| |
| |
| |
Tilly
door H.C. Fellinga.
(Vervolg). V.
ALS het middagmaal was afgeloopen bij de familie Branders, en het witgeschorte dienstmeisje samen met mevrouw het tafellaken had opgevouwen, netjes in de plooien, en het pluche tafelkleed had neergelegd, zette Greta eigenhandig de inktpot op Frits' plaats met een krant er onder voor het morsen, en de drie dictionnaires legde ze plechtig op de plaats, die door Tilly (Tante Tilly) ingenomen zou worden - àls ze kwam, ten minste - en dan spoorde ze Frits aan om maar vast te beginnen, anders kwam hij niet klaar.
Dit was het sein voor Jan, om haastig naar boven te vluchten. Frits moest zijn huiswerk maken. Hij mocht niet gestoord worden! Frits, die den heelen dag een dood-gewone schooljongen was geweest, die niets had in te brengen thuis, werd plotseling de gewichtigste persoon in het heele huis.
De twee jongste kinderen werden naar bed gestuurd. De twee oudste meisjes, die nog te jong waren om veel huiswerk op te hebben, maar toch weer te oud om dadelijk na het eten naar bed te gaan, mochten opblijven, op voorwaarde, dat ze zich doodstil hielden en weinig plaats aan de tafel innamen, terwijl Greta zelf zich vergenoegde met een bescheiden plaatsje en de ondergeschikte rol van toeschouwster, behalve als het noodig mocht zijn een vermanend woord te spreken.
Diep zuchtende, maar gewillig genoeg, begon Frits de werkzaamheden. Als hij in zijn agenda zag, dat hij wiskunde-vraagstukken op had, begon hij daarmee, want Tante Tilly wou nu eenmaal, dat hij ze eerst zelf probeerde. Nu, dat probeeren was 't werk van enkele minuten, en daar het eene al moeilijker scheen dan het andere, moest hij gewoonlijk bij allemaal een kruisje zetten, ten teeken, dat hij ze niet ‘kon’. Daarna, na lang en ernstig zijn agenda geraadpleegd te hebben, begon hij aan een ander vak, maar werd, helaas, maar al te dikwijls aangegrepen door een onweerstaanbare lust om wat te teekenen, en met af en toe een blik op zijn moeder, - want al breide die ijverig, ze was toch heel waakzaam, - illustreerde hij zijn leerboeken met vliegmachines en stoombooten of iets dergelijks, totdat Tante Tilly kwam, en clan begon het werk in vollen ernst.
Tante's eerste vraag was gewoonlijk:
- Heb je wiskunde, Frits?
| |
| |
En als Frits haar dan zijn wiskunde-boek met de vele kruisjes overhandigde, wierp ze zich met grooten ijver, gretigheid bijna, op de onopgeloste vraagstukken.
Tilly hield van wiskunde! Hoe moeilijker de problemen, des te liever was 't haar. Frits merkte op, dat tante bepaald teleurgesteld was, als hij geen vraagstukken had voor haar.
Ondertusschen mocht Frits niet leegzitten. Hij moest nu flink aan de gang. 't Ging niet aan, dat tante zoo hard voor hem zwoegde, terwijl hij zijn tijd verbeuzelde.
't Was doodstil in de kamer, Tilly ging geheel in haar werk op. Ze liet het kopje thee, dat Greta bij haar neergezet had, koud worden en peinsde en cijferde maar zonder òp of òm te zien, totdat ze klaar was. Dan zei ze met een triomfantelijk glimlachje:
- Zie zoo Frits, nu zal ik ze je uitleggen!
En zóó eenvoudig en duidelijk waren Tilly's uitleggingen, dat Frits ze zonder de minste moeite begreep. Dikwijls gebeurde het, dat Frits, op zijn beurt, de andere jongens op school kon helpen, en een enkele maal, als er een bijzonder moeilijk vraagstuk opgegeven was, was Frits de eenige leerling, die de oplossing had gevonden. Zoodoende had Frits op school de reputatie gekregen van een ‘wiskunde-hoofd’ te hebben, en als zijn wiskunde-repetities wat onbevredigend uitvielen, moest dit geheel aan zenuwen toegeschreven worden!
Greta wist tot haar spijt niets van wiskunde af, en al luisterde ze nóg zoo aandachtig, ze kon er geen touw aan vast maken, en dat hinderde haar altijd een beetje, omdat het haar een gevoel van inferieuriteit gaf, wat ze trachtte te verbergen door eenigszins geringschattend over Tilly's wiskunstigen aanleg te spreken. Aan den anderen kant moest ze toch wel zeggen, dat Frits haar meeviel, want als je al die moeilijke dingen kon begrijpen, dan was je zoo onbekrabbeld niet!
Een groote geleerde was Greta niet, maar zoodra Tilly begon met de andere vakken, kwam ze toch op bekender terrein. Dan kon ze, als het noodig bleek, een woordje meespreken. En het bleek wel eens noodig!
Tilly was vrij aardig op de hoogte van de vreemde talen, maar ze stelde niet veel belang in Frits' thema's en vertalingen en grammatica-lessen en scheen het onnoodig te vinden er veel tijd aan te besteden. Als Frits op school maar een redelijk figuur sloeg, was ze al tevreden. Maar het was af en toe gewoon ergerlijk, vond Greta, zooals die Tilly zich van de aardrijkskunde- en geschiedenis-lessen af kon maken!
Als dus de wiskunde-boeken opgeruimd waren, begon Greta zich ook een beetje met het onderwijs te bemoeien.
- Tilly, als Frits een woord verkeerd uitspreekt, moet je 't hem over laten zeggen. Of je 't hem nu al verbetert, helpt niet, hij moet het zélf
| |
| |
herhalen, net zoo lang totdat hij 't goed doet. Anders leert hij 't nooit!
Of het was:
- Ja, Tilly, nu heb 'k jòu die vertaling hooren doen, maar Frits z'n geluid heb 'k niet gehoord, terwijl Frits morgen op school z'n les moet opzeggen, en jij niet!
Een anderen keer, toen Tilly, nadat ze letterlijk de geschiedenis-les was doorgevlogen, het boek dichtsloeg met een opgelucht: ‘Zie zoo!’ riep Greta verontwaardigd uit:
- Maar Tilly, die les zit er toch nog niet in! Zou je nou niet nog eens van voren af aan beginnen! Zoo'n haast heb je immers niet!
