Elseviers Geïllustreerd Maandschrift. Jaargang 37
(1927)– [tijdschrift] Elsevier's Geïllustreerd Maandschrift– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 394]
| |
De Toscaansche Compagnia della Misericordia,
| |
[pagina 395]
| |
positie, doch zij is toch meer verdemocratiseerd. Eeuwenlang is haar doel hulpverleening en vervoer van zieken, gewonden en overledenen; de verpleging laat ze aan hospitalen en andere vereenigingen over. Vooral in de tijden der ontzettende pest-epidemieën, van de 14e tot in de 17e eeuwGa naar voetnoot*) en later tijdens de cholera-epidemieën moet de ‘Misericordia’ door haar ontzagwekkend werk, de grootste populariteit gekregen hebben. Mogelijk dateert de tot hun costuum behoorende zwarte kap met masker uit dien tijd, toen de dragers zich zooveel mogelijk zullen hebben beschermd tegen besmetting met de gevreesde ziekte. De tegenwoordige leden echter verklaren - en zoo zegt de overlevering - dat het vrijwillig en onbaatzuchtig karakter van hun werk meebrengt, dat hun namen onbekend blijven, vandaar hun vroeger algemeene dracht der maskers: zij willen anonieme weldoeners zijn, die hoogstens hiernamaals belooning voor hun werk erlangen. Als een broeder der Misericordia door een zieke bedankt wordt voor zijn hulp, antwoordt hij met de traditioneele woorden: ‘Dio ve ne renda merito’Ga naar voetnoot†), daar hij, volgens zijn opvatting den zieken dankbaar moet zijn voor de geboden gelegenheid om een goede daad te verrichten. Vroeger droegen de broeders ook nog een zwarte broek, zoodat hoogstens hun schoeisel hun identiteit kon verraden. Ten slotte behooren nog een ronde zwarte vilthoed en een rozenkrans tot hun officieele uniform. Menschen uit het noorden vragen zich af of de arme zieken zich niet ‘dood’ zullen schrikken, indien ze door dergelijke sombere, in het zwart gehulde mannen worden opgehaald. In het zuiden is de dood echter minder een schrikbeeld dan in het noorden. Men denke bijvoorbeeld aan de angstwekkende legenden en voorstellingen van den dood in het eveneens katholieke Bretagne, men vergelijke de uitdrukkingen der gezichten bij een begrafenis te Rome en bij een te Groningen. Doch oorspronkelijk was de kleur van de mantels en de kleeden, die de draagbaren dekten rood; of deze kleur nog méér schrik aanjoeg en aan de hel deed denken....? Op 20 Januari, den naamdag van St. Sebastiaan, den schutspatroon der vereeniging, kon men te Florence alle transportmiddelen, die in den loop der eeuwen gebruikt werden, op het Domplein zien uitgesteld. Dat begon met eenvoudige manden en primitieve baren en eindigde, via draagstoelen en raderbaren, met de keurig ingerichte automobielen. Die 20e Januari is een speciale feestdag voor de Compagnia: bevordering der broeders tot hoogeren rang, missen en kerkconcerten hebben dan plaats; aan de armen wordt dien dag door de priesters gezegend brood uitgedeeld, dat door degenen, die het betalen kunnen, gekocht wordt. Men zou niet verwachten, dat het ontstaan dezer op godsdienstigen | |
[pagina 396]
| |
grondslag gevestigde tamelijk aristocratische vereeniging wordt toegeschreven aan het initiatief van een eenvoudigen lastdrager, een sjouwermanGa naar voetnoot*). Dit is nogal een eigenaardige geschiedenis. Omstreeks het midden der 13e eeuw bloeide in Florence zeer de lakenhandel, doch, ondanks het materialistisch beroep, deden de kooplieden veel op geestelijk en kunstgebied. Ook hier werd het lakengilde zeer belangrijkGa naar voetnoot†), en de handel in laken en wollen stoffen, vooral tijdens de twee groote jaarmarkten, was zoo druk, dat vele mannen een beroep vonden in het vervoeren der balen laken naar wasscherijen, ververijen, winkels, magazijnen enz. Deze sjouwers verzamelden zich