| |
Desillusie,
door Karel Wasch.
Zij. een vrouw van nauwelijks dertig, elegant en slank, met veel verlangen in de oogen.
Hij, eenige jaren jonger, schoon ouder schijnend, eenvoudig-correct, met iets ondefinieerbaar-kils en afwezigs.
Haar boudoir. Een koele Juni-avond neigt ten einde. Zij ligt languit op haar divan, in stroef-onverschillige houding. Hij zit in een fauteuil nabij haar, ziet naar buiten, naar de lucht.
(verbreekt eindelijk een beklemmend zwijgen. Koel-samenvattend, zonder haar aan te zien).
Ik wéét, dat ik je een teleurstelling heb gebracht....
(even-bitter) Daar heb ik ook geen geheim van gemaakt. Maar zie je wel klaar in, waardoor?
Ja. Je kunt het koele in mij niet verdragen. Mijn verlangen om alle aandoeningen te ontleden. Terwijl....
| |
| |
Je weet heel goed, dat ook ik niets liever wil, dan mij alles zoo bewust mogelijk maken. Mijn desillusie bestaat daarin, dat je alléén maar kil en alléén maar ontledend kunt wezen, terwijl je vroeger den schijn wekte vatbaar te zijn voor groote ‘romantiek’. (Hij opent den mond tot spreken. Zij gaat onmiddellijk voort). Spreek het nu niet tegen. Het dient nergens meer toe. Ik begrijp precies je gedachtegang. Je bent weer bezig jezelf te bedriegen, je innerlijk snel te vervormen na mijn woorden, om dan te kunnen zeggen, dat je wél bent, waarvoor ik je nu niet meer houden kan. Ik voel ook, dat die verfijnde comedie prettig voor je is en dat het interessant voor je was een vrouw als ik te hebben ontmoet, tegenover wie je je in verschillende, allemaal min of meer gefingeerde stemmingen kon laten zien....
(met bijna-glimlach) Wat moet ik antwoorden, wanneer a priori iedere uiting van mij als onecht wordt gekwalificeerd?
Ik verlang geen antwoord....
(met lichte ironie) En, wil je zeker zeggen, je begrijpt nauwelijks, waarom ik hier nog blijf....
Ik geloof tenminste niet, dat wij elkaar nog veel te zeggen hebben....
Ik dacht er juist over, om heen te gaan. Wat mij hier houdt is enkel het besef dat ik je toch nog iets zeggen moet, waarvoor ik alleen de juiste woorden niet vindt....
(louter cerebraal-geïnteresseerd) Je verlangt dus nog iets van mij....
Hetzelfde, dat ik altijd van je verlangd heb....
(met bijna-tarting) Wanneer je wilt, dat ik hieraan meer waarde zal hechten dan ik op 't oogenblik doe aan je vroegere betuigingen, zul je nader moeten preciseeren.
Ik heb je nooit kunnen zeggen, wat ik in diepste wezen van je wilde.
Ik ben bang voor formuleering. Alles wat ik ervan uitspreek, is noodzakelijk valsch....
Omdat de gevoelens achter je woorden valsch zijn. Of liever, omdat er geen gevoelens achter je woorden zijn.
(uit het raam ziend, strak-sprekend door gewilde zelfconcentratie). Ik ben er mij volkomen van bewust, dat er veel in mijn aandoeningen hopeloos-onecht is. Het is mij soms haast onmogelijk uit te maken, of ik iets wel werkelijk onderga. Daartegen over ben ik van bepaalde ervaringen volkomen zeker.
(licht-smalend). Zoo kom je er niet. Je poseert - bewust of onbewust - voor den hoofpersoon uit gangbare Fransche romans van een tiental jaren geleden. Het is alles weer literatuur wat je zegt. Of liever: comediespel. Je voelt je voortdurend op de planken.
Is dat besef niet inhaerent aan ons beider bewustzijnsstaat?
Jawel. Wij hebben altijd moeite gehad met het ontwarren van elkaars tot zelfbedrog geneigde naturen, voor wij konden komen tot een zuiverder contact. Maar....
(haalt de schouders op) Wou je het gebeurde wegredeneeren?