En eens was het zelfs gebeurd, dat Tilly Frits den raad gaf een paar thema's, die er bij ingeschoten waren, op school maar van een jongen over te schrijven.
Dit was Greta werkelijk te kras geweest!
- Als dat pedagogisch moet voorstellen! snauwde ze Tilly toe. Wat leert Frits nu van overschrijven! Daar heeft hij immers niets aan! Bovendien, ik houd niet van bedriegen, Tilly.
't Was bij die gelegenheid, dat Tilly Frits een knipoogje had gegeven, maar, gelukkig, dat had Greta niet gemerkt!
| |
VI.
Moeder was wel teleurgesteld geweest, toen Tilly haar zei, dat ze weer naar Frits moest, maar Tilly had haar getroost met de belofte, dat ze tenminste den Zondag den heelen dag thuis zou blijven, en dan het was immers maar om een paar dagen te doen; als de repetities afgeloopen waren, kwam de Kerstvacantie, en dan hoefde ze Frits veertien dagen lang niet te helpen, en zelf zou ze vier dagen vrij hebben van haar kantoor. Wat zouden ze samen een heerlijke dagen kunnen hebben, dan! En veertien vrije avonden! 't Zou alweer een eindje in Januari zijn, voor ze weer naar Frits moest gaan, en het zou dwaasheid zijn om daar nù al aan te denken. Als eerst die nare repetitie-tijd maar voorbij was!
- 't Is zoo koud, en 't waait zoo! 'k Begrijp niet, dat je daar nu lust in hebt, iedere avond na 't eten, zoodra je de vaten gewasschen hebt, er weer door te gaan! zei moeder.
Maar Tilly haalde haar schouders op, en zei, dat ze dat heelemaal niets vond! Slecht weer! Ze lette daar niet eens op!
En dus deed Tilly haar ouden regenmantel aan, beloofde moeder gauw terug te zullen keeren, en fietste zoo hard ze kon naar Frits, om hem zijn Duitsche repetitie in te pompen.
Greta was heel blij haar te zien verschijnen, Tilly had het wel beloofd, maar je wist 't toch nooit met moeder!
| |
| |
Tilly begon dadelijk vol ijver te werken met Frits. Duitsch was wel niet haar lievelingsvak, maar ze had zich voorgenomen, zich eens extra voor deze repetitie in te spannen, ze moest haar schade inhalen, en tevens wilde ze Frits leeren, hoe hij werken moest. Nadrukkelijk en beknopt legde ze iedere les uit, en wees Frits op de moeilijkheden. Telkens wist ze hem te voorspellen, wat waarschijnlijk in het proefwerk zou voorkomen. ‘Let hierop!’ ‘Let daarop!’ was het voortdurend. Ze sloeg over, wat ze zeker wist, dat toch niet gevraagd zou worden, maar behandelde nog eens terdege een paar kwesties, die altijd groote struikelblokken waren.
Greta luisterde goedkeurend toe. Ze was goed op dreef, Tilly. O, ze kon wel, als ze maar wilde! Waarom deed ze niet altijd zoo haar best? Als ze nu iederen Zaterdagavond eens een half uurtje zóó met Frits gerepeteerd had!
Frits was er ook geheel in, hij had langen tijd niet met zoo'n energie gewerkt. Maar toen ze ruim twee uur bezig waren, begon hij moe te worden, en zijn ijver verslapte.
- We houden op, zei Tilly, we hebben genoeg gedaan voor vanavond. Ik zal je nu nog even zeggen, wat je morgen doen kan, dan gaan we Maandagavond verder.
- Maar je komt toch morgen? protesteerde Greta.
- Nee, morgen niet, ik heb moeder beloofd bij haar thuis te blijven, maar ik zal mijn best doen geregeld te komen, totdat de rapport-cijfers zijn ingeleverd.
Die Tilly! Telkens dacht je, dat het je gelukt was haar naar je hand te zetten, maar dan ineens merkte je weer, dat ze ten slotte toch deed, wat ze wilde, zonder zich aan iemand te storen!
En dus, met moeite haar Zondagen verdedigende, ging Tilly dagelijks naar het huis van haar broer, en wijdde zich energiek aan haar taak, zonder zichzelf in het minst te sparen. Ze bekommerde zich niet om regen en wind en vermoeienis. Ze ging zóó op in haar werk, dat het haar volkomen voldoening gaf, en ze zou niet tegen nog grootere inspanning opgezien hebben, als het niet was om moeder. Als ze zich maar niet altijd zoo ongerust hoefde te maken over moeder! O, als ze zich maar niet zoo moest verdeelen!
| |
VII.
Het kerstrapport van Frits was meegevallen. Ja, eigenlijk was het zóóveel beter geweest, dan men verwacht had, dat Jan had gezegd: - 'k Geloof nu toch werkelijk, dat we 't met die jongen gewonnen hebben!
Toen Tilly dien avond kwam, maakte Jan haar zijn compliment over het succes, dat ze met haar leerling behaald had.
Tilly straalde van blijdschap.
| |
| |
- O, maar Frits heeft het heusch aan zichzelf te danken. Als hij niet zoo flink zijn best had gedaan....
Frits zette een bescheiden, braaf gezicht op.
Greta was ook zeer in haar schik. Ze gaf Tilly een kus, en bedankte haar, daarmee toonende, dat ze niet kleinzielig was.
- Ja, Tilly, zeker. Als Frits niet gewerkt had, zou jij ook niets hebben kunnen uitrichten, maar toch wil 'k wel erkennen, dat jij óók je best hebt gedaan. En Tilly, je krijgt wat van me, hoor! Als 'k maar wist wat! Je bent zoo'n weelde-popje, je hebt al zoo van alles. Nu, maar ik zal wel eens rondkijken, als ik weer eens in de stad kom. Jammer, dat ik zoo zelden tijd heb om te gaan winkelen.
Tilly kende Greta's beloften. Ze wist, dat Greta in dergelijke gevallen tamelijk vergeetachtig was, maar het kon haar niet schelen. Ze voelde zich zoo gelukkig! 't Was zoo'n heerlijke dag geweest!
't Was al begonnen, voor ze naar haar kantoor ging.
Moeder, die in den laatsten tijd dikwijls zoo tobberig kon zijn, was vanmorgen bepaald opgewekt geweest, vroolijk bijna. De lieveling! Ze had zoo weinig, en verheugde zich nu zoo op Tilly's vacantie!
