Elseviers Geïllustreerd Maandschrift. Jaargang 33

[p. 243]

Zomeravond,
door Hélène Swarth.

In avondrood stapt traag de maaiersstoet:
Voorop een strooblond vroolijk zingend kind,
Den etensketel zwaaiende aan een lint,
Als 't wierookvat haar broêr, de koorknaap, doet.

De sparren donkren in den purpergloed;
De zwarte kruinen wiegen in den wind.
Een vrouw schut de oogen met de hand, verblind.
Zij schrijden kalm den nachtvreê tegemoet.

De vrouwen dragen, hoog op 't hoofd getast,
Blauwgroen, roosbloemig, koelen klaverlast.
Op manneschouders blinken hark en zeis.
Een meisje luistert naar een vogelroep.
Zij naadren al de hofsteê, koel en grijs.

De erinnring blijft me als van een bronzen groep.