op te staan, de handen in de schoot. Het was, als behoorde die stem niet háár, doch als was die in haar gekomen om haar keel te gebruiken en als verdroeg ze dit gelaten. Ze zong van de steppen, van de vrijheid, van hartstochten, van wildheid en teederheid, van een verlangen, van een onbevredigd, nooit eindigend, klagend, kwellend, zoet verlangen.
De dronken man had het hoofd voorover op de kleine kroegtafel gelegd en huilde. De Zigeuners zaten onbewegelijk.
We waren dus in ‘Der blaue Vogel,’ in de kleine zaal, waar alles als van marsepijn is en waar een kameraadschappelijke stemming heerscht tusschen publiek en tooneel. De direkteur, Jushnij, praatte met ons, plaagde ons en vertelde ons grappen in slecht Duitsch en je voelde je er werkelijk thuis.
Ik had ook graag mijn hoofd op tafel gelegd en gehuild, maar dit doe je niet als je niet dronken bent en geen Rus.
Het gordijn sloot zich en onder het handgeklap riep de gansche zaal: ‘Jschtschorras! jschtschorras!’ (nog eens).
‘Jschtschorras?’ vraagt Jushnij. ‘Bitte, mein Herr,’ vervolgt hij belangstellend tot een heer die vooraan zit en het luidst ‘jschtschorras’ heeft geroepen, ‘wo wohnen Sie?’
‘In Charlottenburg,’ is het antwoord.
‘Ah - dann ich verstehe - warum sie sprechen so gutes Russisch’.
Charlottenburg is n.l. bijna heelemaal ver-Russischt. Het zal niet lang meer duren of je moet een Russisch woordenboek meenemen om er terecht te kunnen. Het beste en aanbevelingswaardigste voor degenen die naar Berlin reizen is eerst grondig de Russische taal te leeren - ook Chineesch kan ter vergemakkelijking van het verkeer strekken. Met Duitsch komt men slecht terecht en wordt men ook met den nek aangezien.
Het gordijn wordt weer weggeschoven en de ballade: ‘Le roi a fait battre tambour’ wordt in 't Russisch gezongen en in beeld gebracht. En ik ben wéér verplaatst naar Ascona, waar ik met Bert op het balcon van mijn huisje zit, vanwaar ik het maanbelichte lago maggiore zie; en bij zachte gitaarbegeleiding zingt Bert met zijn eenvoudige stem deze ballade. Maar hier is het anders! Hier is zinlijkheid, passie, lijden, leven, beweging, kleuren en luide fanfare-muziek. En als de schoone stille marquise is neergevallen, doodelijk bedwelmd door den geur der leliën, welke de koningin haar gaf, dan zinkt ook de nar neer, die voor 't laatst zijn: ‘rataplan, rataplan, rata-plan-plan-plan-plan’ snikkend herhaalt.
Het gordijn dicht, het publiek stil, getroffen.
‘Hat es Ihnen gefallen, ja?’ klinkt spottend-lachend Jushnij's stem. ‘Die kostjume - schöne kostjume, ja? - die kostjume sind von mirrr, - nein,’ - hij verbergt zich vlug achter het gordijn met angstig gezicht, en vervolgt dan: ‘nein, van Chudjakow.... er ist hier’.