Toen, op het kantoor, werd haar verteld, dat het nu vaststond, dat er ditmaal weer tantièmes zouden worden uitbetaald. 't Was in jaren niet gebeurd, maar de zaak ging zóó uitstekend, dat iedereen een volle maand salaris extra zou krijgen. Bovendien hoorde Tilly, dat ze met Januari tien gulden opslag kreeg.
En nu nog Frits' rapport! O, 't was te goed om waar te zijn! Al die prettige dingen maakten haar opgewonden. Toen ze keek naar de plechtige dictionnaires en Frits' schriften met de omgekrulde kaften, had ze volstrekt geen lust aan het werk te gaan, 't was eigenlijk toch ook niet noodig, vond ze, zoo vlak voor de vacantie. Als ze een goed opvoedkundige was geweest, zooals Greta, zou ze Frits voorgehouden hebben, dat er nu dubbel hard moest gewerkt worden, en dat hij nu alvast moest gaan denken aan zijn volgend rapport. Maar voor Tilly was dit rapport het einde van alles, er was nog wel school, maar het telde niet meer mee, wat je nu deed.
Om Greta plezier te doen begon ze toch nog even wat te werken, maar ze had er haar hoofd niet bij, en Frits evenmin. Dus, daar het toch niet ging vanavond, maakte ze al gauw een einde aan de lessen en de boeken dichtslaande, zei ze:
- We zijn klaar, hè, Frits! En tegen Greta:
- Ik moet eigenlijk nog een boodschap doen, 'k wou moeder eens verrassen met een mooi handwerk. Ik heb vier dagen vacantie van m'n kantoor, dan kan ik er haar wat aan helpen.
- Hè, vier dagen vacantie? Hoe komt dat?
| |
| |
- Nu, de Kerstdagen, en dan is er een Zondag en Zaterdag bij; Zaterdag is toch maar een halve dag.
- Nu, als ik de patroon was, zou ik zeggen, dan werken jullie Zaterdag de heele dag, zooveel vrije dagen is niet noodig! Wat drijven ze dat alles op tegenwoordig, tot in het belachelijke! Verbeeld je nu eens, dat een huisvrouw zou zeggen: ‘'t Is Kerstmis, nu kook ik in geen vier dagen!’ Of als een boer in geen vier dagen zijn koeien zou melken, of.... nu ja, 't zou toch te gek zijn, als alles vier dagen stil moest staan!.... Maar ik vind 't natuurlijk heel prettig voor jou, Tilly, dat je vrij krijgt.... Maar is 't nu wel verstandig van je om voor moeder zoo'n duur handwerk te gaan koopen, wat heeft 't mensch er eigenlijk aan? Waarom laat je haar niet wat nethemden haken, of zoo iets. Je weet, ik houd er ook niet van om leeg te zitten, ik heb altijd een dergelijk werkje onder handen, maar die luxe dingen maken, nee, daar zie 'k 't nut niet van in!
- O, Greta, een mensch kan toch niet altijd zoo degelijk zijn! En moeder is zoo blij met een cadeautje! Een heel enkel keertje mag ik moeder wel eens verwennen, hè? Vooral nu 'k vandaag gehoord heb, dat ik een maand salaris extra krijg, en met Januari tien gulden in de maand opslag.
Daar nou! Nu had ze 't aan Greta verteld, en ze had zich stellig voor genomen, voorloopig althans haar mond te houden!
- Dan zou 'k eerst toch maar eens wachten, totdat 'k 't geld werkelijk in handen had, en in ieder geval, verkwisten is altijd verkeerd!
Maar er viel niet met Tilly te redeneeren. Die deed, wat ze zich had voorgenomen. Nooit luisterde ze naar goeden raad. Practische, verstandige Greta! Kortzichtige, koppige Tilly!
Op weg naar den handwerkwinkel begon Tilly's opgewekte stemming te zakken. Greta's raadgevingen en waarschuwingen drukten haar ter neer. Ze voelde zich opeens moe en lusteloos. 't Liefst was ze maar dadelijk naar huis gegaan, maar ze wilde haar plan niet opgeven, alleen omdat Greta met haar dwaze praatjes het haar tegen had willen maken.
Tilly kocht haar handwerken in een winkel, waar ze al jaren lang kwam. Ze werd meestal door de juffrouw zelf geholpen, en die wist precies, wat ze wilde hebben, en gaf haar goeden raad. Ze wist Tilly in verrukking te brengen door haar prachtige handwerken te laten zien, door haarzelf ontworpen, maar die meestal te kostbaar waren voor Tilly's beperkte middelen, en die Tilly ter zijde moest leggen met een zucht van onbevredigd verlangen.
- Nu ja, zei dan de vriendelijke juffrouw, 'k heb ook wel iets anders voor U, dat niet zoo prijzig is. En altijd ging Tilly tevreden de winkel uit.
Voor den winkel in te gaan keek ze eerst, of er in de étalage ook iets
| |
| |
lag, dat haar beviel, en bijna dadelijk viel haar oog op een kleed, dat al begonnen was, en dat ze prachtig vond.
- 'k Zal gauw klaar zijn vanavond, dacht ze, want dàt kleed neem ik, ook al is 't misschien wat duur!
Haar lusteloosheid had ze weer geheel overwonnen, en met een glimlach op haar gezicht, stapte ze den winkel binnen.
Er waren verscheidene menschen in den winkel, en daar Tilly zag, dat de eigenares bezig was, hield ze zich wat achteraf, want ze wilde liever door haarzelf geholpen worden.
Maar opeens ontstelde ze. Ze hoorde een bekende stem. Teddy's stem! Daar, met zijn rug naar haar toe, stond Teddy! Naast hem stond zijn vrouw, ze waren samen bezig kleuren uit te zoeken voor een handwerk. Teddy had smaak. Hij had veel verstand van handwerken. Dikwijls had hij Tilly raad gegeven met het kiezen van kleuren. Eens, zes jaar geleden, had hij met haar aan dezelfde toonbank gestaan om een zijden kussen te koopen. En nu stond hij daar met een andere vrouw. Zijn vrouw! Nooit in al die zes jaren had Tilly hem meer ontmoet. Hij was volkomen uit haar leven verdwenen. Ze had alleen gehoord, dat hij naar Amsterdam vertrokken, en kort daarop getrouwd was, en dat hij twee kinderen had.
Ze had dikwijls zoo naar hem verlangd! O, wat had ze wel willen geven om hem weer eens te spreken, zijn lach weer eens te hooren. Als het haar maar eens vergund was geweest om Teddy's vriendelijke gezicht te zien! Zijn lieve, goedige oogen!
