Elseviers Geïllustreerd Maandschrift. Jaargang 34(1924)– [tijdschrift] Elsevier's Geïllustreerd Maandschrift– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 338] [p. 338] Het kind, door Jan R.Th. Campert. Ze was geboren aan een oude straat, in d' enge troostloosheid van zonne-schuwe kamer, verschoten flarden-pop jeugds doode kameraad, en 't eènigst lied: van de fabriek het denderend gehamer. Ze kende niet veel anders dan het trieste licht, waarin de dag begon met moeiten en met zorgen, vaders gemor en moeders moe gezicht, en al de lange uren van den tragen morgen. Zusters en broers, wier overhaast gejacht de leegte alleen wat dieper deden voelen, het karig maal, moeders vertrek en de alleene wacht tusschen de naakte wanden en gebroken stoelen. Ze droomde wel eens van een ander leven, van groene landen, blauwe waat'ren en de zon, maar d'eèn'ge troost waren de bloemen in het kleed geweven, en wat vergeelde prenten van Napoleon. [pagina 339] [p. 339] Wel uren kon ze daar naar zitten staren, de slag bij Jena en naar Moskou's brand, ze leefde mee in àl de gruwlijke gevaren en streed en stierf aan 's keizers rechter hand. - Zoo was de dag voor zij het wist verstreken met weinig vreugde en wat veel verdriet, als uit de schemerende kamer 't licht weer was geweken mijmerde zij even wat het aan schatten achterliet. Waarom, o kind, blijft steeds uw ziel gevangen in deze nauwe kooi, die het geluk niet kent, één simpele plaat wekte uw diépst verlangen, en heeft uw stil gelaat naar d'eindloosheid gewend. Ik zou u willen geven wat ik heb gewonnen, den ganschen dieren winst van mijn vervreemd bestaan, dat ge door laat're dagen, sterk en klaar-bezonnen, de schoonheid van het leven zult kunnen ondergaan. Vorige Volgende