Elseviers Geïllustreerd Maandschrift. Jaargang 36
(1926)– [tijdschrift] Elsevier's Geïllustreerd Maandschrift– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina L]
| |
joris minne.
kermis, kopergravure. | |
[pagina 237]
| |
II. Joris Minne.KAN een figuur als Frans Masereel de huidige Vlaamse houtgravuur beheersen, ons valt het moeilik een stijl voller oeuvre voor te stellen dan die van Joris Minne. Zij is inderdaad enig in de geschiedenis van de xylografie, de wijze waarop deze streng-geordonneerde, energieke geest het intensief leven, het dynamies organisme, het harmonies spel der wit-en-zwart vlakken van de houtgravuur doorvoeld en.... beleden heeft. Elders omschreef ik volgender wij ze deze belangwekkende, jonge persoonlikheid: | |
[pagina 238]
| |
joris minne. ‘amour’ uit ‘voyage’ door bod claessens.
Gesproten uit een generatie met de geweldige ethiek der ‘ismen’ achter zich, kind van een weergaloos kaoties moment, doch klaar en onbevangen als een jonge God, zò staat Joris Minne te midden van zijn dekadente, zijn vulkaniese tijd. Het ekspressionisme leerde hem haten de onvolkomenheden der natuur en hare grillen; van het kubisme erfde hij die hoge zin voor stijl, welke gans zijn oeuvre kenmerkt. Met zienersogen tracht hij te onderscheiden de felgeschokte onderdelen dezer waereld om ze daarna langs eigen temperament en brein weer visioenair herop te bouwen. Elk voorwerp, hoe nietig en hoe schijnbaar-onbeduidend ook, is voor hem oorzaak en gevolg. Tussen de hemel en de aarde wil hij juwelen, niets dan juwelen. De aarde zèlf zal zijn: een kunstvol geslepen diamant in het kosmies schrijn van zonnestelsels en heelallen. - Minne debuteerde in 1920 met een album, getiteld Sabbat (zes gekleurde lino's). Deze mappe, alhoewel niet ontdaan van beloften, gaf echter nog weinige blijken van de hoge kwaliteiten, dewelke zijn later werk zo gelukkig zouden karakteriseren. Verbonden als illustrator aan de Uitgeverij ‘Lumière’ te Antwerpen, verluchtte hij achtereenvolgens in de loop nog van ditzelfde jaar: La Conjuration des Chats door Roger Avermaete. De derde nacht door Frank van den Wijngaert. Daarna (in 1921) verschijnt zijn Cornemuse, illustraties op oud Vlaamse balladen, een bundel, waarin zich het ontvoogdings- en ontwikkelingsproces afspeelt van een kernachtig talent. Deze zes sneden zijn zoveel worstelingen voor eigen wijze van uitdrukking en eigen techniek. Indien men dit album opmerkzaam nablaadt, dan valt er zonder enige | |
[pagina 239]
| |
moeilikheid een leiddraad, een klimaks in t'ontdekken. Deze klimaks stijgt gradueel maar zeker naar een kulminatie in de allerlaatste ‘blok’ Het looze Visschertje, als een triomfkreet uitgezegd!.... Reminiscenties verzwinden als bij toverslag, de techniek beweegt zich luchtig en vrij en is niet langer meer weifelend, harmonies wentelen zich de witen-zwart vlakken in en door mekaar naar vaste wetten. Cornemuse, hoe onevenwichtig ook, zal immer het meest belangrijk dokument vertegenwoordigen in Minne's evolutie-geschiedenis.
joris minne. illustratie voor ‘het looze visschertje.’