Nu stond hij daar met die andere vrouw. Tilly voelde haar beenen machteloos worden. Onmogelijk weg te loopen. Ze zocht steun tegen de toonbank. Teddy's lach! Teddy's stem!
- Hoe bonter de kleuren, hoe beter! Niet zooveel geel! Dat groen! Nee, Dora, geen bruin, dat bederft 't effect totaal!
- Wordt U geholpen, dame? Gut, wat ziet U wit! Wordt U niet goed?
Nu scheen iedereen naar Tilly te kijken. Behulpzame handen werden naar haar uitgestrekt.... Ze vluchtte den winkel uit.
De Kerstvacantie was niet heelemaal zoo prettig, als Tilly zich had voorgesteld. Moeder gevoelde zich weer minder wel, ze klaagde over hoofdpijn en vermoeidheid.
De werkvrouw, die anders drie maal in de week kwam, bleef verscheidene dagen weg, omdat haar man ziek was. Tilly had het dus heel druk met allerlei huishoudelijk werk. Ze deed haar best het zoo vlug mogelijk te doen, maar toch jammerde moeder den heelen dag, dat ze niets aan haar had.
Het handwerk, dat Tilly in een winkel in de buurt had gekocht, scheen
| |
| |
moeder niet te bevallen. Ze zei wel, dat ze 't heel mooi vond, maar Tilly merkte al gauw, dat 't niet in den smaak viel.
En zelf was Tilly ook voortdurend in een gedrukte stemming. Ze kon die episode in den handwerk-winkel maar niet vergeten.
Zou Teddy haar herkend hebben? Iedereen had zoo naar haar gekeken! Of verbeeldde ze zich dat maar? Misschien had de eigenares Van den winkel wel iets gezegd: ‘Die dame koopt hier veel, ze heet Juffrouw Branders!’
Ze had er zoo sjofel uitgezien met haar ouden regenmantel, en Teddy's vrouw was zoo keurig gekleed. Ze had smaak zich te kleeden, die Dora!
Hoe kwam het, dat Teddy weer in Den Haag terug was? Zou hij voor goed in Den Haag blijven? Dan zou ze hem misschien telkens ontmoeten. Misschien zou ze hem spreken. Hoe vreemd zou 't haar aandoen, als hij haar onverwachts aansprak. Nee, dat zou hij niet doen. Niet na al die jaren! Maar toch, maar toch.... Ze hadden zoo innig veel van elkaar gehouden!
Tilly leefde als in een droom. Moeder merkte het, dat ze stil was.
- Tilly, Tilly, wat ben je toch stil! En 'k geloof, dat je niet eens naar me geluisterd heb, toen ik je verteld heb, dat Mevrouw Schaffelaar een nieuwe dienstbode heeft!
Tegen het einde van de Kerstvacantie schreef Greta Tilly, dat ze het zeer op prijs zou stellen, als Tilly de laatste dagen van de vacantie alvast wat vooruit zou willen werken met Frits.
Moeder barstte in tranen uit, toen Tilly haar Greta's briefkaart voorlas.
- Je gaat niet! Je gaat niet! snikte ze, Hoe durft Greta 't je te vragen! Laat Jan met Frits werken, als 't noodig is! Of laat die groote jongen alleen werken! Een jongen van vijftien, zestien jaar, die nog aan zijn huiswerk geholpen moet worden!
Het kostte Tilly veel moeite moeder te kalmeeren, en ten slotte beloofde ze haar, dat ze niet naar Frits zou gaan, voordat de school weer begonnen was.
| |
VIII.
In haar hart nam Greta het Tilly wel wat kwalijk, dat ze had durven weigeren de laatste vacantie-dagen met Frits te werken, maar ze vond het verstandiger niets te zeggen. Je moest oppassen met Tilly! Je kon meer van Tilly gedaan krijgen met vriendelijkheid dan met boosheid. Wèl besloot ze er goed op toe te zien, dat Tilly's ijver niet verslapte. Ze had nu gezien, dat er met Frits wel wat te bereiken was, als hij maar aangepakt werd, en als het eenigszins in haar macht lag, zòu Frits aangepakt worden, en niet alleen tegen den tijd, dat de repetities begonnen,
| |
| |
maar van de beginne af aan! Zij ontzag zichzelf niet, maar zij had ook het recht te eischen, dat anderen hun plicht deden.
En weldra had ze reden tot ontevredenheid.
Om het moeder zoo aangenaam mogelijk te maken, had Tilly het huishouden wat anders ingericht. Al het huishoudelijk werk, dat ze anders na het eten deed, stelde ze uit tot den volgenden morgen. Ze moest dan wel wat vroeger opstaan, maar moeder sliep dan nog, en had haar dus niet noodig, en ze bereikte er mee, dat ze veel vroeger met Frits kon beginnen, en dus ook weer eerder thuis was. Zoodoende kon ze ook nog wat tijd aan moeder wijden. Voor ze het huis verliet, installeerde ze moeder zoo gezellig mogelijk op haar slaapkamer. Ze zette een schemerlampje bij moeder neer, stak het gaskacheltje aan, en gaf moeder wat lichte lectuur.
Meestal dommelde moeder dan al gauw in, en de eenzame uren vielen haar dan niet zoo zwaar.
Die nieuwe regeling beviel Greta maar half. Ja, natuurlijk, ze was er op gesteld, dat Tilly tijdig kwam, maar het was toch geen manier zóó vroeg te komen. Nauwelijks waren ze klaar met eten, of Tilly belde aan.
Op zekeren avond was Greta nog bezig de dienstbode te helpen het tafellaken op te vouwen, toen Tilly al verscheen.
- Je komt iedere dag vroeger! zei ze onvriendelijk. Hoe vroeg eten jullie wel niet? Je moet toch zeker ook nog eerst je vaten wasschen?
Tilly gaf geen antwoord.
- 't Is niet goed voor kinderen dadelijk na het eten hersenarbeid te doen, vervolgde ze, terwijl ze een kleur kreeg van boosheid, omdat Tilly geen antwoord gaf.
Nog zei Tilly niets. Haar gezicht was strak.
Als de dienstbode niet in de kamer geweest was, zou Greta zeker iets hatelijks gezegd hebben, maar ze hield zich in.
Den heelen avond bleef Greta uit haar humeur. Ze nam wraak door Tilly voortdurend in de tegenwoordigheid van de kinderen kleine terechtwijzingen te geven, maar Tilly bleef volkomen kalm en onbewogen.
