| |
| |
| |
De laatste robber,
door A.H. van der Feen.
I.
BLIJF je nog?’ vroeg Terlinden.
Gerlof knikte. ‘Ja, 'k heb dorst, 'k moet nog 'n whisky-soda hebben’.
‘Zuiplap!’ schold de ander, schertsend, terwijl hij opstond van zijn stoel aan het speeltafeltje, waaraan hij met Gerlof en nog twee anderen had zitten bridgen.
‘Nou.... saluut.... je hebt geen veine gehad, hé?’
Gerlof lachte wat schamper.
‘Daarom; 'k wil m'n verdriet verdrinken; nog net genoeg over....’ en hij streek het kleine hoopje zilvergeld, dat hij van zijn bankje van tien had terugontvangen, van 't groene laken op en liet het in zijn broekzak glijden.
Terlinden ging naar het buffet om af te rekenen, riep bij de deur nog eens: ‘Bonsoir!’ en verliet de societeitszaal.
Het groote hooge vertrek stond ongezellig leeg en ontredderd in het fel gele licht, dat van de electrische kroon naar beneden stroomde; op het matgroen der speeltafels deed het glanzend wit, zwart en rood der achteloos neergeworpen kaarten nog wel vroolijk aan, doch de grauwe rekenpapiertjes lagen er vodderig tusschen; op de bijgezette mimi-tjes naast de ordeloos teruggeschoven stoelen, stonden leege glazen en koppen, uit een der boordevolle aschbakjes steeg nog een rookpluim omhoog van een snel opsmeulend eindje sigaret.
Gerlof keek nog even op het rekenpapiertje van zijn tafel, wierp het ineengefrommeld tot een propje weer neer, stond wat vadsig op, rekte zich, trad dan op den haard toe, waarin nog een stilaan doovend vuurtje gloeide.
Daarvoor, in een der aangeschoven clubfauteuils zat Verhoef een illustratie te bekijken; hij was, behalve Gerlof, de eenige, die nog lust scheen te hebben om wat te blijven plakken.
‘Uitgegokt?’ vroeg hij, opziende.
‘Nou.... 't was niet erg,’ antwoordde Gerlof en dan naar 't buffet roepend, waar achter den toog de bediende half zat te dommelen op zijn stoel: ‘Willem.... 'n whisky-soda!’
De man schrok op, deed dadelijk erg wakker, riep met vreemd-harde stem:
‘Whisky-soda meneer Gerlof.... asjeblieft!’
‘Mieserig weer, hé?’ zei Gerlof, die naast Verhoef was gaan zitten en even als deze zijn voeten uitstrekte naar den haard.
| |
| |
Verhoef knikte, wendde zich om en wierp het tijdschrift terug op de leestafel.
‘Goed weer om reumatiek te krijgen,’ sprak hij dan, ‘kerel, drink liever een warme rumgrok net als ik, dat is prophylactisch.... zoo'n koue plas.. hu!’ en hij duidde met een gemaakte huivering, naar de whisky-soda, die de bediende op het tafeltje naast Gerlof plaatste.
‘'k Heb dorst,’ antwoordde deze en het hooge, boordevolle glas met perelend goudgeel vocht aan zijn mond zettend, nam hij een lange teug en zuchtte dan even van bevrediging.
‘Niks bizonders op de beurs, hé?’ sprak hij een oogenblik later, terwijl hij Verhoef even vluchtig van terzijde aanzag.
Deze schudde het hoofd.
‘Nee.... kalmpjes. Maar je hebt zeker gezien, voor Kalibanas was wel wat animo.... bijna twee procent hooger’.
‘Maar laatbeurs zakten ze weer in,’ zei Gerlof.
‘Nou ja... de reactie...’ vergoelijkte de ander, ‘'n gewoon verschijnsel. Heb je 't jaarverslag gelezen?’
Gerlof knikte.
‘Niet erg schitterend,’ sprak hij en hij staarde in 't vuur.
‘Gaat nogal,’ meende Verhoef. ‘Och, je weet nooit in hoeverre zoo'n verslag tendenzieus is, hé? In ieder geval, op dat verslag zijn ze toch maar naar boven gegaan’.
‘Ja, dat's waar!’ zei Gerlof, levendig opziende, doch dan dadelijk weer matter: ‘'k Wou toch om een lief ding, dat ik er uit was’.
‘'n Kwestie van tijd,’ sprak Verhoef op geruststellenden toon. ‘Je moet niet vergeten, dat de ondernneming op een absoluut gezonde basis rust en de menschen, die aan 't hoofd staan zijn knap.... en eerlijk en dat is 'n voornaam ding, vooral dat laatste. Dat ze nu tijdelijk meedoen aan de malaise, .... tja..... Dat 's net als de hondeziekte of de mazelen.... door zooiets schijnen de beesten en de menschen heen te moeten, willen ze krachtig worden....’ en als hij zag, dat Gerlof even glimlachte: ‘Ja, is 't niet waar?’ en begon dan zelf hard te lachen.