Wat jij ‘het gebeurde’ noemt, bestaat in diepsten zin niet voor mij....
Zoo kun je er altijd komen. Maar dit helpt weinig. Voor mij bestaat het wel. Je moet toch heel weinig begrip hebben gehad van den toestand, waarin ik verkeerde....
Ik besefte niet, dat die zoo anders was, dan vroegere houdingen van je....
Omdat je alles naar je zelf afmeet. Nu zie ik in, dat jij stabiel bent gebleven. Terwijl er zich in mij een proces heeft voltrokken. (Hij ziet glimlachend voor zich uit). Zeg het maar niet. Ik zie aan je even samengeknepen oogen, dat je ook van een
| |
| |
proces in jezelf wou gewagen. Wees nu eens eindelijk oprecht. Tracht niet voortdurend dingen te uiten, die niet in je zijn. Zwijg als je niets te zeggen hebt.... Je doorvoelde mijn toestand niet. Je hebt nooit aan mijn voorafgegane zelfstrijd geloofd. Je besefte niet, wat het voor een vrouw als ik beteekende, zoover te komen, dat ik mij heelemaal aan je wilde weggeven en je dat te zeggen.... Om dan een kille weigering te ontvangen....
Om te beginnen heb ik niet geweigerd.
Je liet blijken, dat je het niet begeerde. Dat is nog erger.
De wijze, waarop je het zei, was zoo, dat ik aan een hypothetisch bedoelen moest gelooven....
Wat je met alle macht zou hebben aangegrepen, als werkelijk het verlangen in je geleefd had om te blijven bij degene, die naar je woorden te oordeelen de ‘geliefde’ voor je was.... Of had je gewild, dat ik mij voor je ontkleed zou hebben en mij als een hysterica op je had geworpen?
Je overdrijving bewijst, dat je mijn gezegde niet geheel kunt weerspreken. Je hebt je vergist in je eind-conclusie.
Een vrouw vergist zich nooit in deze dingen.
(met een gebaar) Ça termine les affaires.
Dacht je, dat ik mij niet van alles voorgehouden heb? Ik heb ook de fout bij mijzelf gezocht, mijzelf verweten, dat ik niet het juiste oogenblik heb gekozen en dit intuitief had moeten voelen. Maar dat verandert niets. Onomstootelijk is voor mij het verschil tusschen ons gedemonstreerd. Wij kúnnen de verhouding niet hebben, die ik mij vroeger heb voorgesteld. En daar hoef je nu verder geen verwijt in te zien. Het is alleen niet anders Trouwens: al had het andere mij niet overtuigd, zeker hetgeen je in dit gesprek hebt erkend....
Waarbij je niet vergeten moet, dat ik mijzelf voortdurend genadeloos critiseer. En dus gemakkelijk sceptisch kom te staan tegenover houdingen uit het verleden.... En ook dit bedenk ik voortdurend.
Wat wil je daarmee zeggen?
Het is meer dan eens gebeurd, dat ik je dingen zei of schreef, die ik niet geheel en al meende te voelen. Ik deed dat terwille van de verhouding. Ik wilde zooveel mogelijk doen, wat je van mij verwachtte om dan, als van zelf, zonder forceeren te komen tot de verhouding, die ik mij voorstelde....
Je blijft steeds op den bekenden weg. Dàt weet ik wel. Ik heb altijd in je uitingen scherp moeten onderscheiden, wat literatuur was en wat niet. En ook van de methode, die je volgde, wist ik alles. Je reageerde alleen maar. Terwijl je had moeten doen of eischen, wat je zèlf wilde.... Je kunt nu weer wel de spitsvondigheid bedenken, dat je enkel ‘reageeren’ wilde....
(invallend) Daar dacht ik niet over.
(sarcastisch) Over je einddoel soms?
Preciseer dit dan eindelijk eens.
Wij hebben het nooit bereikt. Hoe zou ik er naar waarheid over kunnen spreken?
Gebruik benaderende woorden. Doe het mij aanvoelen.
(zeer rustig, met eigenaardigen glimlach) Waartoe dient dit nog?
(scherp) Dus ook dàt is comediespel. Natuurlijk. Je hebt nooit iets van mij gewild. Hoogstens maakte je jezelf dat wijs.