Nog uit dezelfde Sturmund Drang-periode dagtekenen de illustraties voor: belijdenis door Frank van den Wijngaert. Le Miracle de Vivre door L. Charles Baudouin alsook de prachtige verluchting van Marcel Millet's Comédiens en tournée, een bundeltje, waarin de definitieve grondslagen worden neergelegd van het genre, dat hem in de toekomst zo geliefd en.... vermaard zal maken. Als illustratief werk volgen dan nog: voor de Uitgeverij ‘De Diskus’, Antwerpen: De Schuld door Frank van den Wijngaert (1922); voor de Uitg. Mij. Prometheus, Den Haag: Een voorbeeldige Vrouw door Roger Avermaete (1924); voor de Uitgevers-Mij. ‘Lumière’, Antwerpen: L'Enfant de Margueline door Gaston Picard (1925). Inmiddels (over de jaren: 1922, '23 en '24) voltooit hij als zuivercreatief werk zijn series wandplaten, synthetiese opvattingen van licht en schaduw, dewelke moeten gerangschikt worden onder de machtigste xylografiese voortbrengsels van onze tijd. Symfonieën van wit-en-zwartbetitelde ik ergens deze grootse scheppingen. Onder de mooisten vernoem ik: Vischvrouwen, Kempisch Landschap, Bra- | |
[pagina 240]
| |
bantsch Landschap (hier gereproduceerd op verkleinde schaal), De Torens, Aqueducs, enz enz. Op dit ogenblik werkt Minne aan een Synthese van Antwerpen, uitgebreide reeks vizioenen van de haven met haar mekanies en dynamies lyrisme. In voorbereiding is de verluchting van een twede bundel antieke Vlaamse liederen: Treize chansons du beau pays de Flandre. Een bundeltje, getiteld Alphabet werd zo juist bezorgd door de Uitg. Mij ‘De wilde Roos.’ De conceptie van dit laatste werkje is uiterst origineel. Minne bewerkte er elke letter van het alphabet afzonderlik in op zeer kleine afmetingen van 3,5 cM. × 4,5 cM. De letter zelf, op voorgrond, werd duidelik, haast klassiek weergegeven; het achterplan van elk gravuurtje evenwel werd op meesterlike wijze opgeluisterd door karakteristieken uit haven en uit stad, net zoals hij zulks, maar in ruimer, breder mate, bedoelt in zijn Synthese van Antwerpen. Niet alleen is Minne's oeuvre een der puurste uitingen van de hedendaagse houtgravuur, ook in de heropflakkerende kunst der kopersnede heeft hij zijn woord meegezegd. Het grenst schier aan het ongelofelike hoe gemakkelik deze eerder ‘brutale’ verwerker van wit-en-zwart kontrasten het vermocht te zegevieren over de geraffineerde vereisten van de aristokratiese kopertechniek. Resultaten als de hier gereproduceerde Kermis (verkleinde schaal) vertellen meer dan boekdeelen beschrijving. Andere werken als de cyclus Images du Christ (Ed. Lumière 1925), vijf kleine sneden, waaronder dit enig kleinood, dat Aanbidding heet, Joodsch type, Synthese van Antwerpen (niet te verwarren met hoger bedoelde houtsuite) kunnen gerust wedijveren met het mooiste dat beroemde moderne Franse kopergraveerders, als een Laboureur, een Marie Laurencin, tot nog toe voortbrachten. In de laatste paar jaren penseelde Minne eveneens een rij waterverfschilderingen. U meent wellicht: ontspanningen?! Een soort ‘Violon d'Ingres’! Dan vergist u zich. Deze jonge artiest heeft veel te veel ‘ras’ voor dilettantiese coquetterie. Daarom zijn panelen als Molen, Brugsche hoekjes, Antwerpsch hoekje, e.a. verklaringen van een rijp schildertalent. Neemt men daarbij nog in aanmerking, dat - uitgezonderd wat betreft zijn picturale arbeid - deze jonge man totaal ‘selfmade’ is: i.a.w. dat hij zijn dubbele vaardigheid over hout en koper geheel aan zichzelf te danken heeft en in dit opzicht van geen mens ook maar de elementairste vingerwijzing ontving, dan zal men eerst ten volle de betekenis van deze kunstenaar beseffen: de energieke stuwing, die achter dit schijnbaar roerloos oeuvre zwoegt en hijgt!.... |
|