Elseviers Geïllustreerd Maandschrift. Jaargang 36
(1926)– [tijdschrift] Elsevier's Geïllustreerd Maandschrift– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 372]
| |
De verzameling op het kasteel Sypesteyn te Nieuw-Loosdrecht,
| |
[pagina LXXIX]
| |
j. van ravesteyn.
portret van jan van der does.
j.v. ravesteyn.
portret van maria van sypesteyn.
m. mierevelt.
portret van ewout van der dussen.
m. mierevelt.
portret van catharina van der hoeff. | |
[pagina LXXX]
| |
de jode.
portret van alida van velthuyzen. | |
[pagina 373]
| |
1672, toen het door de soldaten van Lodewijk XIV geplunderd en platgebrand werd. De aloude kerk van Nieuw-Loosdrecht, wier hooge torenspits een baken pleegt te zijn voor de vele zeilers op de plassen, is eene vergrooting van de oorspronkelijke slotkapel en was er eertijds mede verbonden. De plek gronds met de bouwvallen van het kasteel was tot in het begin der 19e eeuw in het bezit der familie van Sypesteyn, daarna kwam zij in andere handen. In 1899 echter kocht Jhr. C.W. van Sypesteyn het terug en begon de ontgraving en herstelling van slot en omgeving. Hier werden vele verwachtingen overtroffen, want de eigenaar vond in den bodem niet alleen de zoo goed als geheel gave fundamenten van het kasteel en de poortgebouwen terug, maar ontdekte in den vasten veengrond zelfs het volledige stelsel der oorspronkelijke waterversterkingen, den gordel van grachten en stootte zelfs op de resten van de bruggen en van alle wallen. Hij heeft zich toen tot taak gesteld om het kasteel en omgeving geheel in ouden staat te herstellen, daarbij angstvallig zich houdend aan positieve gegevens. Waar zekerheid ontbrak voor den bovenbouw, trachtte hij die zoo zuiver mogelijk te benaderen uit de afmetingen der fundamenten, want als eenig houvast was slechts een I7e-eeuwsche teekening van de toen resteerende slotvleugel voorhanden. Thans is op een klein gedeelte na het geheele gebouw weer opgetrokken in oude, uitsluitend middeleeuwsche baksteenen, van allerlei afbraken bijeengezameld. De heer van Sypesteyn, die zelf zijn architect was, heeft als richtsnoer genomen den stijl van het laat 15e-eeuwsche kasteel, dat toen al op de eerste plaats woonhuis was; zoo vindt men er de kruisramen uit dien tijd en zijn de vertrekken alle ruim, goed verlicht en geschikt voor behuizing. Thans zien wij dan voor ons de reconstructie van een middeleeuwsch versterkt slot met omgeving, met alle waterwerken, die tot afsluiting en beveiliging dienden van den buitenhof, den lusttuin en den boomgaard, een geheel, waarvan men in ons land vergeefs naar een tweede voorbeeld zou zoeken en dat van groot belang kan geacht worden voor de geschiedenis van het hollandsche kasteel in de middeleeuwen. Aanstonds bij het begin der ontgravingen, is de eigenaar begonnen de tuinen wederom aan te leggen en een bosch te planten, waarin dank de vruchtbaarheid van den bodem nu reeds respectabele boomen groeien; de rozentuin is een lusthof in vroeg 17e eeuwschen stijl aangelegd, de boomgaard is rijk voorzien. In zijn park, waarin allerlei verrassingen zijn, o.a. een middeleeuwsche doolhof van geschoren beukenhagen, heeft de Heer van Sypesteyn zooveel mogelijk specimina van alle in ons land voorkomende boomsoorten (hoofdsoorten; er zijn er over de 300) geplant, zoodat hier een rijk studieveld voor den nederlandschen botanicus ontstaan is. | |
[pagina 374]
| |
Het ruime kasteel is, behalve eenige woonvertrekken, geheel als museum ingerichtGa naar voetnoot*) en herbergt de zeer uitgebreide en veelzijdige collectie kunstvoorwerpen, deels familiebezit, deels bijeengebracht door Jhr. C.W. van Sypesteyn. Van deze collecties wil ik hier gaarne eene summiere beschrijving geven. Meer dan een aperçu kan hier ter wille van de plaats niet geboden worden, de omvang toch is zóó enorm en veelzijdig, dat eene nauwkeurige bespreking een boekdeel zou vullen. Tot museumruimten zijn ingericht: beneden de lage zaal met aaneensluitend kleiner vertrek, hoofdzakelijk voor de 15e en 16e eeuwsche voorwerpen, de benedentorenkamer voor