| |
| |
| |
nijlpaard. versteend hout. ± 4000 v. chr.
priester met osirisbeeld. brons met zilver ingelegd. nieuwe rijk.
man van hout, en vrouw van ivoor, uit hetzelfde graf. oude rijk.
| |
| |
| |
De Egyptische oudheden in het Museum Carnegielaan 12, Den Haag,
door Fr. W. Frherr von Bissing
VERZAMELINGEN van Egyptische kunst vertoonen een bijzonder karakter bij vergelijking met collecties van andere oudheden; zij verbinden als het ware de eigenaardigheden van een ethnographische verzameling met die van een collectie van kunstwerken. Aan den eenen kant kan nergens de ontwikkeling der kunstvormen, van het eerste begin af zoo duidelijk aangetoond worden als in een museum van Egyptische oudheden; ook de eigenschappen, die het materiaal, (bonte steen, ebbenhout, fayence, glas, of edele metalen) geschikt maken om er kunstvoorwerpen uit te vervaardigen, kunnen hier bij uitstek gedemonstreerd worden. Aan den anderen kant heeft de droge woestijngrond en de gewoonte der Egyptenaren, den dooden alles mede te geven, wat hun in het leven lief en tot nut was, voor ons zooveel voorwerpen uit het dagelijksch leven bewaard, dat wij de zeden en gebruiken der Egyptenaren met evenveel zekerheid kunnen reconstrueeren, als het slechts mogelijk is bij de z.g. ‘wilde’ volken, wier gebruiksvoorwerpen in onze ethnographische musea bewaard worden. Wij kunnen het pony-haar aanraken van iemand, die omstreeks 4000 v. Chr. gestorven is; ook kunnen wij de groene kleurstof, waarmede men in dien tijd de oogleden verfde, nog op het schminkpalet zien. Wij treffen het holle riet aan, met een linnen omhulsel, waarin men verf of vet borg, tusschen 2000 en 1000 v. Chr. Voor ons liggen stukjes wierook, die uit het vergelegen Oost-Afrika werden gebracht ten tijde van koning Amenophis IV (± 1400 v. Chr.) en de bloemen, die voor duizenden jaren door teedere handen tot kransen gewonden werden (kabinet 2). En als wij dan beproeven, ons het leven der vroegere bewoners van het Nijldal voor te stellen en hun huisraad in oogenschouw nemen, staan wij dikwijls verbaasd over de doelmatigheid der vormen en de duurzaamheid, in het bijzonder van de ornamentale grondgedachten.
De wensch, tot elken prijs nieuw, ‘modern’ te zijn, schijnt in dien tijd den kunstenaars geheel vreemd te zijn geweest. Zooals de slang zich kronkelt om de hals van een fleschje uit omstreeks 4000 v. Chr. (zaal I, kast B), zoo kronkelt zij zich ook om het handvat van een lepel, die meer dan 2000 jaar (zaal II, kast C), jonger is. En de hoofdsteunsels, in den vorm van een halve maan, rustend op een of meer zuilen, (bestemd voor hoofdkussen, waarop men het hoofd zijwaarts legt, en dat dan volstrekt niet zoo ongemakkelijk is), zijn gedurende duizende
| |
| |
jaren dezelfde gebleven, slechts verschillend in bijkomstige ornamenten. Wij vinden afbeeldingen ervan onder de offergaven op het grafrelief uit de 3e dynastie (in kabinet 4, waar het nijlpaard staat) en wij treffen ze aan in zaal I, kast A, en in zaal II, de zaal van het Nieuwe Rijk, in de kast met hout- en ivoorskulptuur (kast C). Zoo is het ook met de stoelen, wier pooten reeds in de eerste dynastie op dierenpooten gelijken (zaal I, kast A), zooals zij ook nog zijn bij het doodsbed in de Saïtische zaal (zaal III) en zooals wij ze aan het kleine model van het doodsbed van Osiris (in de kast in kabinet 10) kunnen zien, tezamen met de leeuwenkoppen aan het hoofdeinde van het bed. Hoe men op zulke bedden sliep, toonen de modellen van legersteden met slapende vrouwen, naast welke naakte kinderen staan (kast F, in zaal III). Een fragment uit vroegeren tijd van een dergelijke liggende schoone die men den doode medegaf, zien wij in zaal II (Nieuwe Rijk), in kast H; zij ligt te slapen met naar boven gebogen arm. Deze figuur moest eigenlijk liggen, maar is staande opgesteld, om de bevalligheid te laten zien, waardoor dit werk uit den lateren tijd van het Nieuwe Rijk uitmunt.