Klokslag negen uur stond Tilly op, Frits den raad gevende zijn aardrijkskunde les zelf nog eens flink door te nemen.
- Ga je nu al weg? verwonderde Greta zich.
- Ja, antwoordde Tilly kort, ik heb haast, en ze vertrok.
Die avond gaf Greta, toen zij en Jan naar bed gingen, haar verontwaardiging lucht.
- En dan die malle haast om weg te komen! klaagde ze. Je zou zeggen, dat er een vrijer op haar te wachten liep!
- Ik wou, dat het waar was! zei Jan.
- Dat er een vrijer op haar liep te wachten? spotte Greta.
| |
| |
- Nu ja, ik bedoel, dat ik wou, dat Tilly nog eens tot een huwelijk kwam.
- Tilly nog trouwen? 't Idee! Nee, die trouwt niet, dat is nu een echte, geboren ouwe vrijster!.... Ja, indertijd is ze geëngageerd geweest, maar dat dàt af is geraakt, heeft me nooit verwonderd.
- Dat was vader zijn schuld.
- Och wat! Net of een jonge man zich stoort aan een vader. Wel nee, Teddy de Roo was veel te blij, dat hij er af kon.
- Dat is niet waar. Als vader niet.... Maar wat doet het er toe! Er is toch niets meer aan te veranderen.
- Dat was nu echt Jan weer, dacht Greta vol ergernis. Eerst maakte hij je gaande, begon je iets te vertellen, dat je zes jaar lang zoo dolgraag had willen weten, en dan was het: ‘Wat doet het er toe!’ en dan hield hij z'n mond!
Maar zoo liet ze zich niet afschepen!
- Nu wat heeft je vader indertijd gedaan? drong ze aan.
- Och, vader had iemand anders op het oog voor Tilly, antwoordde Jan, die spijt had, dat hij gesproken had. Hoe hij Teddy z'n congé heeft gegeven, weet ik niet precies, maar in ieder geval schijnt 't hem gelukt te zijn, Teddy er toe te brengen zijn bezoeken te staken, en Tilly met rust te laten.
- Had hij iemand anders op het oog? Wie was dat dan wel? Zooveel kennissen hebben jullie toch niet!
- 't Was Verheuvel.
- Wat! Ver heuvel! Jouw compagnon!
- Ja!
- 't Idee! Hoe kwam de goeie man er bij! Te denken, dat Verheuvel om Tilly zou komen!
- Nu, hij maakte genoeg werk van haar. En zooals je weet, hij is nooit getrouwd.
- Gut, hoe romantisch! Maar waarom heeft hij Tilly dan nooit gevraagd? Of wil je soms zeggen, dat zìj niet wou?
- Tilly hield van De Roo.
- Nu, Teddy heeft zich gauw kunnen troosten. Een knappe vrouw, die Mevrouw De Roo! Och, en het is misschien maar beter zoo. Nu Teddy zoo'n schitterende positie heeft, heeft hij een vrouw noodig, waar wat bij zit. Tilly is een goed kind, maar hoe zou die diners en partijen kunnen geven, en een groot huis met veel personeel kunnen besturen? Daar zou ze immers niets van terecht brengen. Nu ze weer in Den Haag wonen....
- Is Teddy weer in Den Haag terug? vroeg Jan verwonderd. Zou Tilly dat weten?
Greta had het nieuwtje dienzelfde dag pas vernomen, maar ze antwoordde
| |
| |
met minachtende verbazing in haar stem om zooveel onwetendheid:
- Natuurlijk weet Tilly dat! Iedereen weet het. Behalve misschien jij, maar jij weet ook nooit iets!
- Arme Tilly! zuchtte Jan, en Greta knipte het licht uit.
| |
IX
De Januari-maand scheen eindeloos. Het weer was somber, en koud. De winter duurde nu al zoo lang. Reeds in November was het begonnen te vriezen. Sneeuwstormen en regen waren gevolgd, en zoo was het den heelen winter doorgegaan, één reeks van onaangenaam, slecht weer.
Tilly begon het zoo moe te worden 's morgens op te staan, als het nog donker was, om haar zware taak te hervatten.
Ze had in zoo lang de zon niet gezien, en het eentonige van de sombere kou maakte haar treurig en moedeloos.
En het ergste was, dat ze in den laatsten tijd zich weer zoo ongerust begon te maken over moeders toestand. Moeder ging ongetwijfeld achteruit, zoowel lichamelijk als geestelijk. Ze was veel zwakker geworden, en had last van hoofdpijn, iets, waar ze vroeger nooit over geklaagd had.
En moeder, die vroeger zoo trotsch op haar huisje was geweest, verwaarloosde het huishouden schromelijk. 't Kon haar blijkbaar niet meer schelen. En feitelijk stelde ze nergens belang meer in. Met groote moeite slaagde Tilly er in, haar ertoe over te halen wat te lezen, of te handwerken.
Dikwijls gebeurde het, dat als Tilly om vijf uur thuis kwam, moeder verzuimd had de aardappelen te schillen, en de groente schoon te maken. Dit was de eenige taak, die er nog van haar gevergd werd, en zeker waren zelfs haar krachten dààr nog wel tegen opgewassen.
Zonder mopperen zette Tilly zich dan aan het werk. Moeder, berouwvol, omdat ze zoo vergeetachtig was geweest, hielp dan ijverig mee, en smeekte Tilly onder tranen het haar toch maar te vergeven.
Het vervulde Tilly met een bijna ondragelijk medelijden, moeder zoo deemoedig en bedroefd te zien, en ze wist nauwelijks wat ze doen zou om haar te troosten.
Maar niet altijd was moeder meegaand en gemakkelijk; soms ook kon ze heel lastig en koppig zijn, en dan wist Tilly geen raad met haar.
Op zekeren avond, toen Tilly, voor zij zich gereed maakte naar Frits te gaan, moeder zooals gewoonlijk naar bed wilde brengen, weigerde moeder naar haar slaapkamer te gaan.
- Nee, zei ze koppig. Ik ga niet naar bed. Dan val ik maar in slaap, en dan slaap ik vannacht niet. Ik lig tegenwoordig heele nachten wakker. Ik blijf op, en jij moet bij mij blijven, Tilly!.... Nee, Tilly, ik wil heusch
| |
| |
niet naar bed, ik doe het niet! Doe die gaskachel maar weer uit, hoor! Ik blijf hier in de kamer.
