| |
| |
[pagina t.o. 1]
[p. t.o. 1] | |
ETHEL GABAIN.
PIERROT (LITHO).
| |
| |
| |
De lithografieën van John Copley en Ethel Gabain (mrs. John Copley),
door S. Moulijn.
john copley.
Wellicht was het nog invloed van de Fransche revolutie die, zooals zij over geheel Europa ook op kunstgebied zich deed gelden, op de helft der vorige eeuw eenige Engelsche kunstenaars er toe bracht om zich af te wenden van het gemaniereerde classicisme en in studie van de natuur krachtiger groei te zoeken. Zij noemden zich prerafaëlieten, bewonderden de Italiaansche vroeg-renaissance kunst van Benozzo Gozzoli en Andrea Orcagna, zooals die op de muren van het Campo Santo te Pisa in statige fresco's prijkt, en wat in die Italianen bovenal hun bewondering wekte, was de liefdevolle overgave aan de natuur, de trouwe nauwgezette vertolking daarvan. Dante Gabriël Rossetti, John Everett Millais en Holman Hunt, de drie oprichters van de Pre-Rafaëlite Brotherhood hebben niet lang den band van die broederschap laten bestaan, doch hun invloed op de Engelsche Kunst is enorm geweest. De reeds oudere Ford Madox Brown was hun groote voorganger en medestander en later kwam de theoreticus Ruskin hun schoone streven verdedigen. Het maatschappelijk leven, waaraan zij zich in hun schoonheidsdroomen voortdurend stootten, bracht hen er toe zich in eenzaamheid terug te trekken, een isolement waarin zij hun aristocratische hoogheid als individueel kunstenaar prachtig konden doen ontbloeien; doch toen daarna William Morris trachtte in afzondering de nijverheidskunsten weer in verband te brengen met schoonheid, moesten zijn pogingen vanzelf falen, omdat gemeenschapskunst nu eenmaal niet in het afzonderlijk pogen van den enkeling kan gedijen en terugkeer tot middeleeuwsche kloostertoestanden in het Engeland van de 19e eeuw zoomin als elders mogelijk was.
Toch hebben wij die pogingen van Morris met eerbied en bewondering te gedenken; hij toch was het die trachtte de uiterlijke vorm van het boek weer in verband te brengen met den inhoud, waarbij hij de medewerking vond van jonge kunstenaars, die voortbouwend op de traditie der Pre-Rafaëlieten, hun stijlvolle versieringen teekenden in verband met de schoone letterteekens.
Zoo ontstond in Engeland op stelliger grondslag dan elders, een liefde voor de
| |
| |
Grafische kunsten en verschenen daar verscheidene druk-uitgaven, die behalve door hun typografische verzorging, bewondering wekten om eenige stijlvolle prent-illustraties in houtsnede en lithografie. The Dial en The Pageant, periodieken waarvan slechts enkele nummers verschenen, brachten voorname, sterke houtsneden van Charles Reckitts, Reginald Savage en Sturge Moore, nobele steenteekeningen van Charles Shannon; terwijl Aubrey Beardsley zoo ontstellend productief zijn korte leven vulde met het maken van tallooze geraffineerde boekillustraties.
ethel gabain. ‘pierrot délaissé’.
John Copley die ongeveer in dien tijd zijn studies maakte aan de Royal Academy te Londen, moet stellig toen reeds de bekoring ondervonden hebben van de Grafische kunst, waarin zooveel schoonheid hij geven zag, hij herdenkt in warme vereering den persoonlijken invloed die hij toen onderging van den bejaarden Madox Brown, en toen hij na zijn studietijd in Londen, naar Italië toog, werd hij in dit land van klassieke schoonheid nog meer doordrongen van de waardevolle gevolgen die het voor de kunst van zijn land had gehad, dat de Pre-rafaëlieten een band legden tusschen de kunst der middeleeuwen en die van het heden. In Engeland teruggekeerd, schafte Copley zich een lithografische drukpers aan, voordat hij ooit op steen geteekend had en begon toen met behulp van een boek, zijn proeven in lithografie. Hij ging dus te werk als vóór hem Morris gedaan had, hij versmaadde het om op een af andere drukkerij profijt te trekken van vakkennis, die daar op zoo verkeerde wijze wordt toegepast. Alleen, in zijn stille werkplaats, ging hij aan den arbeid om proeven te nemen en te zoeken, tot hij eindelijk in de lithografie ruimer middelen om zich te uiten zou vinden dan hij op eenige drukkerij had kunnen leeren.