Doch Gerlof's glimlach was al dadelijk weer verstard tot een schamperen trek om zijn mond: hij haalde licht zijn schouders op.
‘Ondertusschen kan ik maar suppleeren, weet je’.
Verhoef keek nu eensklaps ernstig.
‘Dat vind ik beroerd genoeg’.
‘O, ik verwijt jou niks....’ sprak Gerlof. ‘Jij hebt me dadelijk ontraden om alles op een kaart te zetten’.
‘Niewaar?’
En Verhoef knikte tevreden.
‘Zeker....’ bevestigde Gerlof ‘maar dat neemt niet weg....’
| |
| |
‘Krijg je 't een beetje benauwd?’ vroeg Verhoef zacht, terwijl hij even naar 't buffet keek, waar bovenuit juist het scheef gezakte hoofd van den bediende zichtbaar was; hij sliep; toen ze beiden even zwegen, hoorden ze zijn zacht gesnurk.
Gerlof had niet dadelijk geantwoord.
‘Nou....’ sprak hij eindelijk, half onwillig ‘....soms.... 'k weet niet....’
‘Daar is toch geen reden voor,’ meende Verhoef, in zijn grok roerend. ‘O.... ik kan 't me wel begrijpen, hoor; in jouw plaats zou ik misschien ook.... maar als je eens achter de schermen kon kijken van de groote bankiershuizen.... hoe die soms tijdelijk zitten.... Ik zelf ook. God, ik ben maar een commissionairtje en tòch.... Ja, .... jezes, je moet wel, hé? Als je alleen zou moeten leven van die ongelukkige provisie....’
Gerlof zweeg; hij was wat onderuit gezakt, had zijn handen in zijn broekzakken gestoken en staarde naar den haard.
‘Maar....’ vervolgde Verhoef, ‘dat is nu eenmaal de risico van 't bedrijf, maar ook de poëzie....’ Doch als Gerlof schamper lachte bij dat woord: ‘of dan liever gezegd, de sport.... Het houdt je belangstelling frisch.... je hebt je ups en downs....’
Gerlof wendde even het hoofd, zag den ander aan.
‘En als de downs de overhand krijgen?’
Verhoef lachte, haalde zijn schouders op.
‘Ja, natuurlijk.... als je ten slotte al je troeven kwijt raakt, dan heb je je laatste robber gespeeld’.
‘En verloren,’ sprak Gerlof somber.
‘Nou ja.... en wat dan?’ vroeg Verhoef, luchtig lachend, terwijl hij zijn sigarettenkoker uithaalde.
‘Dan?’ herhaalde Gerlof, terwijl hij plotseling wat rechter ging zitten, en Verhoef nu vlak in 't gelaat zag. ‘Nou, dan zuip je je zelf een roes aan whisky-soda om moed te krijgen voor de sprong in de diepte. Willem!’ riep hij eensklaps met iets schrils in zijn stem, dat Verhoef deed schrikken. ‘Geef me nog zoo'n....’
De bediende in 't buffet schrok wakker.
‘Kerel.... ben je nou bedonderd!’ zei Verhoef zacht, toen Willem het leege glas had weggehaald: ‘Zit je ineens zóó in de put?’
‘Trek jij me d'r uit?’ vroeg Gerlof.
‘Nonsens. Ik kan niet tooveren en dat fonds ineens naar boven jagen, dat weet je wel. Maar zoo beroerd sta je er toch waarachtig niet voor!’
‘Och, wat weet jij daar....’ begon Gerlof met iets gemelijks in zijn stem, doch dan plotseling van toon veranderend sprak hij, na een teug uit het juist gebrachte glas genomen te hebben. ‘Nou ja.... 'n stemmingskwestie.... m'n digestie is mogelijk in de war.... doet er wat an! Ik zie het nu een- | |
| |
maal zoo zwart.... ik ben geen vakman zooals jij.... en ik ben ook niet sportief aangelegd.... ik vind het altijd een belabberd gezicht als een afgejakkerd paard dood valt voor de eindstreep....’
‘Wat een vergelijking!’ lachte Verhoef en dan zijn sigarettenkoker voorhoudend. ‘Cheer up, old man.... en drink nou niet zulke plassen van dat tuig’.
‘Hartelijk, die bezorgdheid,’ sneerde Gerlof, werktuigelijk een sigaret nemend. ‘Ben je bang om een klant te verliezen?’
‘Verrek!’ snauwde Verhoef, met een booze flikkering in zijn oogen.
Gerlof lachte, stak de sigaret op, inhaleerde de geurig zware rook, blies ze eindelijk uit met een zucht.
Ze zwegen beiden eenige oogenblikken.
‘Dus...’ sprak Gerlof dan, ‘jij vindt mijn positie niet absoluut hopeloos’.
‘Hopeloos? Nee, heelemaal niet. Je daast,’ viel Verhoef uit.
‘Goed,’ knikte Gerlof rustig ‘ik daas. Zeg jij me dan eens, wat jij in mijn geval zou doen’.
