De woning dier daglooners heb ik gevonden evenals de apotheek in de 's nachts onverlichte plaats, maar terugkeerend met de geneesmiddelen heb ik me in het bergpad vergist. De maan was weer schuil gegaan en spoedig verloor ik elk begrip van richting. Ik ontmoette geen levende ziel en zelfs de vogels zwegen. Het weer sloeg om en weldra ruischte het loof van den stroomenden regen.
Hoe lang ik geloopen heb weet ik niet meer. Toen een bleeke dag eindelijk aangrauwde stond ik opnieuw voor water, dat een ander meer bleek. Een houthakkersgezin nam me op, spreidde me een bed en droogde mijn natte kleeren bij het vuur, waarop bij blonde sneden brood de koffie geurde.
Daar ben ik in een diepen slaap gevallen. Met eindelooze moeite heb ik later het huis van Magda gevonden, zoodat ik me al had afgevraagd, of ik niet had gedroomd, daar niemand op mijn aanwijzingen bescheid wist. Nog een nacht en een deel van den volgenden dag is er over heen gegaan. Dit alles verdrong het besef van het gevaar, waarin ik Magda achtergelaten had, alsof het terugvinden van het klimophuis zelf mijn doel geworden was.
Hiermede waren de moeilijkheden niet ten einde. Mijn spoedig bonzen geworden kloppen vond geen weerklank en door het eene omrankte venster turend zag ik de kamer leeg. Toen zocht ik rondom de woning naar sporen van leven en stond opeens voor een huis, dat in zijn modernen, strakken en witten bouw het volkomen tegendeel van het andere was.
Uit een open venster zong een vrouwestem. Het eerste, dat ik, naar binnen ziende, zag, was een kalender, die me leerde, dat het de dag van de ontmoeting was. Een stem doorbrak mijn aarzelende verwarring met de vraag, wat ik begeerde. Het was de stem van Magda.
Zij was niet verrast, want uit haar eerste woorden bleek me, dat ze mij naar het afgesproken logement geschreven had. Wel verontschuldigde ze zich over de vertraging, die haar brief had ondergaan, maar een hevige en plotselinge bloedarmoede had haar tot gisteren te bed gehouden. Toen eerst bemerkte ik haar ontstellende bleekheid. Aan de slapen en onder de oogen scheen de huid doorzichtig.
Ik kon niet nader vragen, want op hetzelfde oogenblik verschenen op het grasveld figuren in sierlijke dracht, De vrouwen waren als bloemen licht en kleurig gekleed en het strakke wit-en-zwart van de mannen maakte eromheen een statige lijst.
Het is een zeldzaam feest geworden, waarvan verdere bizonderheden me ontschoten zijn, daar het het straks te noemen, schokkende einde als het ware hield omvat. Slank, met glinsterende oogen, veerkrachtig ging Magda tusschen de gasten. De bevestiging van de acute bloedarmoede had me zoo min verrast als het mij rouwde, in tegenstelling met de afspraak