Dat deze weg om achter de geheimen van het steenteekenen en drukken te komen een zeer lange en moeizame is, zal ieder begrijpen die wel eens op een drukkerij gezien of ondervonden heeft, hoe elke steen, ik zou haast zeggen, zijn individueele verzorging eischt van den
| |
| |
drukker, hoe allerlei toevalligheden op het al of niet slagen van een lithografie van invloed kunnen zijn, zoodat geroutineerde lithografen en drukkers dikwijls nog voor verrassingen staan, die zij met vaak zelfuitgedachte middeltjes trachten te verhelpen. Maar ook zal hij het animeerende van dit zelf experimenteeren en proeven nemen begrijpen, waarbij niet het vooroordeel te overwinnen is van vaklithografen en drukkers, die gewoonlijk slechts eenzijdig in hun handelsdrukwerk opgaan. Want het zal in Engeland wel zijn als overal elders, het was er reeds lang geleden, dat kunstenaars zich met de lithografie bemoeiden en dan nog had zij er zeker niet zulk een luisterrijk verleden als in Frankrijk, waar geniale teekenaars als Daumier en Gavarni de lithografie tot bloei brachten. De tijd waarin veel bekwame, maar saaie portretten op steen geteekend werden, waarin Harding zijn tallooze ‘Scetches at home and abroad’ maakte, was reeds lang voorbij. Ook in Engeland waren verdienstelijke reproducties van schilderijen in lithografie gemaakt, doch heel goed had Senefelder's kunst er nooit willen gedijen en ze was er eindelijk zoo goed als over de geheele wereld, door de handelsdrukkerijen vermoord.
ethel gabain. ‘madame figaro’.
Calvert had voor zijn beminnelijke illustraties de steengravure toegepast, Whistler had in Parijs de charme van het steenteekenen ondervonden en maakte eenige pittige prentjes, daarna was Shannon een der eerste lithografen van beteekenis; maar zooals Copley zich dadelijk geheel wijdde aan de lithografie, had vóór hem in Engeland geen enkel groot kunstenaar gedaan.
Eigenlijk is Copley's kunst merkwaardig in tegenspraak met zijn koppige in eenzaamheid zoeken naar vakkennis. Niet als de pre-rafaëlieten of zooals later Burne-Jones, Shannon en Reckitts ontleende hij zijn onderwerpen aan de litteratuur of aan schoone droomen, maar in het leven en werken op straat, in café's en theaters zocht hij motieven voor zijn eerste litho's. Het drukke gescharrel in een scheerderswinkel, een paar dames in een theaterloge, ingespannen turend naar hetgeen op de planken gebeurt,
| |
| |
muzikantenkoppen vóór een tooneel, een gerechtszaal, altijd teekende hij menschen in hun verschillende typen en karakters. Een kunstenaar die zoo zich tot het drukke alledaagsche leven aangetrokken gevoelt, kan, dunkt mij, slechts noodgedwongen er toe besluiten om in eenzaamheid zich technisch te gaan ontwikkelen, alleen als hij er van overtuigd is dat op drukkerijen voor hem niets te leeren valt, zal hij hiertoe overgaan.
ethel gabain (mrs. john copley).
Inmiddels hadden meer kunstenaars in Engeland zich tot de lithografie aangetrokken gevoeld; zij richtten te zamen de Senefelder club op, waarvan de Amerikaan Jos. Pennell, bekend door zijn groote illustratieve schetsen van den arbeid op werven en van den bouw van het Panamakanaal, voorzitter werd en John Copley secretaris. Hoezeer ook hun arbeid van elkaar verschillend is, toch was het samen werken van Pennell en Copley zeer vruchtbaar voor de lithografische prentkunst. In Engeland, en verder waar zich slechts een gelegenheid voordeed, organiseerden zij tentoonstellingen van de werken der clubleden en maakten zij propaganda voor de lithografie.
