Elseviers Geïllustreerd Maandschrift. Jaargang 29(1919)– [tijdschrift] Elsevier's Geïllustreerd Maandschrift– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 247] [p. 247] De vlieger door Jan Prins. Zal mijn heftig hart bedaren, nu de reis begint om den hemel in te varen en den wilden wind, om in verten te verblijven waar de vogel roeit, waar de wolken langzaam drijven, van het licht omvloeid? Zal ten slotte ik op dien hoogen, op dien steilen tocht, de verlossing vinden mogen die ik zoolang zocht, zal ik voor het ongedachte, voor het wonder staan in de ruimten die ons wachten? Kom, - de reis vangt aan. Van het water opgestegen, hoog over de ree, zien wij al het land gelegen en de wijde zee, en de wolkenschaduw trekken langs de lage kust, en er veld na veld bedekken met haar koelte en rust. Uit het duistere geheven der onpeilbaarheid liggen, op hun witte reven, de eilanden gespreid, ieder in den ring geklonken van het gave strand waar de zeedrift, zonnedronken, over bruist en brandt. [pagina 248] [p. 248] En wij sturen, - en wij sturen in de klare lucht, aan den gang der eindige uren, aan den tijd ontvlucht, aan de verte ons toevertrouwend waar ons hart om hijgt, - wijder ziend en dieper schouwend naar men hooger stijgt. Wijder ziend en vaster wetend naar men stiller leeft, naar men, eigen leed vergetend, eerlijker vergeeft, - eerlijker zich weet te schikken naar dien deelgenoot onzer eenzaamste oogenblikken, - den getrouwen dood. Hoe eenvoudig, na dit even hoog als hel festijn der verbeelding, zal het leven, zal de wereld zijn, nu dit einderwijd gewemel - ons heeft toebehoord.... In het licht, tegen den hemel, gaat de vlieger voort. Vorige Volgende