meestal op het plein rond de kerk S. Giovanni, het tegenwoordige Battisterio, tegenover de DuomoGa naar voetnoot§) bij slecht weer in de kelders der omringende huizen, waar ze wachtten op een vrachtje. Als zij zich den tijd kortten door wat gepraat en kaartspel, was de toon van deze middeleeuwsche lastdragers natuurlijk niet zeer gekuischt en ingetogen: de gesprekken werden gekruid met menigen vloek. Dit hinderde den godsdienstigen nestor van deze lieden, een zekere Pierro di Luca Borsi, zóó zeer, dat hij besloot er een einde aan te maken. Hij kwam met zijn collega's overeen zich te verplichten bij het onverhoopt uiten eener godslastering, telkens een craziaGa naar voetnoot**) te storten in een daartoe bestemd kistje. Wie kennis gemaakt heeft met de ‘vrijmoedigheid’ der facchini te Napels of Venetië bijvoorbeeld, zal zeker eenigszins verwonderd zijn door de mededeeling, dat de middeleeuwsche sjouwers niet alleen het voorstel aannamen, doch trouw hun crazia offerden, als ze gevloekt hadden. De opbrengst van deze vrijwillige boeten zou voor een menschlievend doel gebruikt worden en weldra was er genoeg geld om een draagbaar te koopen, waarmee de sjouwers zieken of op straat gewonden zouden vervoeren. Daar het misbruik natuurlijk verminderde en de inkomsten dus evenzoo, werden deze aangevuld door collecten nabij de kerk en zoo konden deze facchini, behalve meerdere baren koopen, ook een vereenigingslokaal huren. Andere vereenigingen met weldadige doeleinden, zooals de Laudesi (die zich speciaal met kinderverzorging bemoeide) en de Bigallo, ontstonden ook in dezen tijd en vereenigden zich later met die der sjouwers, nadat deze was herschapen in een associatie, die zich uitsluitend aan de menschlievendheid zou wijden en den naam ‘Compagnia di S. Maria della Misericordia’ had aangenomen. De samensmelting met de ‘Bigallo’ schijnt op instigatie van Cosimo de Medici (de oude) te zijn geschied, die tot de bestuurders van laatstgenoemde vereeniging behoorden en de toenemende | |
[pagina LXXXIII]
| |
een transport door de broeders van de ‘misericordia’.
het oratorium op de piazzo del duomo.
palazzo dell'arti della lana.
| |
[pagina LXXXIV]
| |
20 januari, san sebastiano. in het versierde oratorium op de piazza del duomo wordt dien dag brood uitgedeeld aan de armen.
een historische tentoonstelling van de transportmiddelen nabij den dom, ter gelegenheid van san sebastiano.
loggia del bigallo (piazza del duomo).
| |
[pagina 397]
| |
macht van de ‘Misericordia’ wilde tegengaan. Deze, allengs, uitgebreid met leden uit hoogere standenGa naar voetnoot*), had inmiddels in 1351 een eigen gebouw met loggia verworven, nabij het tegenwoordige gebouw der compagniaGa naar voetnoot†). Doch door de associatie met de ‘Bigallo’ werden haar gebouw en al hare bezittingen geconfisqueerd, hetgeen aanleiding was tot een langdurige wederzijdsche tegenwerking, die eerst in 1475 eindigde met het herstel van de onafhankelijkheid der Misericordia, terwijl ze eerst in 1575, na een tijdelijk verblijf in kerken, weer in het bezit kwam van een eigen gebouw, toen Francisco de Medici het tegenwoordige oratorium op de Piazzo del Duomo afstond. Het is een eenvoudige gebouw, zonder veel stijl, dat een aan S. Sebastiaan gewijde kapel bevat en eenige lokalen, waar verband- en ander materiaal bewaard worden, een wachtlokaal, waar de vele broeders elk hun lâ met zwarte kleeding hebben, enz. Niet ver van hier bevindt zich tegenover het plein tusschen Dom en Baptisterio de sierlijke Loggia del Bigallo, die vroeger gediend moet hebben om vondelingen te exposeeren, tot ouders of voogden ze kwamen uitzoeken. Gedurende de vereeniging van Bigallo en Misericordia beschikte deze laatste ook over deze localiteit. Er