de wapenverzameling en links van de gang een 18e eeuwsche salon; boven, de hooge zaal met correspondeerend vertrek meest voor de 17e en 18e eeuw, waarbij o.a. de zeer groote porceleincollectie, en de torenkamer voor archief. Schilderijen. Het familiebezit, afkomstig uit het geslacht van Sypesteyn, neemt een groote plaats in en hiervan zijn een aantal portretten van het midden der 16e tot het midden der 19e eeuw, waaronder 17e eeuwsche stukken van groote kunstwaarde, het belangrijkst. De vroegste zijn de beeltenissen van een man en vrouw (voorstellend Jan Jacob van der Dussen en Deliana Oem), gedateerd 1535 (69 × 58 c.M.) uit de school van Jan van Scorel en een aardig vrouweportret van Catharina van Nijenrode uit omstreeks 1580 (47 × 39 c.M.) dat aan den stijl van Moro doet denken. Uit de zeventiende eeuw zijn er een aantal voortreffelijke kunstwerken, waaronder acht levensgroote portretten, van welke een echtpaar door J. van Ravesteyn en een door M. Mierevelt schitterende stalen van deze meesters zijn. De Ravesteyn's (105 × 84 c.M.), gesigneerd en gedateerd 1615, stellen voor Jan van der Does, burgemeester van 's Gravenhage en zijne echtgenoote Maria van Sypesteyn. Zij zijn forsch en stoer van schildering en stralen een gezonde kracht uit. De beide Mierevelt's (114 × 89 c.M.), eveneens gesigneerd en gedateerd 1626, stellen Ewout van der Dussen, burgemeester van Delft en zijne echtgenoote Catharina van der Hoeff voor. Het zijn prachtige sterke portretten, groot door eerlijken eenvoud. De verwantschap en ook de kleine karakteristieke verschillen dezer beide kunstenaars, zij blijken ten zeerste uit deze imponeerende stukken, die ongetwijfeld tot hunne, geheel eigenhandige, meesterwerken behooren. Ravesteyn heeft een neiging tot zwierigheid, zoodat men bij hem meer affiniteit met Frans Hals of met Vlamingen voelt, terwijl Mierevelt ingetogener en koeler is en in wezen meer Hollander toont te zijn. Van de hier afgebeelde portretten geeft vooral Mierevelt blijk een scherp opmerker van zijne modellen te zijn; het zelfbewuste van den man en de intelligentie van de aandachtig blikkende vrouw zijn raak getroffen, terwijl Ravesteyn hier meer de uiterlijke | |
[pagina 375]
| |
praal en schoonheid uitbeeldde, hoewel hij toch ook een zekere kracht bij den man en een milde menschelijkheid in het gelaat der vrouw wist uit te drukken. Het is de gezonde, frissche kunst van de jonge schildersschool uit het begin onzer gouden eeuw, waaraan alle effectatie of verfijning nog vreemd was. Drie, eveneens levensgroote portretten (120 × 98 c.M.) van Johannes van Nijenrode en zijne echtgenoote Catharine van der Woert, en van hunne dochter zijn van de hand van Paulus Moreelse. Vooral de sobere beeltenis van de oude dame, zittend in een leunstoel, is voortreffelijk, haar ernst en rust zijn prachtig getroffen. In het portret van de dochter is de weelderige schildering van het rijke, maar overdadige costuum zeer te bewonderen. Onder de levensgroote stukken is nog een charmant kinderportret te noemen, ten voeten uit door W. van der Vliet (135 × 91 c.M.), dat voornamelijk als kleurig costuumstuk aantrekkelijk is. Van de talrijke kleinere werken moet bovenal geprezen worden een bekoorlijk busteportret van een jong meisje, Alida van Velthuysen, (71 × 58 c.M.) gesigneerd De Jode, dat zeer gaaf en blank van schildering is. Een kanten kraagje, voornaam door eenvoud en distinctie, is wonderlijk schoon uitgebeeld. In de stemmige kleuren vormen twee roode strikjes aan de oorbellen met parels aardige accenten. Een schilder De Jode is geheel onbekend in onze kunstgeschiedenis; wel kent men teekenaars en graveurs van dien naam. De voortreffelijke hoedanigheden echter van dit schilderij doen ons hem kennen als een uitnemend kunstenaar en roepen sterk het verlangen op meer van zijne hand te ontdekken. Een nieuw gegeven zij hiermede geboden aan de onderzoekers van onze 17e eeuwsche schilders. Van een uitstekende kwaliteit is eveneens een meisjesportret van Alida van der Dussen (74 × 59 c.M.) door Jacob Delff den