Elseviers Geïllustreerd Maandschrift. Jaargang 27
(1917)– [tijdschrift] Elsevier's Geïllustreerd Maandschrift– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 175]
| |
Oud-Peruaansch aardewerk in 's rijks Ethnographisch museumGa naar voetnoot*)
| |
[pagina 176]
| |
fig. 1. oud-peruaansch weefsel. (met toestemming van de redactie overgenomen uit baessler-archiv 1).
| |
[pagina 177]
| |
Peruanen een soort hieroglyphen- of figurenschrift bezaten, maar met de weinige sporen die daarvan gevonden zijn, valt op het oogenblik nog niets te beginnen. Evenwel bestond er een bepaalde klasse van ambtenaren, die speciaal belast waren met het vastleggen der historische gebeurtenissen. Volgens leden der Inka-familie werden die gebeurtenissen in den vorm van verhalen en liederen uit het hoofd geleerd en van geslacht op geslacht mondeling overgeleverd.
fig. 3. tiahuanaco-aardewerk; vgl. fig. 4.
Daarbij werd gebruik gemaakt van zekere mnemotechnische hulpmiddelen: op hout aangebrachte schilderingen en het zoogenaamde Kipoe of knoopenkoord. Dit laatste werd reeds door de Spaansche veroveraars aangetroffen en ook later zijn bij opgravingen nog herhaaldelijk kipoe's te voorschijn gekomen. Zij bestaan uit een koord waaraan een aantal verschillend gekleurde touwtjes met knoopen erin zijn vastgemaakt. Het aantal knoopen in ieder touwtje geeft een getal aan en de kleur van het touwtje schijnt afhankelijk te zijn van het onderwerp waarop het getal betrekking heeft. De kipoe's werden vooral voor administratieve doeleinden gebruikt, maar het is mogelijk, dat zij ook bij het registreeren der historische gebeurtenissen op de eene of andere wijze werden aangewend. Van de boven vermelde schilderingen op hout is totnogtoe niets gevonden, maar wel heeft de studie der groepsgewijze gerangschikte teekens en figuren op Oudperuaansche weefsels (fig. 1) althans dit resultaat opgeleverd, dat in deze afbeeldingen, die dikwijls met mythologische voorstellingen in verband staan, zekere, telkens terugkeerende, conventioneele figuren een bepaalde beteekenis hebben. Dit is alles wat ons omtrent inheemsche ‘geschiedschrijving’ bekend is. Het is weliswaar weinig, maar in elk geval staat het vast, dat de oude Peruanen mnemotechnische hulpmiddelen kenden en dat zij er prijs op stelden, de historische overlevering voor de vergetelheid te bewaren.
fig. 4. geschilderd ornament op de groote kruik afgebeeld in fig. 3.
Tijdens en na de verovering nu is die mondelinge overlevering door verscheidene personen opgeteekend. Spaansche krijgslieden die, niettegenstaande hun fanatisme, getroffen werden door de grootschheid van die hun volkomen vreemde cultuur die zij kwamen vernietigen, priesters die, juist tengevolge van hun blinde dweepzucht, niet na konden laten uit te weiden over de afschuwelijke afgoderij, rechtstreeks af- | |
[pagina 178]
| |
komstig van den duivel, waartegen zij te kampen hadden, rechtsgeleerden, onmiddellijk na de verovering uit Spanje gezonden om de inheemsche wetten te bestudeeren en in verband daarmede de administratie van het veroverde gebied te regelen, - zij allen hebben bijgedragen tot het merkwaardige geschiedverhaal dat ons de wording en de lotgevallen van het Inka-rijk, althans in groote trekken, schildert. Ook aan twee mestiezen, den bekenden Garcilasso de la Vega, zoon van een Spaansch edelman en een Inka-prinses, en Blas Valera, wiens moeder tot den hofkring van den te Cajamarca verraderlijk vermoorden Inka Atahoealpa behoorde, danken wij belangrijke geschriften over de geschiedenis en beschaving van het Inka-rijk. En ten slotte verdienen ook als bronnen vermeld te worden de werken van twee ontwikkelde volbloed-Peruanen, die omstreeks het begin van de 17e eeuw hun lezing van de overlevering te boek stelden. Het spreekt van zelf, dat de historische overlevering, zooals wij haar uit deze bronnen leeren kennen, met allerlei mythische en legendarische elementen vermengd is. Sommige geleerden verwerpen dan ook alles uit deze traditie wat op den tijd vóór de Inka-periode betrekking heeft als grootendeels