Elseviers Geïllustreerd Maandschrift. Jaargang 33(1923)– [tijdschrift] Elsevier's Geïllustreerd Maandschrift– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 32] [p. 32] Zonlicht, door A.E. Drijfhout. IX. Winteravond. Er is in mij herinnering van snelle zwarte vogelvlucht en rechte twijgen in de lucht.... De zwerm sloeg op het lichtloos land aan flarden neer, uit dit bestaan na die beweging weggedaan. - De twijgen kwetsten de avondlucht, die bleek gepurperd was en koud: een blank metaal, omlijst van goud. Het late licht versmeulde allengs en de aarde werd als een gesmaad, vermeden vloekerf, zonder baat. - Dan wil een mensch vast sterven gaan en met berusting 't moede lijf neerstrekken na zijn daagsch bedrijf; Want heel de wereld ligt versaagd en heeft geen troost dan slechts wat oud en purper licht, omlijst van goud. [pagina 33] [p. 33] X. ‘Munera vesperae’. Zij weet niet wat het zeggen wil, als na den dag, spijt al zijn kwaad, berusting door ons denken gaat: een wonder houdt het leven stil. Zij weet niet, dat het zonnevuur, wijl 't nu verkoelt tot vage damp, ons wèldoet, mits de ontstoken lamp geen schennis worde van dit uur. 't Aldaagsche knecht ons, - en ontgaat; er druilt in ons een bits verzet, doch de avondschemering belet het starren van een stuursch gelaat. Een van nabij gefluisterd woord, een hand omklemme een trouwe hand; een donze rust vertroost het land, een rust, die ons ook toebehoort. Vorige Volgende