‘Doen? .... Nu? .... Niks, afwachten’.
‘Afwachten,’ herhaalde Gerlof. ‘Maar als ik dat nu eens niet kàn?’
En hij zag Verhoef even strak aan met iets in zijn blik, dat dezen onwillekeurig de oogen neer deed slaan, waarna hij aandacht veinsde voor zijn sigaret, waarvan hij omslachtig de asch aftipte tegen het bakje.
‘Wat dan?’ herhaalde Gerlof wat heesch.
‘Hoeveel tijd.... hoe lang kun je 't nog uitzingen?’ vroeg Verhoef, die nog steeds vermeed Gerlof aan te zien.
‘Hoogstens twee maanden.’
‘Twee maanden!’ riep Verhoef blijkbaar verrast en verlucht uit. ‘Dat is een heele tijd.... twee maanden!’ en dan rustiger, terwijl hij Gerlof nu weer aanzag. ‘Dan kun je de zaak misschien forceeren’.
‘Hoezoo?’ vroeg Gerlof niet begrijpend.
‘Door bij te koopen’.
Gerlof's gezicht betrok.
‘Goed geld naar kwaad geld gooien’, mompelde hij op ontevreden toon.
‘Nu ja....’ antwoordde Verhoef ‘dat is 'n ouwe-wijvenpraatje. Wat ik je voorstel, .... of tenminste in overweging geef, is een zeer gebruikelijke manipulatie, die au fond heelemaal niet ongezond is’ en dan ineens geanimeerd betoogend: ‘Stel, dat je vijftig aandeelen hebt van een fonds dat je voor tachtig kocht. Dat fonds loopt terug tot veertig. Nou koop je op die koers weer vijftig aandeelen. Dan heb je de massa voor zestig en je springt er al zonder verlies uit, als ze twintig procent stijgen, terwijl je anders moet wachten, tot ze de volle veertig weer hebben ingehaald. En hoe meer je bijkoopt, des te lager wordt ook je gemiddelde. Zoo kun je jezelf altijd dekken....’
| |
| |
Gerlof knikte.
‘Als je maar kapitaal hebt....’ sprak hij dan.
‘Ja....’ antwoordde Verhoef, schouderophalend ‘dat is natuurlijk een....’
‘Geld is de ziel van de negotie!’ zei Gerlof plotseling op schertsenden toon, terwijl hij zijn weer gestrekte beenen optrok, recht ging zitten in de fauteuil en zachtjes tusschen zijn handen begon te fluiten.
Verhoef zag hem even van terzijde aan, in twijfel of hij nu nog door moest gaan met het onderwerp; hij zweeg, zette zijn leeg grokglas nog eens aan zijn mond, ging dan met het lepeltje op het schijfje citroen duwen.
Van uit het buffet klonk nu luider het snurken van den bediende, de klok daar boven sloeg.
Gerlof wendde het hoofd, keek er naar.
‘Een uur’, sprak hij, ‘kinderenbedtijd. Ga je mee?’ en hij stond eensklaps op.
‘Ja, goed.... 't is laat’.
Verhoef volgde zijn voorbeeld.
Ze traden naar 't buffet om af te rekenen, de bediende sliep nog steeds.
‘Er is altijd iets wreeds in om menschen, die rustig slapen, terug te roepen in de werkelijkheid,’ fluisterde Gerlof.
‘Nou, .... ze hebben ook wel eens 'n nachtmerrie... en dan is 't barmhartig,’ fluisterde Verhoef 'n beetje spottend terug.
Ze zagen elkaar aan en glimlachten.
‘Samaritaan,’ zei Gerlof zacht en hij begon met een gulden op 't marmeren blad van 't buffet te tikken.
| |
II.
Buiten, in de donkere straat, woei de kille motregen hen dadelijk in het gelaat; ze zetten hun jaskragen op.
‘Jazzes - wat 'n weer!’ mopperde Verhoef.
Ze haastten zich verder zonder neiging om nog iets te zeggen: het geluid van hun ongelijke snelle voetstappen weerklonk als een rateling tegen de hooge donkere huizen.
‘Ik zal eens peinzen over dat voorstel van je,’ zei Gerlof, toen ze den straathoek naderden, waar hun wegen uiteengingen.
‘'t Is geen voorstel.... ik geef het je alleen in overweging,’ antwoordde Verhoef met nadruk, ‘anders zou je later zeggen....’
‘Nou ja.... nou ja... dat weet ik nu wel,’ sprak Gerlof wat ongeduldig.
‘Kom morgen eens oploopen, na beurstijd, dan heb ik de koersen,’ sprak Verhoef.
| |
| |
‘'t Zal wel avond worden,’ antwoordde Gerlof ‘morgen 'n drukke dag, 'k verwacht veel toeloop.... massa's waarschuwingen verzonden.’
‘Wat doe je die ook te sturen!’ verweet Verhoef grappigjes, ‘Laat de menschen met rust; 'n prachtkans voor je om je eigen populair te maken als belastingontvanger’.