legendarisch en geheel buiten het bereik der wetenschappelijke kritiek liggend. Aanderen zijn minder skeptisch en meenen dat ook dit gedeelte der overlevering een in hoofdtrekken betrouwbaar beeld geeft van de verschillende perioden die aan het Inka-tijdperk zijn voorafgegaan en de gewichtigste gebeurtenissen in elk dezer perioden. Het naar hun meening vrijwel betrouwbare verhaal dat na aftrek van alles wat klaarblijkelijk mythisch is overblijft, komt nu hierop neer. In een zeer ver verleden moet een zekere stam of ‘clan’, van het Cuzco-dal uit, langzamerhand een groot gedeelte van het latere Peru onder zijn heerschappij hebben gebracht. Dit rijk moet onder het wijs en krachtig beheer van twee opeenvolgende dynastieën verscheidene eeuwen lang een bloeiend bestaan hebben gevoerd, totdat het eindelijk, tengevolge van herhaaldelijke invallen van vijandige stammen, ineenstortte en de heerschende dynastie haar heil moest zoeken in de vlucht. Zij vluchtte naar een streek genaamd Tampoe-tokko (lett. ‘Herbergvenster’), niet ver ten Zuiden van Cuzco, waar zij met een klein aantal volgelingen den traditioneelen godsdienst en de aloude beschaving bleven handhaven. Zoo bleef hier het laatste overblijfsel van die eeuwenoude cultuur bewaard, terwijl overal elders de bevolking verwilderde en de vroegere, waarschijnlijk vrij hoogstaande, godsdienst door allerlei meer primitieve uitingen van het religieuze leven werd verdrongen. Met den val van het oude rijk eindigt de eerste periode. Hoelang die geduurd heeft, is niet uit te maken. De overlevering vermeldt 64 vorsten, maar het is volstrekt niet zeker dat de regeering steeds van vader op zoon is overgegaan, zoodat het zeer gewaagd zou zijn de conclusie te trekken dat het rijk althans 64 generaties oud moet zijn geweest. De tweede periode is die gedurende welke het oude heerschersgeslacht, van uit hun rijkje Tampoe-tokko, langzamerhand kleine stukken van het oude rijk begon te heroveren, totdat het eindelijk, nadat meer dan 20 vorsten achtereenvolgens aan de regeering waren geweest, er in slaagde het Cuzco-dal opnieuw aan zijn gezag te onderwerpen. Verder heeft de oude dynastie het niet kunnen brengen. Den wederopbouw van het oude rijk te voltooien, ja, de onbetwiste heerschappij van Cuczo's vorsten tot ver buiten de vroegere grenzen uit te breiden, was weggelegd voor een ander vorstengeslacht, dat nu de macht in handen kreeg, dat der Inka's. Het verhaal hoe de eerste Inka door een handig opgezette intrigue van zijn moeder den troon verwierf, is duidelijk genoeg, maar | |
[pagina 179]
| |
dat verhaal maakt ons niet veel wijzer. Wie de Inka's waren, waar zij oorspronkelijk thuis hoorden en of zij in eenigerlei betrekking stonden tot de voorafgaande dynastieën, dat alles ligt in een zwijgend verleden verborgen. Zeker is, dat zij nagenoeg dezelfde taal spraken als de Kechua-stammen van Centraal-Peru, die zij het eerst onder hun macht hebben gebracht, welk dialect zij later, toen hun rijk zich meer en meer uitbreidde, ook in die streken waar andere talen inheemsch waren, als officieele rijkstaal hebben ingevoerd. Hieruit blijkt wel, dat de streek waaruit zij direct afkomstig waren, niet heel ver van Cuzco, het uitgangspunt hunner veroveringen, moet worden gezocht. Na het Cuzco-dal onder hun gezag te hebben gebracht, wendden zij zich naar het gebied rondom het Titicaca-meer (op de grens tusschen Z.O. Peru en Bolivia), waar zij in den machtigen - eveneens Kechua-sprekenden - stammenbond der Colla's een gevaarlijken nabuur hadden. Niet zonder moeite gelukte het hun deze stammengroep te onderwerpen, een feit van beteekenis, daar nu de weg naar het Zuiden voor hen openlag. Toch bleef het voorloopig bij een expeditie naar Tucuman (in Chile); de eigenlijke verovering van het Chileensche gebied dat bij de komst der Spanjaarden deel uitmaakte van het Inka-rijk, heeft eerst veel later plaats gehad. De chronologische volgorde der verschillende veroveringstochten staat niet volkomen vast.
fig. 5. veelvormig zwart aardewerk uit het kustgebied (laat chimu).