jonge, een zeer fraai specimen van zijn vrij zeldzame doeken. Onder de talrijke andere werken uit de 17e eeuw moeten nog vermeld worden stukken door Mytens en Schalcken, benevens twee kleine portretten van Jan en Cornelis de Witt, copieën door Abraham Calraet naar Netscher. Uit de 18e eeuw is er een reeks familieportretten, waarbij mooie werken door Cornelis Troost, G. van der Mijn en Hendriks. Vooral de groote familiegroep van Troost (voorstellend Anna van Sypesteyn, geb. Slicher met hare kinderen), zoo weelderig geschilderd en zoo beschaafd van coloriet doet dien kunstenaar van zijn beste zijde kennen. Buiten de familieportretten bezit de Heer van Sypesteyn eene aardige collectie schilderijen, door hem bijeengebracht. Hieronder zijn vooreerst enkele primitieven te noemen, waarvan een zeer goed geconserveerd paneeltje uit de school van Cornelis Engelbrechtsen stamt. Deze Leidsche meester heeft eenigen tijd te Antwerpen gewerkt en dit schilderijtje vertoont naast zijn stijl sterk den invloed der Antwerpsche | |
[pagina 376]
| |
school in het begin der 16e eeuw, zoodat men het moet toeschrijven aan een der leerlingen, die Engelbrechtsen in die stad gekweekt heeft. Het stelt voor de geschiedenis van Lazarus, die op den drempel van de feestzaal des rijken mag zitten en wiens karig diner slechts bestaat uit de afgevallen broodkruimels. De kunstenaar heeft een aardig interieur gebouwd, waarin iets van de weidsche sfeer der Bles-meesters te zien is en waaruit de toenmaals modieuze zucht naar groote en gecompliceerde architectuur - een symptoom der naderende Renaissance - spreekt. De vorstelijke disch, welvoorzien, waaraan de gastheer geheel alleen zit en zich aan een lucullisch maal te goed doet, staat in het midden, terwijl rechts twee grootere tafels, waarschijnlijk met meer en minder voorname gasten in het verkort gezien worden. Vele bedienden loopen aan en dragen rijkbeladen schotels aan. Zelfs het strijkje met bazuinen is op dit feest niet vergeten. Bij dit alles zit de arme Lazarus geduldig op de trappen met een leege mand en wacht op betere dagen! De Bijbelsche parabel is in dit schilderstukje (62 × 52 c.M.) levendig en suggestief verteld. Eveneens uit de Antwerpsche school is eene Madonna met het Jezuskind ten halven lijve in een landschap gezien (48 × 33 c.M.), dat onder invloed van Quinten Matsys is geschilderd en waarschijnlijk van de hand van den Meester der Magdalenalegende is. Het heeft iets van den verfijnden, even pretentieuzen stijl, die Matsys' kunst eigen is. In de kleine benedenzaal van het Kasteel, waar uitsluitend voorwerpen uit de 15e en 16e eeuw zijn opgesteld, treft den bezoeker een important vroeg werk van Maerten van Heemskerck, voorstellend den Calvarieberg (134 × 104 c.M.). Het is geschilderd in dien fijnen, eenigszins wazigen toon, die Heemskerck in zijn vroege jaren bezigde en die deze werken, zoo volmaakt reeds van teekening, tot de beste van zijn omvangrijk oeuvre maken. Het is geheel in den trant en opvatting van de Kruisiging, die zich van hem in het Museum te Gent bevindt. Eveneens een vroeg werk is een paneeltje voorstellend den Doop van Jezus door Johannes (49 × 38 c.M.) van de hand van Cornelis van Haarlem. Ook deze meester, die later in zijn academisme vrijwel doodliep, heeft zijn beste werken in zijn jeugd gemaakt. Hiervan is dit schilderstukje een karakteristiek voorbeeld; het is in een weligen, teeren toon geschilderd, een beschaafd coloriet, dat hij later geheel opofferde om al zijn kracht te wijden aan de teekening van anatomische en perspectivische moeilijkheden. Onder de kleine collectie miniaturen moet een bijzonder mooi mansportretje op blauwen fond van Sigismund Holbein genoemd worden. Een zeldzaamheid in ons land is een portretje van een oude vrouw door Chardin, een breed en vlot geschilderd werkje van dezen franschen meester. Even opmerkelijk is een fijne, met pastei opgewerkte potloodteekening | |
[pagina LXXXI]
| |
school van cornelis engelbrechtsen te antwerpen ± 1520.
| |
[pagina LXXXII]
| |
maerten van heemskerck.