‘Jawel,’ knikte Gerlof, die maar stroef inging op het overigens niet kwaad bedoelde aardigheidje: ‘'k zal er eens over denken. Nou.... wel te rusten!’
Doorloopend, drukten ze elkaar vluchtig de hand.
‘Wel te rusten,’ antwoordde Verhoef en hij sloeg den hoek om.
Gerlof ging rechtuit.
Toen hij, aan zijn huis gekomen, de voordeur met zijn sleutel opende, hoorde hij binnen de glistering gaan van papier, dat door de deur over 't marmer van den gangvloer werd meegeschoven; de brievenbus was opengelaten; hij trapte in 't donker dadelijk op enveloppen, vloekte binnensmonds, ineens fel geprikkeld over de achteloosheid van juffrouw Reinders, zijn huishoudster. Zoo dikwijls had hij haar gezegd, dat ze daar toch 's avonds op letten moest...
Hij knipte 't electrische licht aan, bukte zich dan om de besmeurde gele en blauwe dienstcouverten op te rapen; het avondblad zat verfonfaaid onder de deur geklemd; gemelijk rukte hij het er uit, 'n stuk bleef er achter.
‘Smerige rommelzooi....!’
De gang inloopend, trok hij zijn regenjas uit, hing die met zijn hoed op den kapstok, trad dan het kantoor binnen, knipte ook daar het licht aan.
De twee vertrekken, het achterste van hem, het voorste van de klerken, waren ordelijk aan kant; de eigenaardige geur hing er, die er 's avonds altijd was, maar die hem overdag nooit opviel, iets van verzuurde inkt en lak en oude papieren en het luchtje van een uitgegane pijp, doch het deed hem niet eens onaangenaam aan door de netheid, die er toch heerschte; dat was wel het werk van Hoevels, zijn oudsten klerk, die nooit heen zou gaan vóór 's avonds het laatste snippertje papier, ook van de schrijftafels der andere klerken, was opgeruimd en de aschbakjes, linealen en inktkokers zuiver symmetrisch naar achter waren geschoven.
Gerlof wierp de dienstbrieven op tafel, ging aan zijn bureau zitten, vouwde 't avondblad uit, keek de beursberichten in. Kalibanas - 29 - 31½ - 30.... dat klopte, maar in 't overzicht werd er toch niet van gerept. Cultuurwaarden ongeanimeerd H.V.A. in reactie, nou ja.... Enfin, ongunstig was het in geen geval - voor Kalibanas was dan toch vraag geweest en die vraag was een gevolg van het jaarverslag, net als Verhoef zei.... daar zagen de insiders dus wel wat in.... als leek ontging je dat, ofschoon.... Verhoef wist er toch blijkbaar ook niet meer van. Bijkoopen, adviseerde die.... o nee, gaf hij in overweging.... flauwi- | |
| |
teit.... hm.... dus voor dertig bijvoorbeeld.... In die methode zat anders wel wat.... voor zestig had hij gekocht, dus als ze dan nu opliepen tot vijf en veertig, dan sprong hij er uit.... Maar als ze in plaats daarvan eens verder zakten.... tot twintig ....tot tien....
Gerlof moest eensklaps hoesten, ging verzitten, leunde achterover in zijn stoel en fronste zijn wenkbrauwen.
Ja.... dan was hij onherroepelijk knocked-out.... Vervloekt, wat had hij zichzelf toch in nesten geholpen met dat beroerde gespeculeer.... en zoo ineens, voor hij 't zelf goed wist, zat hij er zoo dik in.... 't Was eerst maar eens aardigheidje geweest, 'n gokkerijtje.... 't liep zoo fortuinlijk.. vijf honderd pop had hij in drie dagen tijds verdiend met die Redjang-Lebong's... ook door Verhoef... toch 'n pientere vent in alle geval met een scherpe kijk op die dingen.... Ja, toen had hij de smaak te pakken gekregen en die Kalibanas gekocht.... O, omhoog vliegen zouden die.... er waren reuzenorders van een Zuid-Amerikaansche combinatie....
Hij glimlachte schamper.
Maar van die fameuze combinatie had niemand ooit meer gehoord... en toen had je 't gedonder.... als slappe vaatdoeken zakten ze in elkaar.... vijf procent.... tien.... vijftien.... twintig....
Gerlof zuchtte wat stootend.
Toen begon de misère.... hij had alles op prolongatie gegeven, daarvan weer bijgekocht en opnieuw beleend.... altijd meer in die dolle jacht op winst.... Toen ineens moest hij bijpassen, de posten lagen niet voldoende gedekt.... ze dreigden al met executie....
Gerlof streek eenige malen met de hand over zijn voorhoofd.
