigen, want, zegde hij: ‘Geld en goud is voor de krijgers, den heerscher komt de roem toe en de eere.’
Skjold heerschte vele jaren over zijn Land en kweekte een zoon die hem opvolgen moest. Toen de stonde aangebroken was door het noodlot bepaald, riep hij zijne krijgers samen en zegde hun:
- Vrienden, zoo gauw mijne oogen zullen gedoofd zijn, neemt mijn lichaam op en draagt het naar het strand; daar ligt, in eene kreek, het krombekte schip verborgen waarop ik als wicht hier aangekomen ben. Gij zult mijn lijk aan boord brengen, en het vaartuig, vlot gemaakt, mij aan de winden overlaten. En ik zal vertrekken gelijk ik gekomen ben, nadat ik mijne zending voltrokken heb, die hierin bestond: van een arm, verdeeld koninkrijk, een rijk, gelukkig en eendrachtig Land te maken.
Skjold stierf. Men plaatste hem de kroon op het hoofd, wond hem in het prachtigste gewaad, besprenkelde zijne haren en baard met reukwerk; men vestte hem het zweerd waarmede hij grootsche daden had verricht, aan de zijde. Dan hief men hem op het schild en zoo werd hij, tusschen de klagende en weenende menigte, naar het strand gedragen, op de plaats waar het schip met de scharlaken zeilen, de met goud en schitterende kleuren versierde wanden, gemeerd lag.
Het vaartuig lag vast, doch varensgereed, wiegelde het vol ongeduld op de baren.
De trouwe edellingen legden hun vereerden vorst tegen den mast neder.