het gereglementeerde dierenplagen, dat hier ten minste de mensch zelf een groote vaardigheid en moed behoeft, en groot gevaar loopt. Een sport, die met onze begrippen strookt is het niet, omdat de stierenvechter zelden of nooit amateur is, en zijn bedrijf eenvoudig een broodwinning. Ik neem het op bij de volksspelen, omdat het behoort tot de spelen, die voor het volk (in den uitgebreidsten zin) gegeven worden; de circenses waarvan Caesar hield.
Zoo juist verneem ik, dat het stierengevecht in Mexico is verboden. In dat land is men overigens, meende ik, niet zoo bijster zachtzinnig uitgevallen, maar ééns moet de eerste keer zijn.
Wij hebben hier echter het stierengevecht niet uit een zedelijk oogpunt te bezien, doch te trachten, het, door middel van onze illustratie, met dat van den kunstenaar te doen. Door middel van onze illustratie, zeg ik, want daar ik nooit een stierengevecht heb gezien, kan ik zelfs geen poging wagen, er een indruk van te geven. Wie dien door het woord wil ontvangen, leze Van Looy's beschrijving, en die van Theophile Gautier.
Aan het stierengevecht zit in Spanje overigens een gansche cultus vast, dieper geworteld in het volk dan zelfs die van de paardensport of van voetbal in Engeland. De toreador, en hoe al de spelers in dit bloedig drama mogen heeten, is een figuur, zoo populair als geen andere, hij heeft een geheele hofhouding om zich heen, men overlaadt hem met geschenken, vleit hem, moedigt hem aan, men bluft op hem, wedt op hem, kleeft hem aan. Ik spreek hier van een ‘men’, het is de Spaansche sportliefhebber, de meestal leegloopende, en zelf niet eens sportieve dandy, voor wien de stierenvechter is wat voor den hartstochtelijken verzamelaar zijn collectie is, of voor den tooneel-enthousiast zijn favoriete speler of actrice - en meer. De stierenvechter is gewoonlijk een man van weinig ontwikkeling en beschaving; heeft hij succes, dan verdient hij zeer veel geld, dat hij op een grillige wijze besteedt; hij is de prooi van vele en groote verleidingen, ook omdat de vrouwen vaak even enthousiast of even verdwaasd zijn in hun vereering van zijn kracht, behendigheid en moed als de mannen, hij sterft in veel gevallen een gewelddadigen dood of wordt voor het leven verminkt. Daar tegenover staat, dat hij een kunstenaar is in zijn vak, dat hij de wetten en de aesthetica ervan kent en eerbiedigt, dat hij zijn geluk vindt in de dolle emotie van het door duizenden en duizenden ademloos gevolgde gevecht.
In Engeland schijnt nog in het begin der 19de eeuw een thans