Het is een voorrecht van Egyptische musea, dat de tentoongestelde voorwerpen elkaar meer aanvullen, dan in musea met Grieksch-Romeinsche oudheden (misschien uitgezonderd de Romeinsche musea in de provincies). In zaal II (Nieuwe Rijk) hangt aan den grooten achterwand rechts een relief. Het vertoont voorstellingen in twee rijen: bovenaan wordt een sarkophaag een berg opgedragen, (d.w.z. naar de woestijn toe); een tweede volgde; in zaal III kan men zien, dat de Egyptenaar zich in verscheidene, in elkaar passende sarkophagen liet begraven. In de onderste rij van het relief marcheeren mannen met allerlei eigenaardige voorwerpen. Twee dragen doodenfiguren, z.g. ‘antwoordenden’, die het eerst voorkomen in het Middelrijk (men vergelijke de figuurtjes in kast D, zaal I, Oude en Middelrijk) en die in grooten getale en ten deele in bijzonder mooie uitvoering liggen in zaal II, kast H en kast G. De volgende mannen dragen een plaat, die op de borst gedragen wordt, een amulet, aan een snoer, en kistjes met stoffen en kostbaarheden. Amuletten van een dergelijken vorm kan men in kast F in dezelfde zaal zien liggen; één ervan bootst door de gele kleur en de bonte versieringen een gesneden gouden plaat met inlegwerk van half-edelsteenen na; in de koningsgraven zijn zulke platen dikwijls gevonden. Ook de gaten, waardoor het draagsnoer getrokken kon worden, zijn aangegeven. De voorstelling is symbolisch en stelt het zonneschip voor met de jonge zon in de gedaante van een gevleugelden kever.
Ook zijn verschillende kistjes, zooals de dienaren dragen, bewaard gebleven; in dit museum vindt men in zaal III in kast F, waarin de sarkophagen voor mummies van dieren staan, een nabootsing in terracotta
| |
| |
van een dergelijk kistje. Als men het gewelfde deksel optilt, dan ziet men binnenin kleine oliepotjes in openingen passend.
De mannen in den begrafenisstoet dragen echter nog meer: ons valt een groote waaier van struisveeren op; in overeenstemming hiermede kunnen wij de handvaten van zulke waaiers van hout en ivoor, die men vindt in zaal II, kast C, reconstrueeren.
Bij het opstellen der voorwerpen is er rekening mede gehouden, dergelijke reconstructiemogelijkheden, die vanzelfsprekend zijn, in het oog te laten vallen, en in de overigens nog zeer onvoldoende ‘voorloopige catalogus’ is getracht de aandacht van den bezoeker op deze mogelijkheden te vestigen. Zoodra echter de omstandigheden het veroorloven, moet men hier veel verder gaan. Zelfs op gevaar af hier en daar een minder gelukkige onderbreking in de opeenvolging der voorwerpen te brengen, moeten teekeningen, zoo mogelijk naar oud-Egyptische afbeeldingen naast de tentoongestelde voorwerpen worden opgehangen, die het gebruik ervan duidelijk maken, of aanvullen, wat nu aan het origineel ontbreekt. Weinig bezoekers zullen bijv. bij het bekijken van het groote relief met de ossenkoppen aan den linkerzijwand in zaal I (Oude en Middelrijk) begrijpen, dat daar een kudde door een doorwaadbare plaats gedreven wordt, en dat daardoor de levendige beweging van één der mannen in het lichte bootje te verklaren is. In oude graven vindt men vele dergelijke voorstellingen, die geheel bewaard zijn gebleven. Het is noodzakelijk zulk een afbeelding naast het relief te hangen, evenals de teekening van een volledige halskraag gehangen moet worden naast de valkenkoppen in kast D, zaal I; want deze valkenkoppen houden soms de einden van bonte snoeren, die den breeden kraag vormden, vast en lagen, zooals men dit vooral op sarkophagen kan zien, op den schouder van den doode of den levende.
Als grondprincipe van de opstelling is de chronologische volgorde gekozen. Slechts de vondsten uit het zonnenheiligdom, uit de Vde dynastie, die grootendeels nog niet konden worden opgesteld, zijn in een afzonderlijk kabinet (kab. 2) bij elkaar gehouden, evenals de voorwerpen, door Dr. Lunsingh Scheurleer uit Engelsche opgravingen in Egypte verworven.
