beelden. In het zwijgen van het woud, in de kale boomstammen van een verlaten weg, in de blonde tonen van een roggenveld, in de zwarte twijgen van een besneeuwd park ziet hij louter gelegenheden, om in diepgevoelde melancholie met de natuur te klagen.
In scherpe tegenstelling met Rudnay staat Adolf Fényes. Deze vroegere naturalist, die zich in zijn ontwikkelingsstadium in hoofdzaak interesseerde voor voorstellingen uit het leven der armen, heeft zich eerst gewend tot de lachende zon der Hongaarsche laagvlakte, om tenslotte geheel te zwelgen in de naieve vreugden zijner sprookjesachtige phantasieën. Zonder eenige dramatiek vertelt hij met den eenvoud eener geloovige ziel, vertelt hij van de vrome preek van den heiligen Franciscus, die de natuur: de vogels, het gras en de bloemen, de wilde dieren evenzoo als de menschen als zijne broeders beschouwt, vertelt van de vrome gevoelens der heiligen, die de Moedermaagd schilderden, van de middeleeuwsche ridders, die jagen in het romantische licht der maan en die in de ijverzucht hunner liefde naar het zwaard grijpen, vertelt de bijbelsche geschiedenis, zoowel als de historie der middeleeuwen met naïef geloof en reine kleuren als droomen eener reine puriteinsche ziel.
Daarentegen is Perlmutter de ware ‘Naturschwärmer’. Hij conterfeit het interieur der dorpshuizen in de omgeving van Budapest en de in die eenvoudige huizen wonende eenvoudige boerenvrouwen. Met breed penseel en stralende kleuren geeft hij met groote getrouwheid elk détail van het boereninterieur weder. Lichte, reine kleuren lachen ons uit al zijne schilderijen tegemoet. Met hetzelfde palet schildert hij zoowel de eenvoudigste landschapsmotieven als de rijke inrichting van patricische woonkamers. Bij hem wordt alles tot een enkel, groot kleurenprobleem. Zijne kunst wordt gekarakteriseerd door eene breedopgezette, eenvoudige voordracht, zonder eenige neiging tot theatraliteit.
Ook Jozsef Koszta is een man der kleuren. Zijn palet is echter uiterst individueel. In breede vlakken en groote licht- en schaduwtegenstellingen ziet hij de wereld: de dorpswereld, de gehuchten der poesta, het landhuis, den kleinen tuin, de in het maisveld arbeidende vrouwen, den rand van een weg, den omgeploegden akker, de bloeiende papavers op een weide en dat alles in den gloed van een wonderbaar diep innerlijk vuur. Zijne hemels zijn reinblauw, hier en daar met kleine schapenwolkjes bedekt, van een bijna stralend blauw, zooals men het bij zonsondergangen zien kan. Het licht der avondschemering overstroomt de wereld met haren lavastroom en doet de kleuren der dingen schitteren in heeten gloed. Nergens vindt men rustige kleurenharmonie, alles is opgebouwd op sterke tegenstellingen en deze kleurencontrasten verleenen ook het eenvoudigste motief eene dramatische kracht.
Deze dramatiek vindt men in versterkte mate terug bij János Vaszary,