calvarieberg. | |
[pagina 377]
| |
van een dame door Boucher. Een klein blank landschapje van Vernet met een zeer romantische sfeer is evenmin alledaagsch hier te lande. In den 18e eeuwschen salon, waarin de laatstgenoemde werken hangen, treft den bezoeker bovendien een fraai pastel van Cornelis Troost (73 × 58 c.M.) voorstellend den schilder in huiselijken kring op zijn atelier. Meubelen. Het groote gewicht der verzameling van Sypesteyn ligt naast de reeks familieportretten in de uitgebreide en veelzijdige collectie voorwerpen van kunstnijverheid uit vele landen en onderscheiden tijdperken. Er zijn hieronder meubelen uit de 16e, 17e en 18e eeuw, die onze aandacht verdienen. Een gothische vierdeurskast van eikenhout met aardig snijwerk in rankenmotief op de deurpaneelen en uitmuntend geconserveerd (met slechts lichte restauraties), is een sieraad van de lage benedenzaal. Het is Nederlandsch werk uit het begin der 16e eeuw en munt uit door prachtige verhoudingen. Waarschijnlijk uit iets lateren tijd (plm. 1550) is een andere gothische kast met vier deuren (eveneens van eikenhout, die eenvoudig versierd zijn met z.g. briefpaneelen. Dit meubel heeft eenige restauraties o.a. de bovenlijst en het bovendek. Onder zes of zeven gothische kisten, groote en kleinere (de meeste van eikenhout, een van notenhout), bevinden zich eenige bijzonder fraaie stukken, enkele gebeeldhouwd of rijk met ijzerbeslag versierd. Het kleinood der meubelverzameling is echter een Fransch ladekistje van notenhout (56 × 36 c.M.) uit het midden der 16e eeuw. Elk laatje is versierd met een meesterlijk uitgevoerd groteskensnijwerk, dat telkens varieëert. Het is een in ons land zeker zeldzaam voorkomend specimen van de beste fransche kunstnijverheid dier periode. Uit de 17e eeuw bevat de collectie verscheidene fraaie vaderlandsche stalen. Zoo staat er in de torenkamer, voor archief ingericht, een rijk gebeeldhouwde noordhollandsche kast met vier deuren uit den bloeitijd, in prachtigen staat bewaard. Statig, bijna klassiek is de bouw, sierlijk en weelderig het snijwerk. Grooter eenvoud en rust vertoont daarnaast de zuidhollandsche kast, gedateerd 1632, die nog zeer streng van stijl is en alleen snijwerk op het fries en cannelures op de pilasters heeft. Een deftige hollandsche palissanderkast, voornaam van architectuur en met een diep purper-bruinen glans, uit de 2e helft der 17e eeuw in het pièce de résistance in de porceleinkamer van het kasteel. In de hooge bovenzaal zijn verschillende Louis XVI meubelen opgesteld, waarbij eenige zeer fraaie fransche stukken zijn. Zoo verdienen een sécrétaire in satijnhout en ingelegd met rozenhout en een van wilde rozenhout, rijk met koper beslag gemonteerd de aandacht der bezoekers. Een penantkastje in rozen-, satijn- en violethout met koper beslag is eveneens een kostelijk staal van fransche meubelkunst uit het eind der 18e eeuw. Waarschijnlijk engelsch is een sierlijke médaillier in slangenhout, opgelegd met palm- en ebbenhout. | |
[pagina 378]
| |
Van de stoelen mogen wij niet verzuimen te noemen een vroeg 17e eeuwschen vlaamschen armstoel in palissanderhout met fraai snijwerk, een 6-tal notenhouten stoelen, met goudleer bekleed en eenige zeer fijn gesneden Louis XVI fauteuils. Beeldhouwwerken. De veelzijdige belangstelling van den Heer van Sypesteyn heeft zich ook hierop gericht en het is hem in zijn lang verzamelaarsleven gelukt een aantal mooie en interessante stukken op dit gebied bijeen te brengen. In het vertrek naast de benedenzaal waar eene eenvoudige 16e-eeuwsche betimmering van eikenhout een warme en stemmige sfeer schept voor de vroegste werken der collectie, die er grootendeels alle zijn ondergebracht, vinden wij ook eenige beelden, die onze aandacht vragen. Een H. Barbara, staande met haar toren, in de rechterhand een open boek houdend (eikenhout, hoog 98 c.M.) is nog geheel in den stijl van het midden der 15e eeuw en vertoont duidelijk haar nederlandsche afkomst. Muts en keurslijf zijn bourgondisch, de modedracht hier te lande in dien tijd. De figuur vertoont een naturalisme, zooals dat door de van Eyck's gevestigd was; het gelaat, door zeer bekwame hand gesneden, heeft een expressie van groote aandacht; de houding is voornaam. Gestyleerder en van grooter gratie is daarnaast eene vrouwelijke Heilige (een H. Elizabeth? hoog 115 c.M., eikenhout), zeer waarschijnlijk van fransche herkomst. Vooral