(nog immer hoog-rustig, naar buiten ziend) Herinner je je den avond kort na je ziek zijn? Wij hebben toen maar zeer weinig gesproken. Het leek, of wij geen van beiden door onze gecompliceerdheid werden gehinderd. Ik zat hier en keek naar buiten, evenals nu. Jij zat in dien stoel, tegenover mij. Je had dezelfde japon aan van nu, die je zoo frêle maakt. Je was nog bleek en je oogen leken donkerder dan anders.
| |
| |
Je beheerschte je verlangen niet. Je vertelde van momenten uit je ongesteldheid, gewoon, zonder nadruk, maar telkens lei je je hand op mijn knie en ik voelde mij doorvloeien van je warmte.... Het werd in de kamer gauw donker, maar buiten bleef de lucht lang licht. Ik zat er in te kijken en toen ik mijn oogen half sloot kreeg ik een vreemde sensatie. Ik zag de lucht als een lichtend gordijn, dat me geheel omgaf en afsloot van al het andere. Intusschen was jij op den grond gaan zitten, geknield op een kussen. En door het onderste van mijn oogen zag ik je maar vaag: eigenlijk alleen de contour van je gezicht. Maar ik voelde je wezen straf op het mijne geconcentreerd en allerlei emoties gingen door mij heen, die ik niet ontleedde.... Een keer zei je: Vreemd, dat ik er nu genoeg aan heb naar de wisselende aandoeningen op je gezicht te kijken. Toen was je heel dicht bij de sfeer, die ik als de hoogste voor onzen omgang voel. Later niet meer. Ik hoorde toen aan den toon van je stem, dat je passie weer was opgewekt. Je hebt daarna ook nog op den rand van mijn stoel gezeten en mij, wat je noemde, ‘verleid’. Tot één kus bij het afscheid, die echt en toch onzuiver was, omdat ik afscheid wilde nemen met een eenvoudigen handdruk....
(wat schorrig van het luisteren) Had dan je wilsimpuls gevolgd....
Er was een teederheid in mij: ik wilde je geen teleurstelling bereiden....
Toch was die mij liever geweest dan de desillusie van nu....
Dat antwoord verwachtte ik. Maar nu bedrieg jij jezelf. Je zoudt het niet kunnen verdragen, als ik hier eens een heelen avond zat en alleen naar je wilde kijken of zwijgend uit het raam staarde en wegging met een handdruk. Daar ben je de vrouw niet voor. Je wil passie. Of straffe geestelijke overheersching. Of verfijnde liefkoozingen.....
Als je dat zoo goed weet en je wilde van mij zooveel, begrijp ik niet, waarom je dat bewustzijn niet beter gebruikte....
Het verschil tusschen ons beiden heeft mij altijd klaar voor oogen gestaan. Maar ik wou je geheel aanvaarden, zooals je was, je zooveel doenlijk bevredigen, omdat ik dit als noodzakelijk voelde voor het andere....
Door huichelen wordt nooit iets waardevols verkregen....
Ik huichelde niet de aandoeningen als zoodanig.
Je kent geen passie, om te heerschen was je ondanks alles te weinig zelfbewust en je liefkoozingen waren weinig-bizonder....
Ik heb brieven van je, waarin het tegenovergestelde wordt gezegd. Het is ook anders. Mijn hartstocht kan hevig opvlammen, maar ik kan hem altijd weer neerdrukken....
Je hebt er zelfs sterk de neiging toe....
Terwijl jij je er fel in wilt uitleven.... Zoo weet ik ook heel goed, dat ik in staat ben te overheerschen, maar ik verlang niet naar hetgeen door dwang verkregen moet worden. En mijn liefkoozingen wil ik niet tot gewoonte zien worden....
Als ik je zoo hoor spreken, is het of ik sommige van je brieven herlees. En ik word meer en meer bevestigd in mijn eindconclusie over je: je aanvaardt de consequenties van je gevoelens niet, je wekt verlangens, waarvoor je geen bevrediging kunt geven....
Mijn heele wezensgesteldheid wekt desillusioneerend....
Dergelijke zelfbespotting is van weinig waarde....
