Elseviers Geïllustreerd Maandschrift. Jaargang 29(1919)– [tijdschrift] Elsevier's Geïllustreerd Maandschrift– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 345] [p. 345] Liedje door P. Otten. Tusschen de koele palmen van Mijn handen rust uw loome hoofd, Dat 'k in uw oogen minnen kan Wat mij uw zachte mond belooft. Gij zijt mij nu zoo heel nabij: Ik hoor het ruischen van uw bloed En voel uw adem over mij, En 't kloppen, dat uw voorhoofd doet. En toch, en toch, een enkel woord, Dat uitgaat naar uw diepe hart - Hoe zal het vinden 't scheemrig oord, Waar ziel in naaktheid zuiver mart? Want wat ik tusschen hand en hand Bevat, u zelve, uw zoel gezicht, Is mij een vreemd, onmeetlijk land, Dat eenzaam in den avond ligt - Een schoon en eindeloos verschiet, Waar ik de wegen niet van ken, De heuvlen en de vlakten niet - Terwijl ik droeve en aarzlend ben.... Zoo in het lampverlicht vertrek Bezin 'k het raadsel van zoo wijd Een wereld in zoo nauw bestek, En zoo nabij een eenzaamheid. Vorige Volgende