de edele gelaatstrekken en de rijke, rythmische plooienval verraden de meesterhand. Dit beeld, gemaakt omstreeks 1500, heeft nog grootendeels de oude polychromie. Van een geheel andere allure is een St. Michaël (eikenhout, hoog 84 c.M.), die den duivel verslaat, duitsch werk uit het begin der 16e eeuw. In den strijdenden heilige is een groote kracht uitgedrukt, zijn actie is vol bewegelijkheid gegeven. De stijl, waaraan een trek van nervositeit niet vreemd is - vooral in den wapperenden mantel -, herinnert even aan dien van Matthias Grünewald's schilderwerken. Aantrekkelijk om de poëtische verhaaltrant is een klein paneeltje (eikenhout, 43 × 29 c.M.) met snijwerk in relief, dat voorstelt den Kerstnacht met er boven de Verkondiging aan de herders. De stijl van Memling ligt er zóó duidelijk op uitgedrukt, dat men niet aarzelen kan het zuid-nederlandsch werk van omstreeks 1500 te noemen. De figuurtjes, naief en liefelijk zijn uiterst minutieus gesneden, de kopjes, vooral der lofzingende Engelen tot in de kleinste details en finesses uitgewerkt. Merkwaardig is bovendien de volmaakt gave staat, waarin dit kunstwerkje is bewaard gebleven. Bijzonder rijk is eene verzameling nederlandsche terracotta beelden, veelzijdiger zelfs dan die in het Nederlandsch Museum. Terracotta's zijn de eigenlijke ontwerpen; zij zijn van de beeldhouwers, wat schetsen zijn van de schilders en vaak voelen wij daarin 's kunstenaars spontane emotie | |
[pagina 379]
| |
veel sterker dan in een doorwerkt en geheel voltooid kunstwerk. Kort en bondig, onder den onmiddellijken indruk zijner ontroering heeft hij die volkomen voor zich zelven gemaakt, zoodat wij zijn wezen daarin veelal het zuiverst leeren kennen. Hierom zijn terracotta's van bekende beeldhouwers in onzen tijd terecht zeer gezocht en eene collectie als deze verdient daarom de bijzondere aandacht van elken kunstliefhebber. Op de boven besproken gothische vierdeurskast staat een fraai gemodelleerd Madonnafiguurtje met het Kind en den kleinen Johannes, die een voetje van Jezus kust, en het vormt in zijn gedempten toon van steenrood een aangename kleurenharmonie met het bruine, rijkgevlamde eikenhout der kast. Het is een vlaamsch werkje, dat aan van Dyck's vroegen stijl even herinnert (hoog 31 c.M.), de houdingen zeer levendig en vol beweging geboetseerd, uit het begin der 17e eeuw. In dezelfde benedenzaal staat naast de schouw eene opmerkelijk schoon portretbuste van een jongen man, levensgroot, welke voluit gesigneerd is J. Pollard. Deze meester is voor ons een geheel onbekende en zoover ik weet, is er geen enkel ander werk van hem geboekt. Een nieuw vraagstuk dus, deze geheimzinnige Pollard, althans voor hen, die een speciale studie van nederlandsche beeldhouwkunst maken! Het costuum van den voorgestelde en het kort geknipte haar wijzen uit, dat de buste ontstaan is omstreeks 1600, mogelijk in Zuid-Nederland. Het beeld heeft alle eigenschappen van een portret, de kop is zeer individueel; de weeke gelaatshuid, de even ontevreden blik, het is er alles prachtig in uitgedrukt. De terracotta kleur, door de jaren meer bezonken en verbleekt is thans een aantrekkelijke zacht oranje-rose toon geworden, die de bekoring van het voortreffelijk geconserveerde stuk niet weinig verhoogt. Van Albertus Vinckenbrinck, den beeldhouwer van den beroemden kansel in de Nieuwe Kerk te Amsterdam, vinden wij twee gesigneerde beeldjes, bedelaars voorstellende. In de gang staat een groote portretbuste, zeer knap gemodelleerd van P. Xavery. Van hem zijn er nog een vijftal andere, meest volledig gesigneerde stukken, waarvan een groepje van een vrouw met twee kinderen uit 1671 verwonderlijk schoon is voor dezen meester. Daarnaast bevat deze collectie stalen van terracotta's door Hemony (een slapend Jezuskindje gedateerd 1675), de Wilde en Bouchardon. In dit verband kunnen eenige werken van albast vermeld worden, waarbij een Engelsch stuk uit de Nottinghamschool en een fijn bewerkt huisaltaartje uit omstreeks 1530, gevat in een omlijsting, die fraaie Renaissance motieven vertoont. Bij het spreken over houtsnijwerk mag intusschen niet vergeten worden een woord te wijden aan de oude, veelal rijk besneden deuren, die de bouwmeester overal in zijn kasteel heeft aangebracht en weten dienstbaar | |
[pagina 380]
| |