Nou ja.. nou ja.... toen had hij geld geleend uit de rijkskas.... dat was een onregelmatigheid.... natuurlijk, dat was niet correct.... maar zoo erg dramatisch hoefde hij het ook niet op te nemen.... zijn eigen vermogen stond ook op 't spel.... en hij gaf het toch terug... niemand kwam eraan te kort.... die bankbiljetten lagen anders toch maar renteloos in zijn brandkast.... Maar 't was wel verontrustend opgeloopen.... vijf en veertig mille nu al.... Goddank, nu had de daling geen verdere voortgang meer.... 29.... 28 waren ze zelfs geweest en nu 31½.... dat scheelde dus drie en een half procent.
Bijkoopen.
Als hij 't eens deed met vijf en dertig of veertig mille.... dan kon 't in enkele dagen afgewikkeld zijn. 'n Beetje geluk.... maar daar mocht hij toch op rekenen.... bij de Redjang's was 't net zoo gegaan. Maar dan ook dadelijk, niet talmen of overwegen. Do it now!.... dat is een Amerikaansch beginsel. Ja, Verhoef morgen telegrafisch order laten geven... vandaag Dinsdag.... wie weet hoe opgelucht hij vandaag over een week hier op diezelfde plaats zou zitten....! Kom, ja, dat moest hij maar doen.
| |
| |
Aux grands maux les grands rémedes! .... Correct was 't niet.... in godsnaam!
Er kraaide geen haan naar.... deze maand was er in geen geval kantoorverificatie. Verweyde had gisteren den zitdag nog bijgewoond in Heideveld en steen en been geklaagd over de drukte.... zat nog dik in zijn bezwaarschriften.... 'n hoop zaken voor den Raad.... en een zieke klerk... Bovendien, hij kende Verweyde's gewoonte wel zoo'n beetje...., die kwam altijd in dezelfde maanden, eind Februari of begin Maart na 't saldowerk en dan in Juli.... en dan zag je hem nooit voor begin December....
En nu was 't October.... had hij rustig twee maanden tijd om zich te rehabiliteeren.
Gerlof glimlachte eensklaps.
Als hij er per slot van rekening nog eens een slaatje uit sloeg.... zou hij Verweyde eens fuiven op een echte havanna.... van dat gewonnen geld.. zou 'n goeie mop zijn....
'n Brave kerel, die Verweyde.... joviaal en breed van opvatting.... niet zoo'n velletjes-teller....
Maar zoo'n soort mop zou hij toch niet erg waardeeren.
Gerlof kneep een oog dicht, lachte zachtjes en wiegde zijn hoofd heen en weer.
Enfin.... ook maar beter om 't voor je te houden.... zulke gewaagde experimenten....
Ziezoo, nu was hij weer een beetje opgekikkerd door het uitdenken van alles.... soms kon 't je zoo beklemmen of er iets drukte op je borst en tegen je keel.... niet vrij.... had hij nu al dagen achtereen gehad.... en dan zag je alles ook even beroerd en zwart in.
Tot het ineens van je wegviel en je luchtiger liep en vroolijker dacht, net als nu.
Gek. Hoe of dat zou komen? Enfin, maar niet over peinzen.. wat deed het er toe.... dan kwam het andere mogelijk weer terug.
Hij voelde zich nu lekker, ongewoon lekker, na die laatste dagen van somber gepieker.... 't was ook of hij dieper kon ademhalen en of van binnen een vreemde blijdschap zijn hart sneller deed kloppen.... veel sneller.... 't bonsde een beetje.... toch niet hinderlijk.... nu maar gauw naar bed ....dan sliep hij weer eens rustig....
Hij stond op, knipte het licht uit, ging op den tast naar de deur.
God! .... wat beklemde die duisternis hem nu ineens.... wat was dat nu?
....Jàzzes....!
Een gevoel van hevige angst deed hem plotseling de oogen sluiten, zijn tastende hand beefde.... stootte ergens tegen, eer hij de deurknop vond.
Haastig rukte hij de deur open, sloot hem dadelijk met afgewend gelaat
| |
| |
of hij den aanblik vreesde van iets, wat vanuit die donkerte daarbinnen dreigend naar hem staarde.
In 't volle licht van de gang, stond hij even stil bij de trap, voelde zich 'n beetje verdoofd.
‘Mijn vroolijkheid,’ fluisterde hij een oogenblik later bij zichzelf, terwijl hij langzaam en nogal moe de trap opging...., ‘die heeft toch maar vervloekt kort geduurd....’
| |
III.
Dien Maandagmorgen ontwaakte Gerlof uit een droomloozen, rustigen slaap; vaag drong het tot hem door, dat iemand hem juist geroepen had.
‘Ja..’ riep hij, half slikkend, nog loom zich gevend aan de koestering der bedwarmte en dan nog eens krachtiger ‘Ja!’
Dan kwam hij overeind, luisterde. Hij meende toch stellig, dat iemand zijn naam geroepen had; grijsblauwe streepen van het daglicht stonden tusschen de toegeschoven overgordijnen, maar 't was nog te donker in de kamer om goed te kunnen zien.
Hij streek een lucifer af, greep zijn horloge van het nachttafeltje; half zeven.
Nee, dan had hij het zich toch maar verbeeld; de meid klopte nooit voor half acht.... des te beter.
Ineens glimlachte hij.
