| |
| |
[pagina t.o. 1]
[p. t.o. 1] | |
| |
| |
| |
De reclameplaat,
door W. Steenhoff
ZOU misschien de affiche, of de reclameplaat, niet de bij uitstek aangewezen kunstvorm voor onzen tijd zijn te achten? Of het meest reden van bestaan kunnen hebben? Een overweging slechts....
Dat de kunst (of wat daarvoor wordt aangezien) een tijdperk van verval doormaakt, werd reeds, een goede veertig jaar geleden, beweerd door een franschen schrijver, wiens naam me ontschoten is, maar die toen als gezaghebbend klank had. En hier was het - ook al heel wat jaren geleden - Jozef Israëls, die getuigde: ‘wij zijn schilders van den twijfeltijd en van de vreugdelooze handelingen.’ ('t Was, meen ik, nà zijn reis door Spanje) Die twijfelmoedigheid is er sinds niet sterk op verminderd, evenmin valt er nog veel te bespeuren van een meer vreugderijke, onbevangen handeling! Integendeel, onrust en ongedurigheid kenteekenen het kunstbedrijf thans meer dan ooit. Hoe herhaaldelijk zagen we niet in de laatste jaartientallen de kunst van kleedij verwisselen - telkens weer bleek het nieuwe pak te sleetsch of ondraagbaar. Het is anders dan in de werkelijkheid! Wanneer een nieuwe hoed, of een paar nieuwe schoenen aanvankelijk wat knellen, worden ze eenigen tijd dóórgedragen, uit de ondervinding, dat de vorm zich van zelf gaat zetten naar den bouw van hoofd of voeten. De omhulling heeft zich aan te passen, wordt in een bepaalden vorm gedwongen door de eigen-geaardheid der lichaamsdeelen - wel te verstaan van een levend wezen, niet van een ledepop!
Als we nu de kunstgeschiedenis nagaan, zien we hoe telkens weer de vormen evolueeren tot een bepaalde gesteldheid, zich voegend naar den innerlijken, levenden, groei. Heden echter is de uiterlijke gedaantevorming alweer voor een andere verwisseld vóór ze eenige kenteekens heeft vertoond van dien innerlijken groei, zoodat we eerder aan een bekleede ledepop kunnen denken.
En waar die cameleon-achtige toestand zoo lang aanhoudt, kon de overweging, waarmee dit artikel aanvangt, dus bij ons opkomen.
In dezen tijd van nuchtere werkelijkheid is allereerst vraag naar een product, dat praktisch zin heeft, dat te benutten is tot eenig tastbaar doel. Zelfs in het roemruchte tijdperk van de O.W.ers hebben we 't beleefd, dat de toen plotseling oplevende kunstzinnigheid ook al geleid werd door dien praktischen zin! De vraag naar kunst - naar oude kunst hoofdzakelijk, die ‘safe’ is - was ongekend.
Dat toegepaste, of gebruiks-kunst, in de laatste tijden aan 't floreeren
| |
| |
ging, wijst op een toenemende vraag naar dit artikel: een kunstvoortbrengsel en te gelijk een voorwerp, dat te utiliseeren is. Men is er zoo nooit aan bekocht! Schoonheid - poëzie, het hoort nu eenmaal bij het leven, maar, vóór alles dient den mensch het ‘comfort’. Het is onredelijk daarover te gaan jammeren - in tegendeel eerder, want de opvatting is gezond, als volkomen in overeenstemming met de geestelijke ontnuchtering, die de moderne levenshouding over 't algemeen kenmerkt. ‘Zakelijk’ voor alles - wie zal er zich aan ergeren, dat de eerbiedwaardige torens van den Keulschen Dom thans op de affiche voor een jaarbeurs dienst doen als vuurtorens voor den handel!
Nu heeft de reclameplaat, als een vorm van gebruikskunst, in haar doel-beginsel, nog iets voor op het gebruiksvoorwerp, omdat ze slechts kan ontstaan dáár, waar ze niet uit kan blijven, praktische doeleinden onmiddellijk heeft te dienen. Haar waarde - ook in esthetisch opzicht - is te toetsen aan de mate van de doeltreffendheid. De kunstbedoeling, met voorbedachten rade, bij den ontwerper, ontneemt aan het product gemeenlijk zijn bestaansredenen. Zoo maakte Toorop eens een uiterst verzorgde en ingewikkeld-gestyleerde reclame-plaat voor de Delftsche slaoliefabriek, die te apprecieeren kan zijn om allerlei bijzondere kwaliteiten als een willekeurige teekening, maar juist die miste, welke een reclame in de allereerste plaats eigen moeten zijn. 't Is eigenlijk als een landschap, of een figuurstuk, op een schotel of ander gebruiksvoorwerp.