te maken voor het gebruik. Als echte liefhebber en kenner heeft hij zijn geheele leven antieke deuren verzameld, ze steeds bij allerlei afbraken in ons land opgekocht en thans is er in zijn gansche gebouw om zoo te zeggen geen enkele nieuwe deur aanwezig. En men vindt ze er niet als doode voorwerpen, zooals in musea ter bewondering opgesteld, maar zij zijn volop levend gehouden en doen dienst; men opent ze en wandelt er door heen de vertrekken binnen! Verreweg de schoonste zijn een aantal gothische, waarvan eenige met het bekende vierlobbige motief vroeg 15e-eeuwsch zijn en een enkele mogelijk nog laat 14e is. Deze zijn waarschijnlijk voor de meerderheid uit kerken afkomstig. Dan zijn er met de ranke briefpaneelversieringen, voornaam en sierlijk in de verdeeling van paneelen en lijsten, subtiel van profileering en somtijds van fraaie gesmeed ijzeren beslagbanden voorzien. De bovenzaal betreedt men door een vroeg 17-eeuwsche deur in eikenhout met streng, sober snijwerk, hier en daar met ebbenhout ingelegd en men verlaat haar door een laat 17e-eeuwsche in notenhout, bekroond met een prachtige kap. De salon beneden heeft bij de betimmering uit den aanvang der 18e eeuw passende dubbele deuren met eenvoudig snijwerk in Régence stijl. Het trappenhuis pronkt met een monumentale trap in eikenhout uit het einde der 17e eeuw; de hoekbalusters zijn rijk besneden met motieven, die al laat Louis XIV zijn. Zoo heeft de bouwmeester, waar hij kon, onderdeden, die kunstwaarde bezaten in zijn kasteel aangewend en ze de diensten laten verrichten, waarvoor ze bestemd waren, ze op deze wijze levend houdende. Op middeleeuwsche miniaturen reeds en later herhaaldelijk op schilderijen uit de 17e eeuw ziet men kleine koffertjes afgebeeld, waarin kostbare geschenken, veelal juweelen werden aangeboden. Zeer in zwang waren zij ook voor kerkelijk gebruik, ter bewaring van reliquien of sieraden, maar meer misschien nog als geldkistjes. Men vindt hiervan in de groote musea van kunstnijverheid bijv. in het Museum van Cluny de zeldzaamste en schoonste voorbeelden. Ook de heer van Sypesteyn heeft, vooral in het begin van zijn verzamelaarswerkzaamheid - thans behooren zij immers tot de grootste rariteiten - hiervan eene aanzienlijke collectie bijeengebracht, die voorbeelden bevat uit de 15e tot de 18e eeuw in zilver, hout, ijzer, leder en lakwerk. Een zestal is nog Gothisch, eenige van rijk gesmeed ijzer, andere van hout met aardig snijwerk of van gestempeld of gesneden leder. Zij zijn klein van formaat, meest ongeveer 20 tot 25 c.M. lang en van 10 tot 12 c.M. breed. Uit de 16e en 17e eeuw zijn de fraaiste met gestempeld leder overtrokken, waarvan vooral een grooter stuk (51 × 31 c.M.), dat fransch is, uitmunt door een sierlijke, laat 16e eeuwsche ornamentiek, terwijl eenige kleinere met mooie renaissance motieven in goud bestempeld zijn. Prachtig geconserveerd zijn | |
[pagina LXXXIII]
| |
gothische kast. nederlandsch werk, begin l6de eeuw.
| |
[pagina LXXXIV]
| |
kerstnachtpaneel
vlaamsch houtsnijwerk ± 1500.
h. elisabeth.
h. barbara. st. michaël. houtsculpturen, 15de en 16de eeuw.
fransch ladekastje midden 16de eeuw.
| |
[pagina 381]
| |
eenige miniatuur koffertjes van filigrain zilver uit het midden der 17e eeuw, waarvan één stuk venetiaansch is, de andere hollandsch zijn. De keur dezer verzameling geeft een goeden indruk van een tak van kunstnijverheid, die gedurende vele eeuwen hoog bloeide en toont ons weer eens met hoeveel smaak en kunstzin men vroeger gebruiksvoorwerpen vervaardigde. Een unicum in zijn soort om de fraaie uitvoering en ook om den uitmuntenden staat, waarin het werd bewaard, is een bruidskoffertje uit het begin der 17e eeuw; het is overtrokken met groen fluweel, waarop geborduurde bloemen gestikt zijn, van binnen is het van zwart leder, waarop de voorstellingen van trouwstoet, kerk en huwelijksreis per koets in goud gestempeld zijn. Hierbij vertoont de eigenaar dan meestal den bezoeker, die het voorrecht heeft hem persoonlijk te treffen, een likeurkeldertje in zwart ebbenhout, rijk met zilver beslag in den barokstijl van het eind der 17e eeuw gemonteerd. Het is een exquis en zeer luxueus uitgevoerd werk, dat afkomstig is uit oud familiebezit van het geslacht van Sypesteyn. Metalen voorwerpen. Tot de oudste kunstvoorwerpen in het kasteel aanwezig behoort een zeer schoone wijwateremmer van koper met een sterke legeering van brons, Romaansch werk (hoog 21 c.M.) waarschijnlijk uit de twaalfde eeuw. De eenige versiering bestaat uit