De meid zou toch ook zijn naam niet roepen, als ze hem klopte.... Gek, zoo zeker als je dat dan meent te hooren.... enfin.
Hij wierp zich lui terug in de kussens, sloot de oogen.
Jammer.... de slaap zou niet meer terugkomen; hij voelde zich helderder worden, het bewuste denken was weer begonnen. Den ganschen nacht en zooeven ook nog was de gedachte aan het dreigende van hem weg geweest.... die zaligheid.... heerlijk had hij gelegen, onbewust, dat hij bestond.... nirvana....
Nu schoot het weer toe met schokken, die pijn deden, het snel wassend besef der werkelijkheid.
Dat je dat toch niet in je macht had, zoo'n obsessie van je af te wentelen, dat je je gedachten niet kon leiden en voeren in een richting, die je zelf wou!
Soms, heel even, lukte het, dan ging je opzettelijk en wilskrachtig denken aan een gebeurtenis uit je vroeger leven, een jeugdherinnering, .... een jaardag van je, de feestdagen uit je kindsheid.... zoo lang, lang geleden.... Hoe ging het ook zoo'n dag? .... Je vader en je moeder feliciteerden je 't eerst.... je ging naar hun kamer.... o, al heel vroeg in je nachtgoed, popelend.... wat je zou krijgen....
| |
| |
Ineens plofte het andere er dan weer tusschen in, dat je ineenkromp als van een physieke pijn.
‘Wat je zou krijgen....’ Ja, wat je zou krijgen, als het uitkwam.... een jaar.... vijf jaar.... of langer.... en je ontslag!
Nee, dan was 't nog beter er opzettelijk over te gaan denken en zoo te trachten je geest te vermoeien, zooals je gedachten ook vanzelf af gaan dwalen bij het lang peinzen op een schaakprobleem of een wiskundig vraagstuk.
Maar van dit peinzen raakte je geest nooit vermoeid, je fantasie werd àl levendiger, je gedachten werden àl dreigender, tot je een gevoel kreeg of je keel werd dichtgesnoerd....
Dan gaf een rauwe vloek, krachtig en hardop uitgestooten, uitgeschreeuwd als 't kon, soms wel verlichting.
'n Enkele maal ook slaagde je er wel in volmaakt objectief te blijven, nuchter zakelijk met een rustig-helderen kijk op de dingen alles te overwegen; dan was je ook even onaandoenlijk voor de consequenties, tot de reactie weer plots uit je onderbewustzijn naar boven scheen te schieten, wat dan aanvoelde of je een zwaren slag op je hoofd kreeg, waar je slapen nog lang van nabonsden.
Gerlof deed zijn oogen maar open; hij sprong uit bed; die grauwe schemering in de kamer had iets drukkends, iets sombermakends; ruw en gemelijk schoof hij de gordijnen weg.
Dan stond het licht van den druiligen Octobermorgen eensklaps vaalwit in de kamer.
Even dacht hij er over om maar op te blijven, doch hij kende de ongezelligheid van het niet aan kant zijn op dit vroege uur beneden, waar het dan rook naar stof en petroleumdwalm en de meid heen en weer liep in kille tocht van open deuren en ramen.
Hij huiverde in zijn dunne nachtkleeding, onder zijn bloote voeten plakte het koude zeil.
Dan was het toch maar beter om weer naar bed te gaan; de koestering van de ingebleven warmte deed hem even zuchten van welbehagen.
Als hij nu zoo, lui en warm, maar eens bleef liggen en de wereld liet draaien! Kijk, nu kwam er toch weer rust in hem, de zorg wàs er.... die was er altijd, maar ze drukte nu niet zoo op zijn borstkas en kneep niet in zijn keel.
Hij vouwde de handen achter het hoofd, keek naar 't plafond.... o ja.. hij voelde het al, nu had hij weer een objectieve bui.... profiteeren dan maar.... denken.... overwegen.... misschien kreeg hij dan wel een geniale ingeving, die redding bracht.
Redding.... waarvan?
Juist, zoo categorisch en systematisch moest hij zichzelf vragen stellen, het geval analyseeren.
| |
| |
Dus: .... Hoe was de zakelijke toestand? .... Beroerd! .... Nee, nou geen moppen er tusschen door. De zakelijke toestand was deze. Hij had bijgekocht.... tegen 30¼.... dat was Woensdag geweest.... Donderdag waren ze al 32.... Vrijdag 33½. Maar nu Zaterdag.... pats.... ineens een paniekstemming.... ‘Voor 25 grif te koop’, stond er in 't avondblad. Was dat nu een débacle? .... Nee, zei Verhoef.... 't is eenvoudig een gokfonds geworden en de rijzing en daling wordt beïnvloed door dingen, die elke berekening tarten.... een gerucht.... een stemming.... de weersgesteldheid.... letterlijk alles beïnfluenceert het.... maar het fonds trekt.... het is populair.... het heeft de belangstelling.... je zal er nog best uitspringen.... misschien nog wel aan verdienen ook. Jawel.... dus op die paniekstemming volgt weer een reactie.... Een reactie, dat wil dus zeggen een stijging.... natuurlijk.... stel je voor..’