Het toonbeeld van een rationeele reclame - in beginsel dan - was wel die van het waschmiddel Persil, met reusachtige letters geschreven langs het hemelveld. Het was een boodschap die een ieder bereikte. Het was verbijsterend en zelfs.... mystiek van werking. (Een oud vrouwtje moet er zoowaar het woord ‘Pestilentie’ uit gelezen hebben, wellicht gedachtig aan de woorden uit de Schrift: dat in 't laatste der dagen er vreemde teekenen zouden verschijnen aan den hemel!) Dan zijn er de lichtende transparanten en de annonce's met vurige teekens, beweeglijk en veelkleurig, 's avonds tegen de zwarte nachtlucht boven de huizen der stad. Zooals ik het onlangs nog zag in Londen, wordt het verbijsterend effect nog aanzienlijk verhoogd door een kaleidoscopisch spel van stralende en sproeiende kleurvonken - fonteinen, of stroomende arabesken van vuur. Dat is alles brutaal effectbejag of sensationeele vertooning, wat met kunst niets heeft uit te staan, kan gezegd worden, maar met benutting van moderne technische vindingen en opgenomen in het moderne sociale leven, is er hier toch impulsief een scheppende kracht werkzaam. In ieder geval kunnen vele affiche-kunstenaars door zulke sensationeele boodschappers nog leeren inzien wat de elementaire voorwaarden zijn van een doeltreffende reclameplaat. Hun vooral kan worden voorgehouden dat ‘teekenen is: spreken en schrijven tegelijk’ - al zou nu in plaats van spreken:
| |
| |
‘schreeuwen’ beter zijn, te verstaan als een korte, luidkeelsche uitroep: ‘let op’.
En dan denk ik o.m. aan den eenvoudigen vorm, die gebruikelijk is geraakt als signaal op drukke punten in de stad: een zeer breede pijlpunt met korte schacht, binnen een cirkel, rood op wit. Men denke hierbij aan het handje met uitgestoken wijsvinger van vroeger en zelfs aan de pijltjes met langen schacht. Daarmee wordt, al op grooten afstand voor de rijwielen en de auto's in hun gierende vaart, duidelijk zichtbaar den wenk gegeven: ‘die richting uit’. Nu zal wel niemand gaan terugverlangen naar de handjes met uitgestoken wijsvinger, zelfs al was de teekening ervan zoo meesterlijk als die van Michel Angelo's Adam, toen hij geschapen werd!
Neen, aan Kunst zal men daarbij niet gauw denken - maar is dat onnoozele figuurtje als aanduidingsmiddel - als beeldend teeken - midden in het moderne groote-stadsverkeer, en daarin opgenomen, niet karakteristiek? en daarmee een uitdrukkingsvorm uit het leven, het moderne leven, onmiddellijk voortgekomen - noodgedrongen? Hiernaast zou te wijzen zijn op verschillende seinen en signalen op de emplacementen en de stations bij het spoorwezen. Op de onlangs gehouden - merkwaardige - tentoonstelling van schilder- en beeldhouwkunst, benevens Architectuur te Amsterdam, zag ik een signaal, dat overeenkomst had met het hierboven aangeduide, maar (waarschijnlijk met een andere bestemming) wat meer gecompliceerd, rijker als geometrisch figuur en daarmee op zich zelf, behaaglijker nog voor het oog.
