Elseviers Geïllustreerd Maandschrift. Jaargang 27(1917)– [tijdschrift] Elsevier's Geïllustreerd Maandschrift– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 358] [p. 358] Mijn torenlied door Martin Permys. I. Eens zijn de nevelen losgeschoven: Zij gleden aan en golfden zacht Zwevend tusschen de takken, en boven De smalle gracht. Eén van hen kwam van verre - daar ergens Waar 't Leven òpstaat, blank en broos - Tot hij dien avond, na hemelen zwervens, Den toren koos. En hij is om de stem der klokken gegleden Waar 'k met mijn woorden onder ging, En sedert draag ik de ziel der steden, En 'k zing, en 'k zing! Mijn lied, het werd uit den nevel geboren, Toen 't één maal zich zóó hoog verhief, Mijn lied en mijn lief, wij hebben den toren Als kindren lief. [pagina 359] [p. 359] II. Eens meende ik, dat het zwart van de nachten Mijn hart verkilde en zwaar begroef; O! 'k weet nu: de ziel, en niet de grachten, Is blijde of droef! Ik heb de ziel der rustende steden, Ik heb het goede torenlied; Trager gaan mijn fluistrende schreden En wekken niet. Ik ben de ziel en de fiere drager Der blijde stilte en des gezangs: Trager gaan mijn voeten, - al trager Mijn grachten langs. O ja! nu worden de wegen breeder, Nu 't leven weder naast mij schrijdt, Nu zien ook de doode dingen weder Mijn teederheid. Ik delf, zoo diep mijn ziel kan delven, De vreugd, bij mij te feest te zijn! En 'k hoef voor geen dag, en niet voor mijzelven Bevreesd te zijn. Want 'k breng als drager, als fiere drager Der blijde stilte en des gezangs Mijn leven inniger, - àl maar trager Mijn grachten langs.... Vorige Volgende