Tilly keek moeder hulpeloos, en als besluiteloos aan. Weer een nieuwe moeilijkheid! Wat moest ze nu in Godsnaam toch doen!
Toen, opeens overweldigde het haar. Ze barstte in tranen uit.
Het was nu moeder, die troostte. Ze had haar arme, lieve Tilly verdriet gedaan.
- Tilly, lieveling, niet huilen, niet huilen! 'k Zal het je niet meer moeilijk maken! Je hoeft niet om mij thuis te blijven! O, Tilly, ik schaam me zoo, dat ik zoo veeleischend voor je ben. Maar ik zal nu beter oppassen, hoor!
Met bevende handen streelde moeder Tilly, ze trok haar naar zich toe, en kuste haar. Alles, alles wilde ze wel beloven, als Tilly maar ophield met huilen.
En eindelijk was Tilly's huilbui bedaard. Ze glimlachte tegen moeder, en kuste haar.
- Ik blijf vanavond thuis, zei ze. Want opeens gevoelde ze zich doodmoe, het zou haar onmogelijk geweest zijn dien avond naar haar broers huis te gaan. Ze had den heelen dag al hoofdpijn gehad, en haar schreien had haar uitgeput.
Moeder durfde nauwelijks blij te zijn, dat ze zoo onverwachts haar zin gekregen had, en ze deed zelfs nog een flauwe poging om Tilly over te halen toch maar heen te gaan.
Tilly bleef echter thuis. Ze was heel stil dien avond, telkens dwaalden haar blikken naar moeder, die gerustgesteld, en tevreden nu met haar breiwerk bij de kachel zat.
Ze had eindelijk een besluit genomen. Ze had al te lang gewacht. Morgen moest de dokter voor moeder komen.
- Wat kon een dokter voor haar moeder doen? had ze vroeger gezegd. Maar toch.... Die goede, ouwe Dr. Wouters was zoo vriendelijk, ze verlangde naar hem; als iemand haar kon helpen, kon hij het. 't Zou al zoo prettig zijn eens vertrouwelijk met hem te spreken. Nu, morgen kwam hij, dat stond vast.
Den volgenden morgen belde Tilly op haar kantoor eerst Dr. Wouters op, en daarna haar schoonzuster.
Hoe moedig was ze, als ze telephoneerde! Dan liet ze zich niet intimideeren door Greta! Kortweg zei ze, dat ze niet had kunnen komen den vorigen avond. ‘Waarom niet? Waarom niet?’ klonk het driftig. ‘Zal ik je vanavond wel vertellen! 'k Heb nu geen tijd,’ antwoordde Tilly, en beëindigde het gesprek.
's Middags tegen den tijd, dat ze de dokter verwachtte, werd ze weer
| |
| |
wat onrustig. Als de dokter eens zei, dat moeder ernstig ziek was! Misschien was moeders toestand wel veel erger dan ze gedacht had. Als hij haar eens verweet, dat ze zoo lang gewacht had! En als hij eens verklaarde, dat moeder niet thuis verpleegd kon worden! 't Was immers altijd moeders schrikbeeld geweest, dat ze weer opgenomen zou moeten worden in een inrichting!
Maar toen Dr. Wouters tegenover haar in de huiskamer zat, en haar vriendelijk toesprak, vatte ze weer moed.
Hij deed haar eenige vragen, en hield zich toen verder bezig met de patiënt. Tilly luisterde toe, vol spanning.
Eindelijk was hij klaar. Hij schudde het hoofd, maar hij glimlachte.
- Ja, Tilly, ik schud m'n hoofd. Ik schud m'n hoofd, omdat jij zoo'n domme meid bent om je ongerust te maken, en ook omdat je goeie moeder zich zulke dwaze dingen in haar hoofd haalt. Die is me nota bene bang, dat ze haar in een gesticht willen opsluiten! Wel, ik geloof niet, dat er in het heele land een gesticht is, waar ze haar zouden willen hebben. De dokter bleef nog eenige tijd wat babbelen, en het verwonderde Tilly, dat moeder zoo opgewekt en gewoon meepraatte. Toen stond hij op om te vertrekken.
Maar in de gang hield hij Tilly staande. Hij keek haar ernstig aan.
- Het gaat hier zoo niet, Tilly, zei hij. Je hoeft niet te schrikken, je moeder kan thuis blijven, maar ze mag niet de heele dag alleen zijn. Ik begrijp wel, dat jij je betrekking niet op kan geven, maar er moet wat op gevonden worden. Je moet hulp nemen. Je kunt gemakkelijk iemand krijgen, die je moeder overdag wat gezelschap houdt, en het zou 't beste zijn, dat jij 's avond bij haar bleef. Ook voor jezelf. Op den duur houd je het niet vol je zoo af te sloven. En waarom zou je ook? Je broer kan z'n zoontje z'n werk toch immers wel laten maken bij een leeraar. Ik weet wel iemand voor hem. Vijftig à zestig gulden in de maand, dat zal je broer zoo'n ijselijkheid niet vinden!
Tilly kreeg een kleur. Vijftig à zestig gulden! Wat zou Greta zeggen, als ze dat hoorde!
- Frits is zoo aan mij gewend, zei ze verlegen.
- O, gekheid! Onzin!
- Jan doet zooveel voor mij, dit is het eenige, wat ik voor hem kan doen.
- Je broer moest zich schamen, dat hij wil dat je zooveel van je krachten vergt. Maar het moet nu uit zijn. Op die manier werk je jezelf in de grond.... Dus je hebt me goed begrepen, je broer moet er voor zorgen, dat je moeder overdag gezelschap krijgt, en hoe hij wil handelen ten opzichte van z'n zoontje kan me niet schelen, als jij 's avonds maar je rust neemt!
| |
| |
- O, maar het zal zoo duur zijn om een juffrouw bij moeder te nemen, en dan nog een leeraar voor Frits!
- Duur! Trek je daar niets van aan! Ik weet toevallig, dat je broer er financieel heel goed voor staat. Maar als je er tegen opziet de zaak zelf met je broer te bespreken, zal ik het wel doen.
Tilly schrok. - Nee, nee, haastte ze zich te zeggen, het is beter, dat ik dat zelf doe. Wat zou Greta dàt kwalijk nemen.
- Greta! Kwalijk nemen! Greta kan voor mijn part.... Nee, nee, ik ben heelemaal niet bang voor Greta!