In een serie litho's die Copley in 1912 maakte van de beroemde Russische danseres Pavlova, toont hij hoe spoedig hij de bizondere eischen der lithografie begreep.
In deze ijle schetsen is de vlugge dans van het lichte figuurtje, teeder en met soepele zekerheid neergeschreven; door een enkele fluweelen schaduw als tegenstelling is een lichte ruimte verkregen, waarin het niet te grijpen, vlugge wezentje ronddwarrelt als een sneeuwvlok in een landschap.
In 1913 huwde Copley met Ethel Gabain, een der meest begaafde leden van de Senefelder club, die het lithografeeren op een steendrukkerij had geleerd, doch later, door te zamen werken met haar echtgenoot, eerst ten volle zou beseffen tot welke schoone resultaten het lithografeeren kan leiden. Van anderen invloed van Copley dan op haar techniek, is in Ethel Gabain's werk geen sprake. Waar hij geheel en al Engelsch is in al zijn prenten, heeft zij een sierlijkheid die meer van Franschen huize is; wellicht is haar geboorte in Frankrijk (uit Engelsche ouders) daaraan niet vreemd. Zonder in het minst zwak of weifelend te zijn, is Ethel Gabain's kunst vooral vrouwelijk. Waar Copley in de conceptie van zijn prenten uiterst eenvoudig is, geeft Ethel Gabain met het speelsche dessin van een behangselpatroon, met een enkel barok meubel, haar litho's een mondain karakter. Beiden weten zij te profiteeren van de open partijen die het blanke papier laten zien, van het dun uitvloeien der tusch (lithogr. inkt) of krijtlijnen, maar waar bij Copley dit leidde tot een groot massaal aanduiden van licht en donker, vindt zij daarin aanleiding om een acces- | |
| |
soire even, geestig neer te zetten, en let daarbij steeds op een gevoelige, evenwichtige compositie. Vooral in haar pierrot-teekeningen bereikt Ethel Gabain een mooie licht en donker werking. Het hierbij (bl. 2) gereproduceerde prentje is daarvan een der besten; raak getypeerd en vast geteekend is het poppetje in zijn wijde witte slobberkleeren, waarop de zwarte knoop-moppen geestig zijn aangebracht en de achtergrond is door overelkaar werken met inkt en krijt, tot een mooi fluweelig donker geworden. Diep zijn de prenten van Ethel Gabain niet, maar zij ontleenen hun groote charme aan een sierlijke vlotte techniek, aan hun echtvrouwelijke gracie. Met een raak lijntje weet zij zuiver een simpel naaktfiguurtje te teekenen en suggereert met een enkelen stoel en het silhouet van een paar damesschoentjes, de ruimte van een
weelderig boudoir.
john copley. ‘the sick king’.
Juist in tegenstelling met het werk van zijn echtgenoote, is dat van Copley zoo merk- | |
| |
waardig; hij bezit dezelfde technische vaardigheid, dezelfde beheersching van het métier, beide kunstenaars gebruiken dezelfde inktkleuren en dezelfde papiersoorten, passen vaak dezelfde wijze van werken toe en toch zijn zij zoo uiterst verschillend.
john copley. ‘the café greco’.