naast bevind zich het Palazzo Alimari; in de kelders eronder zou de vermaarde Piero Borsi zijn kameraden de weldadigheid in plaats van het vloeken geleerd hebben. In oude tijden had de Misericordia haar eigen alarmklok boven in de Campanile van Giotto, naast de dom. Kwam er een verzoek binnen om een zieke of doode op te halen, dan werd de klok geluid en werd door den wachthebbenden broeder een daartoe bestemde zandlooper omgekeerd, die zich in een half uur ledigde. Binnen dezen tijd moesten dan de broeders, die voor dienst in aanmerking kwamen aanwezig zijn. Doch allengs werd de stad te groot, werden de afstanden der woningen van de broeders te ver voor deze primitieve wijze van oproepen, terwijl bovendien door dit maar al te dikwijls herhaald alarm de zenuwen van de nog gezonde menschen te veel hadden te lijden. Men schafte dus de alarmklok af en sedert is de aanwezigheid van het noodig personeel bij toerbeurt door wachtroosters geregeld. Daar de meeste leden bovendien nog hun eigenlijke beroep uitoefenen, zou deze regeling natuurlijk niet doenlijk zijn, indien het aantal leden minder groot was. De vereeniging wordt bestuurd door een broederraad, per 4 maanden gekozen. De leden zijn in verschillende rangen en categoriën verdeeld. Degenen, die geregeld het practische weldadigheidswerk doen, zijn de z.g. capi di guardi (± 80), die men wachtcommandanten zou kunnen noemen, daar ze (4 per dag) de leiding hebben over de z.g. giornanti, de (± 40) broeders, die dagelijks uit | |
[pagina 398]
| |
een 250-tal, voor dit werk bestemde leden, worden aangewezen. Ook de leden van het koningshuis behooren tot de vereeniging: ze hebben (de koning, de hertogen van Aosta en van Turijn, de kroonsprins) den titel van Capi di guardia d'onore. De genoemde giornanti doen per dag twee dienstbeurten (transporten bijvoorb.). Dan zijn er de buone voglie giornanti, een soort van reserve, die echter niet voor bevordering tot giornanti of capi d.g. in aanmerking komen. Behalve deze leeke-broeders (‘giornanti secolari’) zijn er vele geestelijke: per dag worden er zes priesters voor dienst aangewezen, waarvan 3 capi d.g. en 3 giornanti, enz. Zij waken met giornanti bij overledenen, begeleiden transporten, verleenen geestelijke hulp aan ernstige zieken enz. Ten slotte zijn er nog (± 150) stracciafogli, adspiranten, die door ijver en toewijding het kunnen brengen tot (geestelijke) giornanti en capi d.g. en de sopra-nummeri, die in bijzondere gevallen kunnen invallen. Zij, die door hun beroep, infirmiteit, of hoogen ouderdom geen diensten kunnen verrichten, zijn de giornanti di riposo; zij steunen, zoo ze daartoe in staat zijn de vereeniging geldelijk. Het fonds, waaruit de kosten worden bestreden, wordt bovendien aangevuld door particuliere giften, terwijl het gebruikelijk is, dat zieken en gewonden, die diensten van de Misericordia hebben ondervonden en niet geheel onbemiddeld zijn, een klein of grooter bedrag aan het fonds offeren. Tot de vereeniging behooren ook een paar verplegers, die de zieke leden hulp verleenen en verplegen. Sterft een lid, dan wordt hij, natuurlijk door de zorg der vereeniging, begravenGa naar voetnoot*) met bijzonder, traditioneel ceremonieel. Het geleiden van dooden door de Misericordia wordt altijd voorafgegaan door een of meer broeders met brandende toortsen. Leden van het bestuur worden begraven met 12 toortsen, capi d.g. met 8 toortsen, giornanti met 6, stracciafogli met 4 enz. Een capo d.g. heeft recht op een mis met requiem en 30 kleine missen (messe piano), giornanti op 6 messe piano, enz. na zijn dood. De Misericordia stichtte hospitalen uit eigen fondsen, bevorderde de moderne hygiëne en deed menig ander werk van menschlievenden aard. |
|