Corn. Kuypers diens huis met ateliers kunnen overnemen, waar hij zich blijvend vestigen zal. Omstreeks 1924 geeft Joh. D. Scherft een album met reproducties van het beste zijner teekeningen en etsen uit, met een inleiding en karakteriseering van Albert Plasschaert. Muziek is hem een behoefte. Hij musiceert veel. Hij schrijft van jongsaf. Vroeg reeds (± 1916) zagen ‘Verzen’ het licht. Eind 1923 verschenen ‘Verzen van het stille uur’ bij Scheltens en Giltay te Amsterdam, die Willem Kloos prees in ‘De Nieuwe Gids’. Uitgegeven door ‘Adi-Poestaka’ zullen binnenkort Dierenliedjes verschijnen, met een portret van den dichter door W.A. van Konijnenburg.
* **
In de nieuwe werken, die ik onlangs in de gelegenheid was te bezichtigen, valt een groei te constateeren. Terwijl men in het eerste werk verwantschap met Jan Toorop vond, (b.v. in het hierbij gereproduceerde lichtende meisjesprofiel) en soms (b.v. in de krachtige expressiekop ‘De Worp’) een richtings-genoot van Willem van Konijnenburg, - dien Von Essen vereert, omdat deze zijn kunst voelt als een element tot verheffing van zijn leven-zelf, als deel van zijn mensch-zijn, als een licht dat ook zijn overige denken en doen doorstraalt en veredelt -, bevrijdt hij zich in het latere werk hoe langer hoe meer van invloeden.
Volgens zijn eigen bekentenis, is hij bovenal gericht op het psychologische en daar het gelaat de spiegel der ziel is, zou men er bij kunnen voegen: op het physiognomische. ‘Wat is het toch eindeloos moeilijk’, schreef hij me eens, ‘een bepaald-gezien gelaat te scheppen; een bepaald menschengelaat, dat ons innerlijk is verschenen “levend” te verwerkelijken; werkelijk zóó, als wij het zagen. Op sommige oogenblikken word ik geheel wanhopig. Een expressie hangt van duizend minimale werkinkjes af. Langzaam, langzaam, zoekend, zoekend, benader ik dien vreemden mensch.’
Dikwijls echter kunnen de figuren en koppen, die opeens in zijn bewustzijn springen en die hij bliksemsnel op het papier fixeert, de illusie geven, dat zij, bij wijze van spreken, de lijst verlaten. Men kan hem evenmin als Odilon Redon, met wien hij evenals de jonge Toorop verwant is, (en die evenals hij als architect begon), de verdienste ontzeggen, de illusie van het leven te geven aan zijn meest irreëele scheppingen. Daar is b.v. die expressieve teekening van de dood en het meisje, waarin hij zich uitte in een zelfde gegeven als oude Duitschers, zooals Hans Baldung Grien en Niklas Manuel Deutsch wel behandelden: felle tegenstelling van lust en dood. Een onwaarschijnlijk wezen als de het meisje kussende dood, deed hij als het ware menschelijk leven; hij stelde, evenals Redon,