Tilly glimlachte. Alweer iemand, die niet bang was voor Greta! Vroeger had ze haar vader dikwijls hooren zeggen, dat hij niet bang was voor Greta. Moeder, die toch niet van de dappersten was, had, bij voorkomende gelegenheden, moedig verklaard, dat ze niet bang was voor Greta. Zijzelf had meer dan eens gezegd: ‘Ik ben heusch niet bang voor Greta!’ Zelfs Jan zou wel eens iets dergelijks gezegd hebben, en nu was zoo waar de dokter ook al niet bang voor Greta!
- Wat ben ik toch een heldin! zei Tilly tegen zichzelf, toen ze, op weg naar Jan en Greta, al vast eens repeteerde, wat ze zeggen zou. ‘Zeg, Greta zou ik misschien Jan even alleen kunnen spreken?’ Ze zag Greta's verbaasde gezicht al. ‘Alleen? Gut, waarom?’
Natuurlijk zou het er op uitloopen, dat Greta ook bij het onderhoud aanwezig zou zijn, en waarom ook niet? Jan had immers geen geheimen voor haar. En ze moest het tòch weten.
't Ging ongeveer zooals Tilly verwacht had. Greta liet Jan, die op zijn kamer werkte, roepen. De kinderen werden de kamer uitgestuurd, en Tilly moest haar gewichtig nieuws vertellen.
Daarna nam Greta de leiding. Ze had Tilly laten uitpraten, maar ondertusschen had ze haar antwoord al gereed.
- 'k Wou, dat ik die dokter eens sprak. Een mooi plan, dàt moet ik zeggen! Moeder moet een gezelschapsjuffrouw hebben! Daar moet dan zeker een kamer voor ingericht worden. Zeker, dat zal prachtig gaan. Je hebt nog een kamertje over. En als je nu maar een hoop geld wilt uitgeven, kan je daar een keurige slaapkamer van maken. Dan komt er nog het loon van dat meubel bij,.... en de kost niet te vergeten, en wat er nog bijkomt. Dat kost zoo bij elkaar een kleine duizend gulden per jaar! 't Komt er zeker niet op aan, wie het betaalt, hè! De aangewezen weg zou natuurlijk zijn een patiënt als moeder in een inrichting te doen. Wat daar op tegen is, kan ik me niet begrijpen, 't zou in ieder geval afdoend zijn. Je begrijpt toch wel, al had je een goeie juffrouw bij moeder, dat het toch geen stand zou houden. Wie houdt het op den duur uit bij zoo'n zenuw-patiënt!
| |
| |
Tilly, zacht en verlegen, kwam nu met haar eigen plan aan. Ze zei, dat ze zou probeeren iemand te vinden, die moeder overdag zou oppassen, als zij op het kantoor was - dat kon toch zoo duur niet zijn. 's Avonds zou ze zelf thuis blijven.
Maar, o, nu kwam het moeilijkste! - Nu moest ze zeggen, dat ze niet meer met Frits kon werken!
Opzettelijk wendde ze zich tot Jan, maar het was steeds Greta, die antwoordde.
- Die dokter heeft mooi praten met z'n leeraar van vijftig of zestig gulden in de maand. Dat is nogal geen kleinigheid! En denk je, dat ik zoo'n vreemde kerel hier aan m'n huiskamertafel zou willen hebben?
- O, nee, glimlachte Tilly, Frits zou natuurlijk naar de leeraar heen moeten gaan.
Dit laatste deed de maat overloopen.
- Frits 's avonds uitsturen om z'n huiswerk te maken! Een jongen, die toch al moeite heeft om klaar te komen! Nu wordt het hoe langer hoe mooier! Greta had moeite uit haar woorden te komen, zoo boos was ze.
Maar laten we er maar niet langer over praten! 't Kan niet! 't Gebeurt niet!
Tilly keek Jan aan. Er waren tranen in haar oogen. Och, wat verwachtte ze eigenlijk van Jan? Als Greta niet wilde meewerken!
Jan speelde zenuwachtig met een potlood, dat hij liet wiebelen tusschen twee vingers.
- Ja, zie je Tilly, zei hij, 't is een moeilijk geval. Dat begrijp je zeker ook wel. Er zijn bezwaren.... 't is heusch niet alleen het geld.... 'k moet er nog eens over nadenken. Denk niet, dat ik je in de steek laat, maar....
Greta wierp een blik op de klok.
- Nee maar, al bij achten! Ik ga Frits roepen, hoor!
Tilly stond op.
- Ik ga weg, zei ze.
- Weg!! Maar Tilly! En Frits dan!
Tilly kon nauwelijks spreken. Ze knikte. Ze had den strijd tegen Greta verloren, en ze wist, dat door nu naar huis te gaan, ze nooit meer op Greta's steun kon rekenen, maar toch ging ze. Haar besluit was genomen. Ze moest zich alleen door haar moeilijkheden heenslaan.
Toen ze weer op straat liep, besefte ze pas recht, hoe groot die moeilijkheden waren. Nu stond ze alleen. Van Jan, die haar kon helpen, hoefde ze niets te verwachten.
Ze keek op in de koude, heldere lucht. Wat flonkerden de sterren! Ze moest huilen, toen ze tuurde in dien onmetelijken sterren-hemel. Zoo klaar en stil was de winternacht, en zoo treurig en kommervol haar hart.
| |
| |
| |
X
Toen Tilly, nu ongeveer drie jaar geleden, haar intrede deed op het kantoor van de firma Molenaar en Kok werd er aan juffrouw Klaassen opgedragen haar op de hoogte te brengen van haar werk. Juffrouw Klaassen was zeer ingenomen met de nieuweling. Ze had dadelijk een groote bewondering voor Tilly opgevat. Ze wilde niets liever dan vriendschap sluiten met Tilly, haar meetronen naar huis, en al haar huisgenooten laten zien, hoe een aardig, lief meisje haar nieuwe vriendin was.
- Ik heet Truus, hoor! had ze den eersten dag al hartelijk gezegd. Zoo kwam het, dat ze elkaar van de beginne af aan bij den naam noemden. Maar verder wilde de vriendschap niet vlotten. Truus was toeschietelijk genoeg, maar ze stuitte steeds op een zekere reserve bij Tilly, die ze niet kon overwinnen.
Wat het was, wist ze niet; 't was niet, dat Tilly trotsch was, integendeel, ze was lief en vriendelijk, maar ze was zoo stil, zoo teruggetrokken.