Gerlof veranderde van houding, trok zijn handen van achter zijn hoofd, sloeg het dek, dat hem eensklaps benauwde, wat terug.
Ja.... ja.... ze zouden weer omhoog gaan, .... lam, die Zondag, die er nu tusschen kwam. Vanmiddag was 't weer beurs.... Dus.... dus.... objectief moest hij blijven. Wat was nu per slot van rekening.... resumeerend.... het verontrustende?
God ja.... hij speculeerde nu eenmaal.... aan dat feit viel niet te veranderen.... maar dan moest je ook de risico aandurven.... als je kaartte vroeg je ook wel eens een sans atout op hoop van zegen.... en dat lukte vaak wonderwel.... en als het tegenliep.... Hoe zei Verhoef laatst ook weer op de Soos?.... Of had hij het zelf gezegd? .... Als je eindelijk al je troeven kwijt bent, heb je je laatste robber gespeeld.... Nee nee... nu dwaalde hij weer af.... verliep het weer in een soort romantiek.... Objectief blijven.... voet bij stuk houen....
Dus.... dus... o ja, de zakelijke positie was momenteel noch goed, noch slecht.... neutraal.... nee, op het doode punt.... tenminste.... jawel, jawel, die qualificatie was niet geflatteerd.... op het doode punt met dan een hèèle kleine neiging in de goede richting.
Gerlof glimlachte, de glimlach van iemand, die lichtelijk een ander voor 't lapje houdt.
O, ja, en nu de ambtelijke positie.... Die was zoo incorrect mogelijk. Zeker het had geen zin dat te ontkennen.
Maar.... niemand of niets zou er schade door lijden.... alleen, zedelijk was het niet goed te praten. In Godsnaam, de moreele kater zou hij later in zijn eentje wel uitzieken. Kans op ontdekking was voorloopig uitgesloten.
Dus....dus.... nu nog eens eens.... resumeerend....; een maximum kans om er nog safe uit te springen, een minimum kans op een débacle..
Ineens schrok hij op.
‘God....!’
| |
| |
De meid tikte op de deur.
‘Half acht, meneer’.
‘Ja!’
Jasses, dat hij daar nu zoo van schrok, zijn zenuwen waren ook maar aan den slappen kant tegenwoordig.
Zijn hart bonsde en ineens kwam het angstgevoel van binnen uit weer opzetten, drukte op zijn borst, kneep zijn keel dicht....
Nee.... nee.... Godverdòmme!
Hij krijschte het uit in een paroxysme van woede.
Daar.... 't hielp toch weer.... zie je wel....
Hij lachte, wat hijgend nog.
‘Satan herbei!’.... Ja, had hij Mefisto maar achter de hand....!
Hij sprong uit bed.
Toen, even later voor de waschtafel staande, waar hij een spons uitkneep, boven zijn hoofd, trok een rilling van kou over zijn heele lichaam.
Tjonge, 't water was frisch van morgen.
Toch herhaalde hij die douche, waschte zijn hals, zijn borst.
Dan, ineens was hij de obessie heelemaal kwijt, zonder dat hij zichzelf daar rekenschap van gaf: hij had honger, verlangde naar geurige thee, naar brood en kaas, hetgeen hij beneden wist smakelijk klaar te staan in zijn gezellige zitkamer, waar de haard zou gloeien.
Hij haastte zich nu met aankleeden om dat enkele sterke verlangen naar die simpele genieting.
Toen hij in de kamer trad, stond juffrouw Reinders voor de vogelkooi en maakte liefkoozende geluidjes tegen de kanarie.
‘Morgen juffrouw’.
‘O gut.... ik hoorde u niet komen; morgen meneer,’ schrok ze even. ‘Heb u goed geslapen?’
‘Ja, dank u, dat gaat wel’.
Hij zei het vriendelijk, kon anders wel eens norsch tegen zijn oude huishoudster doen, die hem vaak irriteerde door haar zeurstem en langdradige verhalen.
Doch den laatsten tijd voelde hij soms een vaag verlangen, om haar toch maar in zijn nabijheid te hebben; ze had soms iets moederlijks over zich en uit het vleezige roze gezicht onder het witte haar straalde altijd een zachte vriendelijkheid, die hem weldadig aandeed, soms week maakte.
‘Pietje is niks tierig,’ sprak ze hoofdschuddend.
Hij glimlachte.
‘'t Beestje zal zorgen hebben, juffrouw,’ antwoordde hij.
‘'t Is zonde, zorgen?’ herhaalde ze verbaasd. ‘Och nee, ik denk, dat hij ruit.... hij verliest telkens veertjes.’
| |
| |
Gerlof lachte nu hardop; de niet zoo bedoelde toespeling was te zot.
‘Moet u daarom lachen?’
Ze wendde haar goedhartig gezicht tot hem.