Ik spot niet. Zoo is werkelijk mijn zelfbegrip.
(licht-smalend) Jammer, dat je dit niet vroeger hebt uitgesproken. Dan was ons veel misverstand bespaard gebleven.
Vergeet niet, dat ons contact door jou begonnen is als een spel (citeerend) ‘een spel, verfijnd wel en diepgaand, maar toch altijd spel blijvend’....
Je citeert goed. Ik bewonder je geheugen. Alleen vergeet jij, dat het geen
| |
| |
spel voor mij gebleven is.... (Hij zwijgt). Moet ik uit je zwijgen opmaken, dat je dit niet gelooft? Wou je het nu doen voorkomen, alsof ik mij maar wat met je geamuseerd heb.... Och ja, zoo houd je misschien de plezierigste herinnering van ons afscheid....
Ik heb van het begin af geweten, dat het geen spel blijven kon. Daartoe ben je te veeleischend. Je wil een voortdurende climax in elke verhouding. Eerst in je huwelijksleven. Het eenvoudige liefhebben van je man was je niet meer genoeg. Je wou de waarachtigheid van je liefde toetsen. Daarom begon je bespiegelingen over ‘ontrouw’. Je wilde weten, of je in staat zou zijn hem te bedriegen. Ik kwam in je leven. Je zag in mij een geschikt proefobject. Wij begonnen onze dialogen en steeds gewaagder samenkomsten.... Het kwetste je ijdelheid, dat je man niet intuïtief aanvoelde, hoe je van hem verwijderd raakte. Bovendien nam je interesse in ons contact toe. Je geloofde met mij ononderbroken stijgingen te kunnen beleven.
Je hoeft mij niet te zeggen, dat ik mezelf deze desillusie bereid heb. Ik weet heel goed, dat ik dingen verlang, die onmogelijk zijn. Maar zooals je het nu ziet, zag je het ook niet aldoor. Dit is een samenvatting achteraf.
Natuurlijk. Het klare begrip kon ik pas krijgen na de ervaring. Maar het besef, dat ik daartoe zou geraken, had ik voortdurend....
Dat rijmt niet erg met hetgeen je zei van mij te verwachten....
Evengoed als jij weet het onmogelijke te verlangen en er toch naar streeft, evengoed wist ik, je niet te zullen kunnen geven, wat je verlangde, terwijl ik het toch ging probeeren. Wij willen beiden zekerheid door ondervinding. En er is er alleen dit verschil: jij doorvoelt en doorlijdt alles, terwijl het voor mij uitloopt op een verwijding van mijn begrip.
Nu maak je de tegenstelling opzettelijk schril. Er is ook dit: je had niet veel strijd noodig. Alles werd je geboden. Je had niets te verliezen. En de minste scrupules te overwinnen....
En daarom is voor mij ook alles ‘spel’ gebleven d.w.z. een verhouding, waarmee niets van mijn innerlijk stond of viel tot nu toe. Je waarde voor mijn leven kan ik nu pas beseffen, omdat ik zeker ben, dat dit ons laatste gesprek is....
Aldoor poseer je nog. Ik heb nooit waarde voor je gehad. Bovendien is het te laat. Een week geleden zou ik je geloofd hebben. Nu hecht ik aan geen enkele betuiging meer van je....
Herinner je je het antwoord, dat ik je eenmaal eenvoudig-weg gegeven heb, toen je mij vroeg, na een pijnlijken zelfstrijd, wat ik eigenlijk van je verwachtte? Ik zei dit: het walgt mij zoo, voortdurend met mijzelf bezig te zijn. Toch is mijn leven daar heelemaal op ingesteld. En desondanks hoop ik, door iets reeëls buiten mij, zoover te komen, dat ik mijzelf vergeet. Daartoe breng jij me nader. Toen ik het zei, was het nog niet heelemaal waar. Ik wou samenvatten en dreef daarom wat ik besefte, op de spits. Maar nu drukt het precies mijn gevoel uit.... Als ik diep-waar wil zijn, moet ik van mijzelf zeggen, dat ik liefdeloos ben. Ik wil dat niet heelemaal op de omstandigheden schuiven. Al heeft mijn jeugd er veel toe bijgedragen, ik heb altijd een grooten hang naar eenzaamheid gehad. De teleurstellingen, die ik moest ondervinden, konden mij dus gemakkelijk verkillen. Maar tegenover jou, voelde ik....
