Elseviers Geïllustreerd Maandschrift. Jaargang 36(1926)– [tijdschrift] Elsevier's Geïllustreerd Maandschrift– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 337] [p. 337] Don Juan Mañara, door C. Tielrooy-de Gruyter. In 't duister, langs balkonnen, met guitaren, geleid door licht en lampen van de maan bespeel 'k van 't vrouwenhart de teerste snaren, die 'k listig roerde met een valschen traan. Mijn strengste plicht is in 't vernuftig schaken Van 'n zachte vrouwenziel, op weg naar God; uit zelfbehoud, om zelf mij te genaken, gooi 'k naar een vrouwenlijf een matig bod. Ik kan zóó diep een kloostervroomheid veinzen, als nooit een non gekend heeft in haar cel, terwijl in lijnen om mijn mond, de grijnzen trekken, als 'k proef de vruchten van mijn spel. 'k Ben aangebeden door de uitgestootnen, in drift veracht door haar, die ik niet begeer, maar bij de naderenden, nog geslootnen bespied ik 't wijken van de tegenweer in den blik, die staat lijk ongerepte kindren, als ik den gloed van hartstocht er in neerlaat, tot vlammen in haar diepste hoven zindren en 'n roode schijn op haar gelaten neerslaat. Langs den fluweelen waaier harer oogen schuurt dan de witte kant van mijn manchet, als door de leden van haar minnaars togen de stalen scherpten van mijn slank fleuret. Geen nederlaag, die mij ooit heeft gebogen: de vrouwen zijn tropheeën van mijn feest; Zoo speel ik tot mijn dood met den Alhooge de bittre weddenschap om lijf en geest. Vorige Volgende