‘Niet daarom....’ sprak hij, terwijl hij ging zitten en een boterham smeerde. ‘er viel me iets in....’ en dan ernstiger. ‘U moet hem maar eens penseelen met een papje van bloem van zwavel en zoete olie’.
‘Bloem van zwavel....? Och, wat zeit u, zou dat helpen?’ vroeg ze.
‘Ik geloof het wel, ik heb eens zooiets gelezen, meen ik,’ antwoordde hij.
‘Nou, ik kan 't licht probeeren....’ sprak ze ‘'t is altijd zuiverend.... en kwaad kan 't zeker niet. Dat zoo'n beessie nou toch niet zingt ..pie..iet ....pie-iet.... toe dan!’
‘Gisteren heeft hij nog gezongen,’ verzekerde Gerlof, die zich herinnerde een prop papier tegen 't kooitje te hebben gegooid, omdat, terwijl hij zat te rekenen, het beest hem dol maakte met zijn schel gekwetter.
Juffrouw Reinders wendde zich nu om en ging naar de deur.
‘O ja, meneer....’ sprak ze nog ‘u moet die kaas eens goed proeven... U is er zoo particulier op.... maar als deze u nou bevalt, dan zal ik van 't zelfde een groot stuk laten halen’.
‘Goed juffrouw’.
‘Ja.... de eene kaas of de andere.... dat scheelt toch zóóveel....’ zeurde ze nog even door, ‘en och, de menschen zitten er ook niet in, niewaar? .... 't Is 'n tref....’
Gerlof knikte.
‘Ik beloof u, ik zal ze eens aandachtig proeven’.
‘Ja, doet u dat’.
Dan eindelijk ging ze.
Gerlof ontbeet met lust; hij had honger en die kaas was goed.... excellent.... hartig, met dat eigenaardig pikante smaakje, dat zoo graagt en de smaak van alle andere dingen, van brood en boter en van thee, vooral, nog verfijnt.
De kamer was gezellig en comfortabel om hem heen; zijn schrijftafel, zijn boekenkast en de andere meubelen, alles in donker gebeitst eikenhout, de twee bruinleeren clubfauteuils bij den open haard, waarin een houtvuurtje zacht knetterde, het bruine vloerkleed met rooden rand, de zware pluche overgordijnen naast de hooge ramen, de electrische lamp met bruinzijden kap boven de tafel en op die tafel het ontbijt, klaargezet op 't glanzend witte servet, waar de vouwplooien nog inzaten; de buikige zilveren theepot met een deuk, op het ouderwetsche lichtje met porceleinen transparantjes....
Hij voelde het vanmorgen allemaal zoo wonderlijk dicht om en bij hem, dierbare dingen altegader in een onverbrekelijke saamhoorigheid met zijn persoon en die een atmosfeer schiepen van vredige, weldoende huiselijk- | |
| |
heid; een gelukstemming was er in de kamer, die hem een gevoel gaf van rustige evenwichtigheid zonder groot begeeren, maar ook wel van weemoed om zooveel dingen, die voorbij waren.... voor altijd....
Ineens schoten de tranen in zijn oogen; hij slikte een paar maal.
Dat was nu weer stom, om toe te geven aan sentimentaliteitjes op den aanblik van een ouwen theepot.... jeugdherinneringen.... jawel.... dat was een makkelijke manier om jezelf te ontroeren. Hoe was dat lied van Brahms ook? O, weis mir doch den Weg zurück, den lieben Weg zum Kinderland.
Gekheid.... hij zou meer hebben aan een wegwijzer naar de toekomst.. of nee, die had hij niet noodig.... de toekomst kwam vanzelf wel.... het noodlot....
Ho, nee.... alsjeblieft.... nu niet gaan noodlotten.... baas blijven... baas blijven.... Zou hij weer moeten vloeken? .... Potver.... Satan herbei! ....
Ineens kwam juffrouw Reinders weer binnen.
‘Meneer lacht maar vanmorgen,’ zei ze monter, toch met een tikje achterdocht.
‘Wel ja juffrouw.... ik heb plezier in mijn leven,’ sprak hij, opstaande.
Ze keek hem trouwhartig vragend aan met haar groote fletsblauwe oogen, schudde dan 't hoofd.
‘Afijn.... as 't maar waar is. Maar wat ik u vragen wou. Wil u es visch eten vanmiddag? Ze zijn daar met mooie tong, springlevend’.
Hij knikte.
‘Graag juffrouw.... ik hou van tong’.
‘Goed meneer, dat's dan afgepraat, maar.... e.... wat ik zeggen wou ....wil u ze gebakken of gekookt met peterseliesaus.... 't is mij gelijk.. u kunt het net krijgen als u....’
‘Gebakken.... of nee, gekookt maar,’ antwoordde hij. ‘Ja.... ja.. gekookt, net als u zei....’
‘Met peterseliesaus’.
‘Juist’.
Ze knikte vergenoegd en verliet de kamer.
Gerlof volgde haar en ging naar het kantoor.
(Slot volgt).
|
|