Voltooid kan men de opstelling nog lang niet noemen. Zoowel in wetenschappelijk opzicht als met het oog op de kunstwaarde, blijft er nog veel te verbeteren. De opstelling van de schoone skulpturen uit El Amarna is nog onbevredigend en de prachtige Anubis van donkerblauw glas in de Hellenistische zaal (zaal VII) verbergt jammerlijk zijn kleurenpracht. Ook verder moet aan de opstelling in zaal VII nog veel veranderd worden. De beelden uit het Oude Rijk moeten om tot hun volle recht te komen, op geschikte wijze worden gereconstrueerd of bevrijd worden van her- | |
| |
stellingen, door dilettanten aangebracht. Bij sommige voorwerpen, waarbij dit noodig is, moeten korte verklaringen worden gevoegd, want de noodzakelijkheid, voortdurend in den catalogus te kijken, is voor bezoekers, die genieten willen, onaangenaam. De catalogus moet dàt onderricht geven, dat niet met een enkel woord is af te doen en aanleiding geven (liefst bij bestudeering vóór het bezoek) niets over het hoofd te zien, wat voor den bezoeker van belang kan zijn.
Bij den eersten blik schijnt een buitengewoon groot gedeelte van de ruimte in beslag te worden genomen door den lateren tijd. En dit zal in nog grooter mate het geval zijn, wanneer de lager gelegen zaal geopend wordt, waarin aethiopisch-nubische voorwerpen zullen worden opgesteld. Weinigen slechts vermoeden welke schatten van den Alexandrijnschen geest op gedeeltelijk onbelangrijk schijnende scherven uit Nubië verborgen zijn. Het helleniseeren van die streken, waarvan de geschiedenis spreekt, treedt ons daar levendig voor oogen en dit gaat door tot Meroë, diep in den Soedan. In deze en in de Hellenistische zaal wordt men met nadruk gewezen op de vermenging van Grieksche en Oostersche cultuur; ook ziet men de christelijke kunst in Egypte als het ware voor zijn oogen ontstaan. En bij een rijke collectie geglazuurde lampen uit vroeg-Arabischen tijd (die ook nu nog niet is opgesteld), kan men nagaan, wat er uit de oude fayence-techniek van Egypte geworden is; de oudste voorbeelden hiervan kan de bezoeker in zaal I bezichtigen.
Wie genieten wil van de kunstvormen op zichzelf, moet van het nijlpaard en de steenen vazen uit de eerste dynastie, langs de ezeltjes van ivoor en het houten mannefiguurtje, langs de indrukwekkende, doorgroefde koppen uit het Middelrijk en de trotsche zekerheid van den paardekop uit El Amarna naar de glazen fleschjes en de bekers van fayence uit denzelfden tijd wandelen, todat hij bij de stille, nadenkende koppen uit Saïtischen tijd komt, om dan te eindigen met een roes van vormen en kleuren uit Hellenistischen tijd.
Wie er zich echter toe voelt aangetrokken, cultuurvormen te bestudeeren, moet niet terugschrikken voor de moeite, en heen en weer loopen, zooals hier gedeeltelijk gedaan is. Hij zal in den samenhang der op elkaar volgende culturen dikwijls een blik slaan; hij zal de wisseling der tijden, de aanraking en het uit elkaar gaan van verschillende volken kunnen nagaan, in het bijzonder wanneer er gelegenheid gekomen is voor het opstellen der vazen, die nu nog in het magazijn opgeborgen zijn. Hoe meer het ordenen en beschrijven der verzameling vordert, en hoe meer het gelukt, de groepeering te verbeteren, des te duidelijker zal alles worden.
Ons inzicht wordt steeds verruimd; een goed bestuurd museum moet ook voortdurend het verkregen inzicht weerspiegelen. Een museum kan nooit hetzelfde blijven; tenminste in details moet er voortdurend ver-
| |
| |
bakkerij. hout. ± 2500 v. chr.
dochter van koning amenophis iv. bruine steen. (xviiide dyn.).
koningsportret. kalksteen. iiide eeuw v. chr.(?) of ouder.
| |
| |
vijgenplukken. relief, kalksteen. nieuwe rijk.
relief met pharao thoetmosis iii. kalksteen. (xviiide dyn.).
de god horus. bronzen beeldje.
afbeelding van een poes, op een doos waarin de mummie van een poes werd bewaard.
| |
| |
beterd worden. Ik hoop reeds in den volgenden winter ten eerste zaal I grondig te kunnen reorganiseeren (dit kan misschien een tijdelijke of gedeeltelijke sluiting der zaal ten gevolge hebben), om vooral de houten booten en keukens in elkaar te zetten, zooals zij vroeger waren. Bij het transport hebben zij zeer geleden.
Naar ik hoop zal de Egyptische verzameling den bezoekers voortdurend verrassingen brengen, hen telkens opnieuw aantrekken en in hen het bewustzijn versterken, dat ook ik overtuigd ben van de onvoldoende tegenwoordige opstelling, maar eveneens, dat ik de bedoeling heb, dat langzamerhand te verbeteren.
|
|