duidelijk - ze kibbelden. Of liever: zij kibbelde. Iets over zwemmen, een kinderachtige kleinigheid van in badmantel er heen gaan of zich bij 't meertje verkleeden.
Hij vertrok geen spier - maar zijn oogen lachten toen hij mij aankeek. ‘U moet niet schrikken, mijn vrouw geniet,’ zei hij. ‘Ze heeft eenmaal toen twee meiden bij ons kibbelden, de terecht beroemd geworden zin gezegd: als er hier in huis gekibbeld moet worden zal ik het zelf wel doen.’
Een schaduw van een glimlach trok over het booze gezichtje maar het bleef boos. ‘O tu es villain,’ zei ze alleen en de blauwe oogen werden verdacht donker....
Toen boog hij zich over den rand van de balustrade en keek naar beneden. Er was een keukenverdieping onder en daaronder een stuk muur en rots voordat de tuin begon met een steil grasveld met geraniumperken. Zeker acht meter hoogte.... zonder op te kijken, met zijn eentonige stem zei hij: ‘spring er over....’
Dat brak de storm. Ze lachte ineens, noemde hem ouwe gek en vertelde op haar onbetaalbaar levendige manier:
‘Ja verbeeld u, verbeeld u wat er eens gebeurd is. Het was op onze huwelijksreis, ook hier in Zwitserland. En 't was een avond - o onvergetelijk mooi. De bergen gloeiden en 't rook naar pas gemaaid gras. En we waren op onze huwelijksreis, en ik hield onwijs veel van Arthur en ik vond de wereld heelemaal volmaakt. Ik was zoo gelukkig - en ik ben nog vaak zoo gek gelukkig met hem - als hij tenminste niet zoo onuitstaanbaar is als nu. En toen was hij ineens net zoo onuitstaanbaar. We zouden een tocht doen den volgenden dag en ik had er mij zoo op verheugd want ik had een broek laten maken en dat had toen nog haast niemand. En ineens wou hij niet gaan. En het onverdragelijke is dat hij altijd gelijk heeft en dat weet ik dan eigenlijk wel, maar ik kan hem toch niet zoo maar zijn zin geven, vind u ook niet? En toen eerst recht niet, want ik had mij voorgesteld dat hij altijd mijn zin zou doen als wij getrouwd waren... ja, ik was heusch zoo dom, ik dacht als een man veel van je houdt doet hij altijd je zin. En daarom dacht ik toen ineens dat hij toch niet van mij hield. En ik had al wel gemerkt dat met hem getrouwd te zijn niet heelemaal zoo was als ik het mij had voorgesteld. Al was ik ook nog zoo gelukkig. Ziet u ik had gedacht hem in mijn zak te steken, maar hij was te groot voor mijn zak. Ik had gedacht: zoo'n knappe, bijzondere man, en die doet precies wat zijn kleine vrouwtje wil. Als ze maar haar vinger opsteekt komt hij aangeloopen. Maar zoo was het niet. - Arthur lach niet, ik gooi je iets naar je hoofd. Nu, ik dacht: erop of eronder, als je nu je zin niet krijgt, krijgt je nooit meer je zin en wordt je leven een hel. Hij moet voelen wie de baas is, dacht ik en toch vond ik het leuk en flink van hem dat hij niet toegaf. Ik huilde natuurlijk, maar hij had de krant genomen