Elseviers Geïllustreerd Maandschrift. Jaargang 27
(1917)– [tijdschrift] Elsevier's Geïllustreerd Maandschrift– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 351]
| |
De hofstede Velserend en haar vroegere eigenaars,
Bij de ruïne van Brederode ligt, onder zwaar geboomte,
| |
[pagina 352]
| |
niet. Hoe dit nu in elkaar zit, zal blijken. Door de vriendelijke hulp van den Heer C.J. Gonnet, den Rijksarchivaris in Noordholland, wiens spreekwoordelijke hulpvaardigheid met het klimmen zijner jaren in het geheel niet is verminderd, ben ik op gemakkelijke wijze in staat gesteld de geschiedenis van Velserend, van zijn feitelijken stichter en van een aantal volgende eigenaars, te leeren kennen. Op 22 Januari 1624 verkocht Anthony Jacobsz. Schuijt, eertijds schout van Tetterode, voor f. 2125. -, de plaats Velserend aan Jan Claesz. Loo, brouwer en burgemeester der stad Haarlem. Hij kwam reeds in de stadsregeering op 25 October 1618, werd schepen in 1619 en is, in de lange periode van 1620 tot 1658, herhaaldelijk Burgemeester geweest. Van 1649 tot 1651 ging hij ter Dagvaart als vertegenwoordiger van zijn vaderstad in de Generale Staten. Doch niet alleen bekleedde hij regeeringsambten, hij is ook kolonel der schutterij geweest en in die qualiteit is hij tweemaal, in de volle beteekenis van het woord vereeuwigd en, mag men zeggen, daardoor in de heele wereld bekend geworden. Ook zonder zijn naam te weten, kent ieder bewonderaar van Frans Hals den prachtigen hoofdpersoon op twee der meest beroemde schutterstukken in het Haarlemsche museum (zie bl. 356/7). De brouwerij ‘het Scheepje’, - gelijk zij later met onnoodige kleineering werd genoemd, - is nog in wezen gebleven, grootendeels in den staat waarin Jan Claesz. Loo ze heeft beheerd. Alleen het woonhuis aan den waterkant dagteekent van het laatst der 17e eeuw. De zware muren van de eigenlijke brouwerij, de pakhuizen en zolders met hun eikenhouten bintwerk en de oude gevelsteenen, alles spreekt van een hoogen ouderdom. Inderdaad dagteekent het gebouw reeds uit de tweede helft van de 14e eeuw. Bijzonder belangwekkend echter is, in het achterhuis, de binnenkamer met haar rijke betimmering, een zeldzaam fraaie zoldering en een prachtige schouw. Men kent dergelijke vertrekken in stadhuizen en stichtingen, maar het behoort zeker tot de zeldzaamheden, dat zulk een kamer door de eeuwen heen is bewaard gebleven in een particulier gebouw. Zelfs eenige meubelen moeten van oudsher hier hebben gestaan en dus reeds in gebruik zijn geweest bij den burgemeester-brouwer, die deze mooie kamer liet inrichten.Ga naar voetnoot*) Jan Claesz. Loo is dus sedert 1624 eigenaar geweest van Velserend. Niet lang daarna, in 1627, is het merkwaardige schilderij vervaardigd dat mede in het Frans Hals museum wordt bewaard. De kunstenaar Jacob Adriaensz. Matham, vooral als graveur bekend, heeft daar de brouwerij aan het Spaarne en 's burgemeesters buitenplaats bijeengebracht, zonder zich aan den onderlingen afstand te storen (zie bl. 355). Onder dit curieuse stuk staat een gedicht dat op de reproductie door de sterke verkleining niet leesbaar is. Het behoort niet juist tot de hoogere poëzie, maar meer tot de gemoedelijke rijmkunst in Catsiaanschen trant. Dit's 't Huijs en 't Hof van Loo, het Huijs staet op het Sparen,
In 't beste van de stad, daer onse schepen varen.
De Hofsteê wel bekend op synen naem van Loo
Leyt aen der duynen kant, bij 't Huijs te Bredero.
Daer is syn Brouwerij, sijn arbeijd en sijn nering,
Daer wacht hij van den Heer sijn segen en sijn tering.
Hier is sijn Lust-vertreck, hier is sijn speel-prieel,
Dit is sijn last en lust, dit is sijns levensdeel.
Is 't brouwen niet een angst, en een bekommerd woelen?
Dit is voorwaar genoeg te mercken en te voelen:
| |
[pagina 353]
| |
oud poortje te velserend. naar een penteekening van l.w.r. wenckebach.
| |
[pagina 354]
| |
Hoe billick is het dan dat hij wat spelens heeft
En dat hij sich te met op 't land tot rust begeeft.