drie randen met een eenvoudig kruisjesornament; twee zeer goed gemodelleerde koppen dragen het hengsel. De vorm is streng, de kleur warm en bezonken met het patine der vele eeuwen. In het beneden-vertrek, dat aansluit aan de groote zaal en waar zich de boven beschreven primitieven bevinden, hangt, sierlijk en licht van bouw, een klein laat gothisch kaarsenkroontje van koper. Een uitgebreide collectie vijzels in brons en koper is verspreid in de benedenzalen. Er zijn nederlandsche, italiaansche en spaansche stukken uit de 15e, 16e en 17e eeuw. Vooral eenige uit Italië zijn voornaam van vorm, edel van glanzende bronskleur, andere, van hollandsche afkomst, dragen aardige opschriften met namen van kunstenaars en met jaartallen (hierbij is er een uit 1488). Een bijzonder mooi exemplaar is een groote vijzel, gesigneerd Franciscus Hemony, Amsterdam 1661. Uitvoeriger is nog eene verzameling kandelaars, waarin de ontwikkeling van dit populaire gebruiksartikel uit vroegeren tijd gedemonstreerd wordt van de gothische modellen af tot in de 18e eeuw toe in stukken zoowel voor kerkelijk als voor profaan gebruik bestemd. Een groote ijzeren kandelaar op hoogen voet uit de 15e eeuw (hoog 152 c.M.), met wapenschild, die duidelijk voor profaan doel gediend heeft, behoort tot de zeldzaamheden. Een idee hoe hoog in vroegeren tijd een smid zijn ambacht opvatte en welk een peil zijn kunst bereikte, krijgt men bij het beschouwen eener uitnemende collectie oude sleutels en slotplaten. Er zijn gothische van | |
[pagina 382]
| |
schier oneindig gecompliceerde ornamentiek, meesterwerken van smeedkunst, deftige en gewichtige stukken uit de 17e eeuw en exemplaren uit de 18e, die verwonderlijk gracieus en sierlijk zijn en die wij veel te mooi zouden vinden voor dit doel en voor dagelijksch gebruik. Onder de slotplaten zijn eenige zeer fraaie gothische en verscheidene vroeg 18e eeuwsche stukken, welke deels gesmeed, deels rijk gedreven zijn. Vele van deze hebben weer haar plaats gevonden op deuren en verrichten opnieuw de functie, waarvoor zij geschapen zijn. Wie belang stelt in dit handwerk, dat langen tijd zóó hoog bloeide, zal een ruim en veelzijdig studieveld op de Sypesteyn vinden. In dit verband kan een collectie zegelstempels en cachetten uit de 15e tot de 18e eeuw vermeld worden, die de eigenaar ook reeds vóór vele jaren bijeengebracht heeft. De meerderheid is in koper uitgevoerd, ook zijn er een aantal in zilver of goud en eenige 18e eeuwsche in cristal de roche. De merkwaardigste zijn de middeleeuwsche, waarbij prachtige gesneden exemplaren zijn met de beeltenissen van bisschoppen, abten en abdessen en afkomstig uit kloosters of met de wapens van edellieden of steden. De meeste zijn noord- of zuid-nederlandsch, enkele ook uit Frankrijk, het Rijnland of Westphalen. Bij de cachetten, vooral bij de zilveren uit de 18e eeuw, zijn eenige stukken met fraai bewerkte handvatten. Van een groot aantal - echter nog lang niet van alle - zijn afdrukken in lak gemaakt. Een specialist zal hier ongetwijfeld menig nieuw gegeven kunnen ontdekken. In een kleine vitrine vindt de bezoeker een aantal zilversmidsplaten, zooals er ook in het Nederlandsch Museum te zien zijn. Het zijn de gegoten modellen of reproducties, die de kunstenaars van hunne zilverwerken eigenhandig goten en die zij waarschijnlijk als een soort reclamemiddel gebruikten om te toonen, wat zij konden. In de kleine verzameling hiervan aanwezig, bevinden zich stukken van groote kunstwaarde o.a. van Hendrick Goltzius (gedateerd 1569), prachtige rijke composities van Adam en Paulus van Vianen (de laatste gedateerd 1610). Van Paulus is er ook een pronkbeker, in koper gegoten, waarop met groote meesterschap voorstellingen zijn uitgevoerd. Deze beker bestaat (bestond?) van hem ook in goud en was eertijds in het bezit van Prins Frederik, den broeder van Koning Willem II. Zeer uitvoerig is eene verzameling tabaks- en snuifdoozen. Wij aanschouwen vele fraai gegraveerde stukken van koper uit de 17e en 18e eeuw, sommige met aardige opschriften ter herdenking van historische gebeurtenissen, alle van een kwaliteit, zooals men zelden aantreft. Daarnaast zijn er een aantal zilveren uit de 17e, 18e en 19e eeuw, waaronder een rijk gedreven exemplaar uitmunt, dat gesigneerd is La Cave, 1764. De schoonste zijn echter eenige met goud gemonteerde snuifdoozen, meestal fransch | |
[pagina 383]
| |
