Elseviers Geïllustreerd Maandschrift. Jaargang 39(1929)– [tijdschrift] Elsevier's Geïllustreerd Maandschrift– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 405] [p. 405] Klein verhaal, door Piet Reijne. De donkre dennen stijgen traag. In een gehucht, verwijderd, blinkt een licht en waar de heide helt, verschijnt een man groot aan de avondlucht en komt met lange schreden dalend over 't veld. Een loome geur, lupinen, drijft hem tegemoet. Zoo was het gisternacht: hetzelfde zwaar aroom omving hen hier. Hij zei: straks zijn wij thuis. - Hun bloed drong zacht. De heuvels waren ver: een witte droom. Nu voert een trein haar weg, voorgoed. Misschien ziet zij dezelfde lage ster: het laatste triest verband. Zij liep naast hem dit scheemrend pad der hei.... een grijze weemoed drijft hem naar den dennenrand, Die donker is. Hij weet dat hij niet keeren kan naar 't huis, waar hem haar nacht vertrouwd en ruischend is geschied, waar ieder ding nog staat in den geheimen ban, waarin haar slanke hand het roerloos achterliet: Het fijn-geslepen glas, waar zij het laatst uit dronk, de lage stoel, die zij bij 't raam geschoven heeft, Het bed, het kussen, waar haar hoofd in zonk en waar nog laat iets van haar geur in leeft. - Hij zal het huis dan laten zooals zij 't verliet. En dezen nacht verzwerft hij vreemd. Het leven went niet meer; en morgen reist hij ver en leeft hij zijn verdriet waar menschen zijn, van wie geenéén hem kent. - Vorige Volgende