Wat is 't ook van den woel van 't arme menschenleven
Indien wij nu en dan ons niet wat wils en geven,
En breken onse sorg en swaren kommer af,
Totdat men rusten sal by Got en in het graf.
linkervleugel, voorzijde van het gebouw.
Links en rechts het wapen van Haarlem in den nieuweren en in zijn ouderen vorm. In het midden een alliantiewapen met amortjes als schildhouders. Dit is het gecombineerde wapen van Jan Claesz. Loo en zijn huisvrouw Margrieta van Akersloot. Het eerste is doorsneden, boven een leeuw, onder een keper vergezeld van drie leliën. Het tweede vertoont een zwemmenden visch en drie eikels (akers) 2 en 1. We kunnen deze wapens controleeren. De namen en wapens van Burgemeester Loo en Margrieta van Akersloot komen voor op een gebrandschilderd raam, dat in 1635-'36, aan de toen nieuw gestichte kerk te Bloemendaal, door aanzienlijke Haarlemmers werd geschonken. Ten jare 1867 is dit raam door de kerkvoogden te Bloemendaal verkocht. Tegenwoordig is het, met drie andere dergelijke ramen van dezelfde herkomst, geplaatst in de groote zaal van het Raadhuis te Haarlem. De wapens van het echtpaar, op het penschilderij van Matham zoowel als op het glasraam voorkomende, stemmen in hoofdzaak overeen, maar er is toch één groot verschil. Op het schilderij is het wapen Loo naar men ziet doorsneden, op het raam is het enkelvoudig. Hier vertoont het alleen den rood getongden en geklaauwden leeuw op het azuren veld. Dit is de juiste vorm, overeenstemmend met de omschrijving bij Rietstap: (van) Loo, Harlem. D'azur au lion d'argent, armé et lampassé de gueules. Hoe is de burgemeester-brouwer-kolonel, reeds in 1627, er toe gekomen, zijn wapen te verrijken met den keper en de drie lelies? Het antwoord moet luiden: hij heeft het wapen (van) Overrijn van Schoterbosch overgenomen en bij het zijne ingelijfd! Dit blazoen wordt n.l. door Rietstap beschreven aldus: d'argent au chevron de gueules, accompagné de trois fleurs-delis du même. De misvatting van Craandijk is hiermede verklaarbaar geworden. Het wapen in het deurkalf is inderdaad dat van het geslacht Overrijn van Schoterbosch. Dit eenmaal wetende, heeft hij zonder nader onderzoek de gevolgtrekking gemaakt, dat ergo een drager van dat wapen, Velserend (in 1638) heeft gebouwd. We behoeven dit niet meer te weerleggen, want Burgemeester Loo is eigenaar geweest van 1624 tot aan zijn dood op 7 Oct. 1660; ten overvloede wordt zijn bezitrecht door Matham's schilderij bevestigd. Men kan verschillende vragen stellen waarom Burgemeester Loo ging pronken | |
[pagina 355]
| |
met eens anders wapen. Was hij wellicht van moederszijde verwant aan het geslacht Overrijn van Schoterbosch? Of wel, is het bedoelde wapen toch niet van dat geslacht? Deze laatste bedenking kan oprijzen, omdat de heraldische kleuren op het penschilderij onduidelijk en aan het poortje in het geheel niet, op de bekende manier met lijnen en stippen, zijn aangegeven. Alleen de indeeling en de ‘stukken’ staan vast en kloppen met het wapen Overrijn, van de emails geldt dit niet.
voorstelling van de brouwerij ‘het schip’ op de houtmarkt te haarlem (rechts) en de hofstede ‘velserend’ (links), beide toebehoorende aan burgemeester jan claesz. loo. op den achtergrond links de brederosche berg, in het midden de ruïne. penschilderij op paneel (114 bij 70 cm.) in het frans hals-museum (no. 206), door jacob adriaensz. matham (gestorven 20 jan. 1631).
Nog één bijzonderheid blijft zeker merkwaardig. Toen schrijver dezes van de wapenkwestie vertelde aan den tegenwoordigen eigenaar van ‘het Scheepje’ - die met veel piëteit de brouwerij en de kamer van zijn voorganger Jan Claesz. Loo in stand heeft gehouden - herinnerde deze zich dat, ergens boven op een zijner groote zolders, nog een oud deurkozijn moest liggen. Wij klommen samen op onderzoek uit en vonden een volledig kozijn, dat naar afmeting en bewerking identiek was met dat op Velserend, den chevron fleurdelisé inkluis! Een jaartal alleen ontbrak. * * * In het kort volgen hier de latere eigenaars van Velserend. Na den dood van Burgemeester Loo in 1660, is de hofstede overgegaan aan zijne dochter Emerentia Loo, die gehuwd was met Cornelis Hofflant en dezen overleefde. Op 27 Juni 1675 verkochten hare erfgenamen de plaats aan Cornelis Borst, voor f 7975.-. Lang heeft dit bezit niet geduurd, want op 29 Mei 1679 verkocht Cornelis Borst het huis voor f.7000. - aan Cornelis Schouten, brouwer ‘In de Kandelaar’ te Haarlem. Maar reeds op 10 December 1681, heeft Anna Heda, weduwe van Cornelis Schouten, brouwster ‘In 't Hoeffijser’ te Haarlem, de buitenplaats weder verkocht voor het hooge bedrag van f. 8500. - en daarmede | |
[pagina 356]
| |
kwam Velserend in het bezit van een patricische Amsterdamsche familie.