Dit verschil is het sterk mannelijke van Copley's werk, tegenover het charmant vrouwelijke in dat van Ethel Gabain. Beiden zijn sober in hun wijze van werken maar bij Copley doet die soberheid soms eer stug aan; hij geeft evenals zijn vrouw, met een enkele lijn dikwijls de omgeving van zijn figuren aan; doch de raak getypeerde koppen, de zware lichamen in hun heerenjassen of boezeroenen, zij missen wel alle uiterlijke bekoring, maar boeien door hun expressieve gedaanten. Tot omstreeks 1913 is Copley in zijn compositie vaak wat onsamenhangend, de mooie krijt- en tusch-toonen zijn dikwijls te opzettelijk nog aangebracht, zijn figuren zijn te veel losse grepen, hier en daar in menschenmenigten gedaan. Het ‘Café Greco in Rome’ is met al de mooie kwaliteiten die deze prent bezit, daarvan een sprekend voorbeeld. Later wordt dit beter en streeft Copley meer naar eenheid, waarin hij prachtig slaagt in de dreunende prent die hij in 1914, in het begin van den oorlog maakte ‘Recruits’ (bl. 8). In rijen van drie loopen de mannen hierop in stram-gelijken pas; alle figuren zijn en profil gezien en hier toont Copley zijn kracht in het typeeren; taaie zakenmannen loopen naast werklieden, jeugdige idealisten naast boeven, allen met hetzelfde doel, de overwinning. Uit hetzelfde jaar is ‘Refugees’ met de als lamgeslagen schooierachtige Belgen typen, in strenge eenvoud van lijnen en groote schaduwen neergezet. Meer en meer komt daarna Copley
| |
| |
tot een eigen persoonlijken stijl, in aldoor compacter composities.
john copley. ‘bearers’.
In ‘The sick King’ van 1914 is reeds een streven naar monumentaliteit in de zware koningsfiguur; in ‘the ambulance’ is de groote tragedie van den oorlog in treffend eenvoudige lijnbeweging, schoon uitgedrukt; ‘The Bearers’ (1918) is een compleet werkje, in prachtig doorwerkte techniek, maar met zijn allerlaatste werken komt Copley's talent eerst tot volle klaarheid. Het geluk dat spreekt uit de trots waarmee Ethel Gabain over haar ‘two beautiful sons’ schrijft, uit Copley in de vele madonna's die hij in den laatsten tijd teekent. Wel verre is Copley hierin van Italiaansche of pre-rafaëlietische invloeden, geen geidealiseerde schoonheid tracht hij te geven aan zijn naakte menschen en kinderen; het is de zuivere, innige liefde van een rijp geslacht voor de toekomst, die hij hierin tot uiting brengt. Het ligt niet in den aard der Engelschen om zich geheel los te maken van traditie, noch om buiten de realiteit te gaan waar schoonheid gezocht wordt. De nieuwe wegen die elders door moderne kunstenaars worden ingeslagen, zullen door de Engelschen in hun aristocratisch, eenigszins zelfgenoegzaam isolement niet licht betreden worden; doch waar, voor hen die hooghartig in schoonheid teruggetrokken leven, verstarring een noodzakelijk gevolg zal zijn, blijkt Copley in zijn overgave aan het volle, bloeiende leven, zoo groot menschelijk, dat zijn laatste arbeid wel degelijk wijst naar nieuwe schoonheid die met de toekomst verband houdt. Evenals de mondaine figuren en arbeiders die hij vroeger teekende, zijn Copley's sober geteekende naaktfiguren van thans vóór alles menschen. Prachtig zijn de weeke, mollige lijfjes
| |
| |
van de zuigelingen, fier in de argeloosheid van hun mooie bewegingen, de knapen en zuiver geluk straalt uit de aandoenlijke teederheid van de houding die de figuren verbindt.
john copley. ‘recruits’.
De techniek van Copley's laatste prenten is veel eenvoudiger dan van zijn vroegere, er spreekt een volkomen beheerschen uit van het materiaal en als Copley een klaarblijkelijk naar de natuur geteekend prentje maakt als ‘The powder puff’, ziet dat er uit of het al spelenderwijs ontstaan is. Deze buitengewone vaardigheid die zoowel uit Ethel Gabain's werken als uit die van Copley spreekt, kan slechts verkregen worden door hardnekkige studie. Te zamen doen zij alles zelf wat bij het lithografeeren behoort. Zij slijpen en greinen de steenen, prepareeren hun steenteekeningen, een bezigheid die zoo uiterste zorg vereischt, en drukken daarna ook zelf hun prenten. Beide kunstenaars zijn thans in de kracht van hun leven, ‘The more we have worked in lithography, the more we have become convinced that it is inferior to no other medium in its power of sympathetic and subtle response’.... schrijft Copley mij. Van wie met zooveel overtuiging en liefde zich aan zijn arbeid geeft, kan, dunkt mij, nog veel schoons verwacht worden.
Maart 1920
|
|