De XVIde eeuw zag nog het langzaam opbloeiende Rome door de Spaansche en Duitsche huurtroepen van Karel V voor een goed deel verwoest (Sacco di Roma 1527) maar daarmede scheen het ergste wel geleden en, vóór de nieuwe eeuw aanbrak, stroomde het reine bergwater weer naar de stad.
Sixtus V, (1585-'90) die wel inzag hoe schadelijk het voor 't volk was het Tiberwater te drinken, liet de oude bronnen opsporen, de leiding, die van de Colla della Pantanella voor eeuwen het water naar Agrippa's baden voerde, werd nu weer hersteld en naar Sixtus' familienaam Felice, acqua Felice genoemd.
tartaruga-fontein. werk van den florentijn landrini (xvii de eeuw).
Na hem was het Paolo V, die door de architekten Fontana en Maderna andere bronnen naar Rome liet voeren. Acqua Trajana of Paola heette de leiding, terwijl eindelijk het heerlijkste, meest opwekkende drinkwater, dat van Acqua Vergine of Trevi op last van Urbanus VIII (1627) door nieuwe kanalen overvloediger naar Rome stroomde, en, behalve in tal van andere fonteinen, bruischt dit verkwikkende water over de rotsblokken die de fantastische fontein van Trevi vormen.
* * *
Het zijn de architekten en beeldhouwers van de XVIIde en XVIIIde eeuw geweest, die Rome's drinkbronnen ontwierpen en versierden.
De barok-stijl, die er de gevels der meeste kerken zoo smakeloos opsmukten met theatrale beelden, pilasters en zinlooze ornamentiek, heeft monumentale fonteinen in 't leven geroepen, die thuis hooren in het Rome zooals het zich na de Renaissance ontwikkelde. Zij is de oppervlakkige kunst van een maatschappij, die op frivole wijze van het leven wil gaan genieten. In die fonteinen viert de ‘joie de viore’ haar triomf, daarom zijn ze soms, in al hun ongebreidelde overlading, toch karakteristiek en goed in hun soort. Bernini en zijn school drukten wel hun stempel op deze kunst van de straat en we mogen zeggen, dat deze wat grof voelende en oppervlakkige, maar toch geniale zeventiende-eeuwer aan Rome gaf wat het in dien tijd en te dier plaatse verlangde. Onvermoeid in 't scheppen van architekturale en ornamentieke vormen en verbeeldingen, luidden zijn werken het moderne leven in, dat hier geleefd zou worden. 't Is waar, dat hij overal slechte beelden neerzette, die Piazza Navone en andere plekken jammerlijk ontsieren, ‘daar heb je weêr Bernini’ zeg je dan met een zucht en je loopt verder, maar vergeven we niet eerder de figuren op de brug die naar den Engelenburg voert aan Bernini dan aan onze tijdgenooten de karakterlooze beel-