(op het cynische af) Ik zou het woord ‘liefde’ voor onze verhouding nu maar niet meer bezigen. Je hebt blijk gegeven, zoo weinig te weten, wat liefde is....
Je hebt mij ook nooit den tijd gegund. Je bent mij altijd te ver tegemoetgekomen....
Het stugge in je verlokte mij tot uitdaging.
Daarbij bepaalde het zich niet.
Wanneer je het anders gewenscht
| |
| |
had, was mij dan vóór geweest......
Ik wil niet napleiten. Alleen verklaren. Als ik zag dat jou passie was opgewekt terwijl de mijne sluimerde, bracht mij dit verder van je af. En als mijn hartstocht boven kwam, maar ik voelde jou onbewogen, onderdrukte ik mijn aandoeningen, omdat ik ten opzichte van jou niet door mijn zinnen wou overheerscht worden.
En er gebeurde niets, omdat die twee nooit samenvielen....
Niets is te scherp gezegd. Wij hebben prachtige oogenblikken gehad.
Momenten, die hun waarde houden.... misschien. Maar laat ons niet in de fout vervallen, daardoor de groote lijnen minder afgebakend te zien.... Ik blijf bij mijn conclusie: je blijkt teveel eenzaamheidsmensch, om de minnaar te zijn van een vrouw, die leven wil....
(achteruitleunend in zijn stoel) Als die formuleering, je bevalt, houdt ze dan maar voor de juiste.
Dus je bent nu flink moe van alles. Het kan je niet meer schelen, wat ik zeg.... Tenslotte is die uitlating van je het meest karakteristiek. Je bent levensmoe, zonder geleefd te hebben. Geblaseerd zonder verzadiging.
Zeg ‘leeg’ als je maar een hoonend woord zoekt....
Denkt niet, dat ik je nu tracht te prikkelen. Ik wil alleen voor mijzelf tot klaarheid komen.
Als je dat ernst is, moet je ook mij aanvaarden, zooals ik ben. Ik heb nooit je minnaar willen zijn uit eigen aandrift. Ik zou het misschien zijn geworden door de omstandigheden. Wat ik van je hoopte, kon ik niet najagen, omdat het niet van mijn wil afhankelijk was....
Je moest eens je ‘beleefdheid’ laten varen. Al dat schermen met groote woorden dient om mij niet te doen voelen het ééne simpele feit: dat ik mij heb aangeboden en jij me versmaadde....
Dit is zoo weinig waar, dat ik hetzelfde kon zeggen....
Jawel, om in de lijn te blijven van je zelfbedriegend betoog.... (ricaneerend) Zoo heb ik jou dus teleurgesteld....
Waarmee je nu eindelijk erkent, al dat groote en hevige ook nóóit van mij verwacht te hebben. Want anders zou je je toch door mij pijnlijk tekortgedaan moeten voelen....
Je bedenkt weer niet, dat ik dit alles nog van je verwacht. Want als ons contact bestaat, breken wij het door dit moedwillig afscheid - dat ik intusschen als diep gemeend gevoel - toch niet af.
Dus nu appelleer je aan het bovennatuurlijke. Om het laatste woord te hebben. Want dáárover valt immers niet te redetwisten!
Wij zijn beiden te eerlijk tegenover ons zelf, om een waarachtig contact te loochenen. Wat er ook gebeurd zou zijn. En als wij in bezonkener stemming van het vele, dat ons nu vertroebelt, het weinige waardevolle zullen hebben uitgezuiverd, dan weten wij wel hoe wij tegenover elkaar staan. En dan zou het kunnen gebeuren, dat ik tot je kwam simpel, zonder eenige geforceerde stemming en jij me ontving met de eenvoudige verklaring, mij te verwachten.