Wat nu betreft de gewone, ons overbekende aanplakbilletten langs den openbaren weg - vergeleken met die van vroeger, is er toch wel eenig verschil op te merken. In uitdrukkingsvorm als in opvatting. Daar zijn er nog wel (en niet weinig!) die een al te plaatjesachtig karakter hebben - het aangeprezen artikel in bijzonderheden aanlokkelijk ons voorhoudend, als een advertentie-in-beeld, maar in 't algemeen toch valt te constateeren, dat de ontwerpers zich meer zijn gaan bezinnen op het eigen karakter en de strekking van een reclameplaat. We kunnen daartoe naast het ontwerp van Cassandre (L'étoile du Nord) bijv. stellen de zinlooze en dubbelslachtige plaat, die Mesdag eens maakte voor een zeevaartmaatschappij. De verbinding der twee landen: Holland en Enge- | |
| |
land, was symbolisch door een keten, dwars over het Kanaal, aangeduid - een op zichzelf niet onaardig idee, maar als pointe voor de attractie moest toch dienen: de schilderachtige voorstelling van de zee, ongewijzigd op het blad overgebracht van een uit de portefeuilles opgedoken teekening. Zoo had voor het affiche van een spoorwegmaatschappij, in plaats van Cassandre's schepping, kunnen dienen een reproductie van Gabriëls bekend schilderij: ‘il vient de loin’! Maar de dood-eenvoudige plaat van Cassandre, suggereert voor een ieder, die wel eens de sensatie van het spoor-reizen ondervonden heeft ('n goede verstaander heeft maar 'n half woord noodig!) onmiddellijk het beeld van ruimte, snelheid en verre afstanden. En die werking is alleen bereikt door de wijze, waarop de naar verren horizon, over duistere gronden uitschietende blinkende rails zijn aangebracht.
Intusschen, bij het allengs rijpende inzicht dat het maken van een affiche bijzondere eischen stelt en maar niet door den eersten den besten schilder zoo terloops kan geschieden, raakt men thans alweer in het andere uiterste. Na de zinlooze en onbenullige illustraties van vroeger zijn gekomen de kunstige en, gekunstelde producten van bedachtzaam overleg en theoretisch modernisme. Wat meer.... lichtzinnigheid (of minder stijl-pretentie) zou men dezen zwaarwichtigen ijveraars willen toewenschen, met verwijzing desnoods naar de minder-nieuwerwetsche. maar tintelende straatprenten van Chéret indertijd, die als kleurvlammetjes dartelden over muurvlakken en schuttingen. De enkele affiches, die Sluyters maakte van avondfeesten en dansuitvoeringen, zijn van een overeenkomstige decoratieve klatering, den voorbijganger overrompelend - maar dan met een naar dezen tijd gewijzigd decoratief karakter. Met hun levendige kleurigheid (illusie wekkend van feestelijkheid bij kunstlicht) zijn het slechts stroovuurtjes - wat ze echter ook willen zijn. Want een affiche is niet om in huis op te hangen en duurzaam onder 't oog te hebben, zooals ik eens 'n fragment ervan: een kleurreproductie van werkpaarden door Breitner, netjes geëncadreerd ergens in een binnenkamer tegen den wand zag! Op de statieuze prent, die Toorop eens maakte voor een slaoliefabriek werd reeds gewezen. Bij de nevengaande reproductie zal het duidelijk zijn dat deze ingewikkelde en wat mysterieuse compositie, rijk ook aan detailwerk, er zich toe leent om rustig en op den keper te bekijken, waartoe te midden van het straatgewoel geen gelegenheid is. Zoo zijn er andere, die in opzet en uitvoering een te sierkunstig en precieus karakter hebben, die konden dienen tot schildblad voor een duur boek, ter opsiering van een kalender, of die - sterk verkleind - een smakelijk vignet zouden zijn. Dan weer andere, streng en massief van vormbouw, klassiek, of academisch-geschoold. Alle met meer of minder
waardeerbare kwaliteiten als proeven van vlakvulling - monumentaal of sierlijk - en ongetwijfeld superieur aan de tallooze stumperige illustratieve reclameprenten, maar met elkaar toch
| |
| |
a.m. cassandre. affiche voor de compagnie des wagons-lits
| |
| |
jan toorop.
delfische slaolie
thorn prikker.
tentoonstelling
leo gestel.
philips' arga-lampen.
jan sluyters.
avondfeest.
| |
| |
missend het allereerst-vereischte dynamische - het opzienbarend karakter der plakkaatkunst, als publicatiemiddel.