werk uit de 18e eeuw, deels met miniaturen op de deksels, deels geëmailleerd. Eene gedetailleerde beschrijving dezer kleinooden zou een geheel artikel kunnen vullen. Hierbij kunnen de horloges genoemd worden, waarvan men eene keurcollectie op het kasteel vindt. Er zijn een 14 tal gouden en circa 25 zilveren, gedeeltelijk van fransche gedeeltelijk van hollandsche afkomst uit de 17e en 18e eeuw, eenige met bijbehoorende chatelaines. De meeste zijn fraai gedreven in Régence, Louis XV of Louis XVI stijl. Onder de gouden is er één prachtig specimen, onder de zilveren zijn er verscheidene met de signatuur van Cochin. De verzameling zilveren voorwerpen van Jhr. van Sypesteyn is rijk. Wij willen daaruit eenige der mooiste en merkwaardigste stukken noemen. Vooreerst trekt de aandacht een zoutvat uit het begin der 17e eeuw in laten Renaissance stijl, dat mogelijk spaansch werk is. Op een driehoekig voetstuk verrijzen drie zuiltjes, die het zoutvat torsen, tusschen de zuiltjes in staat op een bol een figuurtje, dat een zegevaan draagt. Op deze vaan staat in later, vermoedelijk 18e eeuwsch schrift gegraveerd, dat dit zoutvat afkomstig zou zijn van de zilvervloot, die eens door Piet Hein veroverd werd. Men moge aan deze mededeeling het geloof hechten, dat men wil, zeker is, dat de tijd, waarin dit sierlijke voorwerp ontstond, geen beletsel kan zijn voor de juistheid dier overlevering. Een hollandsche cocosbeker is met zilver gemonteerd, welks versiering uitwijst dat hij circa 1640 vervaardigd is. De kroon spannen echter twee kandelaars met zeer rijk geornamenteerd drijfwerk in den stijl van het eind der 17e eeuw, die mogelijk engelsch zijn. Een viertal bijzonder fraaie filigrain koffertjes, uitnemend geconserveerde stalen van italiaansch en hollandsch werk uit de 17e eeuw, zijn reeds boven vermeld. Uit deze periode dateeren ook eenige bakjes en schaaltjes met haarlemsche keur en een drietal drinkbekers, waaronder één duitsche. Uit de 18e eeuw zijn vooral te noemen een aantal zoutvaten, peperbussen, bonbonnières en schotels van hollandsch maaksel en vier elegante Louis XVI kandelaars met parijsche keur. Van eenige zilveren gedreven platen verdienen ten zeerste een meesterwerkje van Paulus van Vianen en een van Jurriaen Pool de aandacht, terwijl eveneens een tiental gegraveerde gedenkpenningen niet over het hoofd mogen gezien worden. Genoemd zij ten slotte in deze rubriek een uiterst sierlijk beschilderde waaier, met zilver gemonteerd, een precieus fransch kunstwerkje uit de 2e helft der 17e eeuw, dat volkomen gaaf en met frissche kleuren is bewaard gebleven. De veelzijdige collectioneur, die de Heer van Sypesteyn is, heeft gedurende vele jaren zijne speciale belangstelling gegeven aan uurwerken (tijdmeters, klokken, pendules en horloges) en aan menigen bezoeker | |
[pagina 384]
| |
vertoont hij met allerlei aardige historische bijzonderheden een zoogenaamde waterklok, een primitief instrument onzer voorouders om den tijd te meten, waarvan hij een interessant engelsch voorbeeld bezit. Men vindt verspreid in de verschillende vertrekken van het kasteel uurwerken, dateerend van de zestiende tot de negentiende eeuw. Onder de vroegste verdienen vermelding een groote klok, eenige meters hoog, met speelwerk, die de gedaante heeft van den kerktoren van Breda en die opgesteld is in de wapenkamer, benevens een hollandsch consoleklokje uit omstreeks 1600, vervaardigd en gesigneerd door Arent Gaveel, Goeree. Deels van hollandsch, deels van duitsch maaksel zijn een aantal vroeg 17e-eeuwsche tafelklokken, eenige in fraai gegraveerde koperen kastjes. Een monumentale staande klok met speelwerk en clavecimbel in een kast van notenhout is een voortreffelijk staal van amsterdamsch werk uit ongeveer 1700 en thans een deftig siermeubel in de gang van ‘de Sypesteyn’. Een trots van den eigenaar zijn een zevental pendules, meest fransche, alle in uitmuntenden staat bewaard uit de periodes van Louis XV, Louis XVI, Directoire en Empire, eenige met bijbehoorende candelabres. Dank zij de degelijke zorgzaamheid onzer voorouders, die zulke pendules steeds onder glazen stolpen bewaarden, heeft het verguldsel thans nog de oude pracht en glans. Een juweel door schoonheid en zeldzaamheid onder deze is een in Louis XV stijl gegoten fransch penduletje in verguld brons, met pâté tendre van St. Cloud gemonteerd en de initialen van niemand minder dan van Caffiéri dragend. |
|