Tilly wist niet eens, dat Truus haar zoo bewonderde, zoo haar vriendschap zocht. Ze leefde in haar eigen wereldje, en ze had zoo volop haar eigen zorgen, en er drukten zooveel plichten op haar, dat er geen tijd overschoot voor andere belangen.
Truus moest er zich dus maar mee vergenoegen Tilly thuis te beschrijven aan haar huisgenooten met zoo'n omhaal van woorden, dat haar vader haar ten slotte verzocht, dat wonder van schoonheid en knapheid eens mee naar huis te brengen, of hun anders die verhalen, die op den duur verveelden, te sparen!
Steeds wendde Truus zwakke pogingen aan Tilly te imiteeren, en haalde zich hierdoor den spot van haar broers en zusters op de hals.
- O, als ik zulk haar had als Tilly, dan bedacht ik me niet langer, dan ging 't er af! zuchtte ze
- Wel zeker, meid, waarom niet? spotte haar broer Piet. Je moet je een korte kop laten knippen, 't kan je moeilijk leelijker maken dan je al bent!
Die winter droeg Tilly op kantoor een zwarte rok met een eenvoudige wit flanellen blouse, en ze zag er altijd zoo keurig mee uit, dat Truus haar moeder er over raadpleegde, of zij zich ook niet zoo'n stelletje zou aanschaffen.
Haar moeder schudde het hoofd.
- Nee, meid, dat is niks voor jou! Een witte blouse is netjes, als die wit is, maar jij maakt je altijd zoo toe, en wit is zoo besmettelijk! Je zou eigenlijk twee blouses moeten koopen, en die tegen elkaar in dragen, en om de andere dag een schoone aandoen. Gewoon gekkewerk! En dan, zoo'n witte blouse blijft niet wit, als je 'm ééns gewasschen hebt, is die geel. Ik begrijp niet, hoe andere menschen dat hebben. Ik kan toch helder
| |
| |
wasschen, maar hoe ik ook m'n best er op deed, vroeger had ik jullie witte jurken dadelijk bij de eerste keer, dat ik ze waschte, al bedorven; ik ben er dus maar mee uitgeschejen.
- Nu, dan maar niet! berustte Truus. Maar als witte blouses dan onbereikbaar voor haar waren, zou ze toch in ieder geval zich andere kousen aan gaan schaffen. Die goedkoope kunstzijden kousen, die zij en haar zusters droegen, waren toch niet je ware; Tilly droeg gewone fil d'Ecosse kousen en eenvoudige schoenen, en zoo keurig als ze er aan haar beenen uitzag!
Een anderen keer gaf Truus als haar voornemen te kennen, dat ze zich een zwarten mantel ging koopen.
- Wat! alweer een mantel! riep haar vader uit. Hoeveel mantels heb je in Godsnaam noodig? Jullie verdienen te veel geld tegenwoordig, dat is de heele zaak.
- Gut, Truus, zou je dat nou wel doen? zei moeder. Je bruine mantel is toch nog zoo best.... En zwart! Dat zal je niks staan. Zoo ouwelijk!
- Tilly Branders heeft natuurlijk een zwarte mantel, smaalde haar zuster Toos.
- Ja, zei Truus kalm. Een zwarte mantel met licht grijs bont. 'k Wou, dat je eens zag, hoe chic dat staat! Echt fijn!
Den volgenden dag was Truus erop uitgegaan om haar zwarten mantel te koopen, en deed de ervaring op, dat zwart totaal niet gedragen werd dat jaar. Maar Truus had nu eenmaal haar zinnen gezet op een zwarten mantel, ze mòest en zòu er een hebben. Ten slotte kocht ze een mantel die haar veel te groot was, en waar veel aan veranderd moest worden. Er was geen licht grijze kraag op, maar dat was volgens de winkeljuffrouw geen bezwaar, men kon er immers wel een losse bontkraag op dragen. En nu werden er Truus verscheidene blauw-grijze, langharige bontkragen getoond, die geen van allen genade vonden in haar oogen. Steeds kwam de winkeljuffrouw aandragen met meer kragen, die ze met een kort rukje uitschudde, en met een air van losse onverschilligheid om haar eigen schouders sloeg. Eindelijk, tot wanhoop gedreven, deed Truus een keuze, waar ze al spijt van had, voor ze den winkel uit was.
Het was werkelijk buitengewoon moeilijk Tilly te imiteeren!
Tilly kwam nooit ook maar een minuut te laat op kantoor.
- Hoe ze 't 'm lapt, begrijp ik niet, placht Truus tegen haar moeder te zeggen, maar die meid kan 't altijd precies afmikken, dat ze nooit te vroeg of te laat is!
- Jij zou ook op tijd kunnen zijn, als je opstond, als je vader je riep! verweet haar moeder haar dan. In ieder geval zou 'k nou maar gaan, beter te vroeg dan te laat.
| |
| |
- Te vroeg, daar heb ik ook niet aan, en de klok hier is altijd een half uur voor.
- Dat was hij gisteren, maar vandaag heeft je vader 'm gelijk gezet.
- Ja, maar daarnet heeft Piet er aan gescharreld. Hij is nu weer voor!
- Niet waar, hij is juist achter!
- En ik zeg, dat hij voor is!
't Eind van het lied was meestal, dat Truus toch weer te laat, een beetje geagiteerd, en ademloos op haar kantoor kwam.
Tilly, de volmaakte, zat ijverig en kalm op haar plaats te werken.
Ook verwonderde het Truus ten zeerste, dat Tilly, die zooveel vlugger werkte dan zij, nooit fouten maakte. Zijzelf placht altijd te zeggen; ‘Gauw en goed zijn twee!’ Zij nam behoorlijk den tijd voor haar werk, en maakte tòch fouten. ‘Fouten zijn er voor om gemaakt te worden!’
Af en toe, als ze 't al te bont maakte, werd ze bij den directeur geroepen, maar daar trok ze zich bitter weinig van aan. Ze vatte zoo'n standje vrij luchtig op, en had altijd een antwoord gereed. Meestal kwam ze glimlachend weer in de kamer terug, en deed Tilly, proestend van het lachen, verslag van het onderhoud.
- O, Truus, hoe durf je zulke dingen te zeggen! verwonderde Tilly zich. Ben je niet bang, dat je nog eens ontslagen wordt?
- Wel nee meid! Ontslagen! Ga weg!
Ja, 't geduld van de directeur was onuitputtelijk, want in weerwil van al haar tekortkomingen, werd ze toch niet ontslagen.
(Wordt vervolgd).
|
|