burgemeester jan claesz. loo, brouwer in ‘het schip’, eigenaar van velserend, als kolonel van den cloveniers doelen. fragment van het schutterstuk van frans hals, geschilderd in 1633. (frans hals-museum no. 126).
De nieuwe eigenares was Breghie Hooft, weduwe van Harmen van de Poll, in leven secretaris der stad Amsterdam. Zij was de oudste dochter van den machtigen regent, Burgemeester Mr. Henrick HooftGa naar voetnoot*) en diens eerste vrouw Aeghje Hasselaer; zij heette naar hare grootmoeder van moederszijde, Brechtgen van Schoterbosch. Haar man, de secretaris der stad Mr. Harmen van de Poll, was reeds op 5 Januari 1673 gestorven. Langen tijd is zij in het ongestoord bezit van de hofstede gebleven, want eerst in 1721 is zij overleden. Doch eerst op 9 April 1729 werd Velserend uit den boedel van wijlen Mevrouw van de Poll, voor f. 6670. -, verkocht aan Mr. Elbert Graafland, oud-Schepen en Raad der stad Amsterdam. Deze hield van verandering wat zijn buitenverblijf betreft en hij maakte daarbij tegelijk goede zaken. Hij werd in 1716 eigenaar van de hofstede Saxenburgh onder Bloemendaal voor | |
[pagina 357]
| |
slechts f. 4200. - en verkocht haar weer in 1723 voor f. 11,500. Direct daarop kocht hij de hofstede Driehuysen onder Heemstede voor f. 6200 en in 1729 Velserend. Na zijn dood in 1733 zou de laatstgenoemde buitenplaats echter zeer in waarde dalen. Op 4 Maart 1734 werd Velserend verkocht, voor niet meer dan f.1000. - (1) aan Pierre d'Escorbiae de St. Gème, Escuyer, wonende te Amsterdam, die in 1751 te Parijs is gestorven. Maar hij had zich reeds eenige jaren te voren van het bezit ontdaan. Op 4 October kocht Frans Aalbertse Koog, garenbleeker te Bloemendaal, de hofstede voor f.1350. - om ze op denzelfden dag en voor hetzelfde bedrag weder over te doen aan Gerrit Hoofman, garenbleeker wonende onder Bloemendaal.
burgemeester jan claesz. loo, als voren, hier kolonel van den st. joris doelen. hoofdgroep op het schutterstuk van frans hals, die zich zelf in de bovenste rij onder no. 19, heeft afgebeeld. geschilderd in 1639. (frans hals-museum no. 127).
Uit de patricische geslachten was Velserend dus in burgerlijk bezit overgegaan, maar de tusschenregeering is niet van langen duur geweest. Op 7 April 1762 werd de hofstede door Magdalena Kleijnschol, weduwe van Gerrit Hoofman, voor f.1438.10 verkocht aan Frederik Berewout, oud-Schepen en Raad der stad Amsterdam. Hij was een zeer vermogend koopman op de West, importeur van suiker, reeder ter walvischvangst en bankier. Hij was eigenaar van de plantage Jagtlust in Suriname en van minstens drie andere in Berbice, die alle te samen na zijn dood voor f.360.000 werden overgenomen en in een vennootschap ingebracht. Hij was Bewindhebber der W.-I. Compagnie en Dir. van de Sociëteit van Suriname. Reeds in 1721 was hij voor f.4500 eigenaar geworden van de hofstede Jagtlust (te voren Hooghsigtenburgh geheeten) onder Velsen. Door zijn nieuwen aankoop had hij zijn bezit in deze streek afgerond. Na van Berewout's dood in 1777 is Velserend nog langen tijd in zijn familie gebleven, zeker tot na 1811, want tot dat jaar komen geen nieuwe acten van overdracht meer voor. Tot de oudere geschiedenis echter wilden we ons bepalen. Onder al de eigenaars van Velserend blijft Jan Claesz. Loo de voornaamste voor altijd. Dat heeft hij te danken aan zijn wereldvermaarden stadgenoot Frans Hals. |
|