Wanneer je mij vroeger, uit eigen aandrift, zoo'n afscheid had voorgesteld zou ik het aanvaard hebben. Ik zou er de romantiek in gezien hebben, waarin ik nú niet meer geloof.... Je bent nu moe. Je overspant je voortdurend. Rust uit. En je zult zien, dat er niets van je fata morgana overblijft.... (De schemer begint merkbaar te vallen).
(terwijl een warmer toon in zijn stem komt) Iedere geestesstrijd, die wij vroeger voerden - want dat was ons ‘spel’ en ons wederzijdsch ontwarren toch - bracht ons een enkel moment van echte toenadering. Onze strijd van dezen avond was diepergaand dan ooit, want een conflict als dit kenden wij nog niet. Is daar geen stijging in? Ik voel dan ook - ondanks alle schijn-
| |
| |
bare verwijdering - dat wij elkaar dieper begrijpen dan vroeger....
Wil je ‘innig’ worden? Waaraan moet ik dat toeschrijven? Aan de schemering? Dat hoort er zoo bij, nietwaar?.... (Hij blijft haar aanzien). Het volgende is nu, dat je opstaat en mij kust, terwijl je je dan overtuigd houdt je woorden te hebben waargemaakt. Werk het programma maar af. Niemand belet het je. (Hij beweegt zich niet). Omdat ik het nu koud zeg, blijf je op je stoel zitten. Als ik even toenadering had betoond, zou je het gedaan hebben. Zóó weinig diep zijn jullie. De charme is alles. Maar wee, als er iets sterkers dan het oppervlakkige bekoord-zijn gevergd wordt....
Ik wil graag erkennen, dat ik onder zeer verschillende omstandigheden van je charme genoten heb.
En je er heel wat gevoelens voor fingeeren wilt, om het te blijven doen....
Mag ik er dan geen waarde aan hechten? Het is toch een van je wezens eigenschappen.
Dit schijnt je geraakt te hebben. Ik hoorde je nog over weinig met zooveel werkelijke belangstelling spreken.
Je weet nu, waarmede ik mij steeds tevreden kon stellen....
In afwachting van het andere, wil je zeggen. Handig gevonden.... Jammer, dat het nu uit is. Want met één ding houdt je maar geen rekening. Wat je ook van de toekomst hoopt, er is iets onherstelbaars tusschen ons gekomen. Veel verdraag ik, heel veel, te veel misschien. Week als was ben ik veelal, maar wat jij me gedaan hebt, maakt mij in één opzicht hard als ijzer....
(halfluid). Om het tegenovergestelde beeld te gebruiken.
Je hoeft niet te spotten. Dit is gemeend; je zult het ondervinden....
Dus je stelt waarlijk het onherroepelijke tusschen ons?
Het is er. Wie of wat het stelde, heeft verder geen beteekenis.
(met een vreemden glimlach) Ik aanvaard het....
(bitter) Met verlichting.... (Zij strekt zich uit op den divan, meer en meer door moeheid overmand. Een lang zwijgen. Het duister verdicht zich. Hij kan haar gelaat niet meer onderscheiden, zij het zijne wel, in het licht, dat nog door het venster zeeft. Eindelijk:) Verbeeldt je je nu, dat het beroemde contact er is? Je bent zoo lang gebleven: je verwachtte het bepaald van avond.
(met innigheid, die door haar niet verstaan wordt) Ik zal weggaan. Ik zal je loslaten. Ik vrees, dat wat voor mij een vervulling zou wezen, toch voor jou weer teleurstelling moest opleveren....
Verg vooral niets van mij....
(opstaand) Het is toch heel mooi geweest tusschen ons....
Nu zijn we er. Het traditioneele afscheidswoord is gesproken.
(blijft nog een oogenblik peinzend naar buiten staren, terwijl een ongekende zachtheid zich over zijn gelaat verbreidt).
(tot hem opziend) Nu kun je de held van je verbeelding blijven. Dat wil je immers. Want je bent geen man voor de realiteit. (Hij antwoordt niet) Wil je niet liever gaan zitten? Dat is minder vermoeiend....
(gaat naar haar toe en reikt haar de hand tot afscheid. Even drukt ze die en hij verlaat haar met een glimlach, dien zij niet verstaat. Als hij weg is, blijft ze moe, ontzenuwd liggen met krachteloos uitgebreide armen).
|
|