Elseviers Geïllustreerd Maandschrift. Jaargang 38(1928)– [tijdschrift] Elsevier's Geïllustreerd Maandschrift– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 325] [p. 325] Novembernevel, door Hélène Swarth. I. Novembernevel breidt zijn duivegrijzen Fluweelen mantel voor den horizon. En, heffend de armen voor dien voorhang, rijzen De bronzen boomen ter verborgen zon. Terwijl hun broeders, kalm gelaten wijzen, Naar de aard gebogen, waar hun heil begon, Hun brooze tooi van bladguirlanden wijzen, Die laag de laan met loofgoud overspon. - ‘Beschermd voor stormen, die uw trots doorvlogen, Versieren wij met gulden bladerbogen De herfstlijke aard, waaruit wij leven zogen En strooien goud als voor een lentebruid. Hoe strekt gij nog naar zonverlaten hoogen In dwaze hoop uw smeekende armen uit? [pagina 326] [p. 326] II. - ‘O zonaanbidders! leert uw hoop vergeten. Onze oude gouden koning Zon is dood, Op wolkenveld verslagen en versmeten, In grijze lijkwa, onder zerk van lood, Gebed door mist, bij rouw van ravekreten En nimmermeer verblijdt ons morgenrood.’ Doch zingen zacht de hooge zonprofeten: - ‘Eens keert hij weer in purpren zegeboot!’ Uit bleeken nevel leken stille tranen. De fulpen mist wordt licht als duivedons. Een zilverschemer vlot door al de lanen, Weerspiegeld dankbaar door het stammenbrons. - ‘Hij leeft! hij is! werpt weg uw sombre wanen! Ver weg, onzichtbaar leeft de Zon voor ons!’ Vorige Volgende