De affiche is meubileering van de straat, van plaatsen waar voortdurend de menigte zich samenhoopt en zich weer verstrooit; geen geschikte omstandigheid dus voor een kalme, onaf geleide (kunst)beschouwing! Ze moet van verre kunnen gezien worden tusschen de hoofden en ruggen heen van den ordeloozen menschenstroom. Ze moet, als 't ware, in 't voorbijgaan met het oog geplukt kunnen worden en, meegenomen. Ze staat bloot aan weer en getij, tevens aan de baldadigheid van iederen voorbijganger - wat deert het, haar leven telt slechts dagen! Is haar boodschap volbracht, andere komen aan de beurt. Ze vormen onderling hun encadrement - verder is er de straatruimte. Want ze zijn vlak naast elkaar geplakt al naar het beleid, of den gril van den man met zijn pot stijfsel en lange kwast, die zijn werk in allerijl verricht.
De omgeving, dat is de straat, het plein, de openbare verkeersweg. Echter, het zijn niet meer de straten en pleinen uit den tijd van de stadsgezichtschilders van der Heyden en Berckheyde of van den nog wat lateren ten Compe. (Waarom zag de nog veel latere Breitner de stad zoo heel anders al?) Indien de affiche zich praktisch en ideëel heeft aan te passen aan haar omgeving, dan is dit naar omstandigheden en naar de sfeer van het hedendaagsche verkeerswezen, waar menschen en voertuigen telkens op 't nippertje af schijnen te ontkomen aan een botsing, waar 's avonds de electrische lichtbronnen hun stralen om en tusschen al die ordeloosheid van beweging doen uitschieten. Hebt ge wel eens de versnelde film gezien van een druk verkeerspunt in een wereldstad en dan opgemerkt hoe in dien verbijsterenden chaos toch een zekere mechanisch-werkende regeling heerscht? - zooals die in het dooreen-krioelende gewoel van een mierennest ook moet bestaan. Want het Rythme is in alles waarin het Leven tot uiting komt - en Rythme is organisatie of orde, op onderscheidene wijs.
Zooals het verkieselijk, indien niet noodig, is te achten, dat een wandschildering op de plaats van haar bestemming wordt uitgevoerd, zoo moest ook een affiche in haar eigen milieu kunnen geconcipieerd en vervaardigd worden.
De reclameplaat is een reusachtige sensatie-wekkende annonce, zooals een 'n heele pagina van een courant vullende advertentie, met zware duidelijke letters. De nadere, of aanschouwelijke, mededeeling speculeerend op meerdere attractie - of ook wel het opsierend element van den tekst - moet zooveel mogelijk verband houden met het typografisch karakter. Dat heeft Thorn Prikker, toen hij in 1903 zijn affiche maakte voor een tentoonstelling in Krefeld, reeds begrepen. Figuren of beelden, aan de werkelijkheid, of iets gebeurends, herinnerend, hebben het bezwaar de
| |
| |
attentie van dat waarom het gaat, te kunnen afleiden. Op de plaat van Cassandre hadden bijv. ook ‘Pullmanwagens’ met de ‘wagons-lits’ van de internationale treinen, kunnen weergegeven zijn, maar onmiddellijker - en treffender - werd door die ènkele rails in den meest beknopten vorm (als 't ware schriftuurlijk en plastisch te gelijk) uitdrukking gegeven aan het beeld van: snelheid, ruimte en afstand, wekkend tegelijk de illusie van het internationaal spoorwegverkeer. Zelfs van af een voorbijrijdende wagen van Van Gend en Loos.
Een tentoonstelling van affiches, of plakkaatkunst, werd er al eenige keeren gehouden bij een prijsvraag. Een gewone tentoonstellingszaal is daar echter niet de geschikte plaats voor. Dit soort kunstproducten zijn daar buiten hun element - zoo ongeveer als visschen op het droge! Buiten, op straat exposeeren gaat ook niet, al zouden ze daar het best te beoordeelen zijn. Maar zou, bij gelegenheid, de kunstijverige directie van een bioscoop (als die er is!) niet het initiatief kunnen nemen voor zoo'n tentoonstelling? Op de wijze zooals het gebruikelijk is om allerlei reclame's op het scherm te vertoonen, vóór de hoofdfilm wordt vertoond. Bij die opeenvolgende schielijke vertooning (die enkele keeren te herhalen was) zou dan kunnen blijken welke affiches het meest kort-en-bondig - en, 't meest treffend - de opgedragen boodschap overbrengen. Dat zou nog eens een moderne tentoonstelling zijn!
|
|