Evenwel is het zeer waarschijnlijk dat op de onderwerping van het Colla-gebied de periode volgt, waarin het rijk onder de verwoede aanvallen van een groote stammengroep onder leiding der krijgshaftige Chanca's, ten N. en N.W. van Cuzco, zijn ondergang nabij geweest is. Ook nu echter zegevierde ten slotte de weergalooze dapperheid van een Inka. Het leger der Chanca's werd vernietigd, de stammenbond waarvan zij de kern vormden was daar- | |
[pagina 180]
| |
mee opgelost en diezelfde Inka, een nog jonge man, kon nu die reeks van veroveringen beginnen, die de macht en het aanzien van het rijk tot een nooit gekende hoogte zouden doen stijgen. Van uit het Chanca-land bracht hij eerst, langzaam maar zeker, het geheele Andes-gebied tot aan Cajamarca onder zijn heerschappij. Reeds hierbij bleek ook de onderwerping van het kustgebied dringend noodzakelijk, want de heerscher van het Cajamarca-gebied werd ondersteund door de bewoners der kust dalen in de buurt van Trujillo. Zoodra dan ook het bergland bij het rijk was ingelijfd, werd een aanvang gemaakt met de verovering van de kuststreek. Dit gebied, een smalle, bijna overal volslagen droge woestijnstrook, bewoonbaar alleen daar waar de van het gebergte afstroomende rivieren kleine oasen vormen, was bewoond door een krijgshaftige bevolking met een hoogstaande, vrijwel gelijksoortige cultuur. Zij vormden evenwel niet één stam, ook niet één stammenbond, maar was onder verschillende heerschers over de bewoonbare kustdalen gegroepeerd. Zoo vormden Ica, Nasca, Pisco in het Zuiden één groep en stond Chincha, ten Noorden daarvan, onder een anderen vorst. Verder noordwaarts werd de eerstvolgende groep gevormd door de dalen tusschen Chincha en Pachacamac, welke groep aan de noordzijde begrensd werd door het gebied van een machtig heerscher, dat zich uitstrekte van Pachacamac tot Huaman. Uit een religieus oogpunt was dit koninkrijk het belangrijkste van allen. Pachacamac was een godheid, volgens sommigen een ‘vischgod’, die het geheele kustgebied langs vereerd werd en op de naar hem genoemde plaats een grooten tempel had. Dat de vereering van deze godheid een belangrijke rol speelde in het religieuze leven der kustbewoners, blijkt reeds hieruit, dat de Inka's ook na de verovering dezen cultus hebben laten voortbestaan: het eenige wat zij deden om ook hier den zonnecultus ingang te doen vinden was het bouwen van een zonnetempel op het bovenste terras van het bestaande bouwwerk. Machtiger en grooter nog dan dit gebied was het noordelijkst gelegen rijk, dat zich uitstrekte tot Trujillo en bekend staat onder den naam van Chimu. Hier ondervonden de Inka-troepen dan ook den hardnekkigsten tegenstand en het valt zelfs te betwijfelen of zij de verovering van het kustgebied ooit volbracht zouden hebben, als zij er niet in geslaagd waren, zich van de irrigatie-kanalen meester te maken die, met de rivieren, zekere gedeelten der dorre kuststrook geregeld van water voorzagen.
fig. 6. zwart chimu-aardewerk; type cajamarca.
De onderwerping van het kustgebied bracht het Inka-rijk zoo niet zijn grootste dan toch zijn belangrijkste uitbreiding. Wat daarna nog in het Noorden en het | |
[pagina 181]
| |
Zuiden veroverd is, stukken van Ecuador en Chile, is van minder belang, ook al doordat deze gebieden te kort deel van het rijk hebben uitgemaakt om er geheel in op te kunnen gaan. Wat ten Oosten van de Andes is uitgericht kan men zelfs geen verovering noemen: het eenige wat hier bereikt werd is het tot stand komen van een geregelden ruilhandel tusschen het Inka-rijk en zekere stammen van het Amazone-gebied.
fig. 7. beschilderd inka-aardewerk; hoogland van zuid-peru.
Met de merkwaardige organisatie van het Inka-rijk kunnen wij ons thans niet bezighouden. Slechts dit zij even aangestipt, dat de bewonderenswaardige inrichting, die zelfs indruk maakte op Spaansche rechtsgeleerden en gouverneurs, niet geheel en al een schepping der Inka's was, althans niet in dien zin dat zij met al het vroeger bestaande brak. Veeleer bestaat de verdienste van dit geniale heerschersgeslacht hierin, dat zij de maatschappelijke organisaties van een groot aantal stammen of stammenbonden - sommigen zou men ‘staatjes’ kunnen noemen - zonder het bestaande omver te werpen, juist zooveel wisten te wijzigen, dat zij zich gemakkelijk en volkomen in het centraliseerende regeeringssysteem lieten invoegen. Vóór alles waren de Inka's politici; vechtersbazen waren zij pas in de tweede plaats, al kan niet worden ontkend dat ruw geweld meermalen den weg moest banen voor politiek beleid. Blijkt nu reeds uit deze schets van de historische overlevering, dat de geschiedenis van het Peruaansche rijk geenszins samenvalt met die der Inka-dynastie, dat veeleer vermoedelijk reeds eeuwen voordat de Inka's op het tooneel verschenen, een oud cultuurrijk moet hebben bestaan, dat ook veel later nog de jonge Inka-dynastie bij haar veroveringen volstrekt niet uitsluitend met onbeschaafde stammen te doen had en het dus niet valt te betwijfelen, dat ook onmiddellijk vóór de Inka-periode althans eenige centra van een hoogere cultuur moeten hebben bestaan, - nog duidelijker wordt dit als wij nagaan wat de belangrijkste resultaten van het archaeologisch onderzoek ons hieromtrent mededeelen. Op verschillende punten van Peru zijn ruïnes gevonden die ongetwijfeld van lang vóór de Inka-periode dateeren. Zoo bijv. de megalithische bouwwerken van het binnenland, die voor de Inka's even raadselachtig waren als voor ons. Deze zijn opgetrokken uit reusachtige, zonder eenig voegmiddel op elkaar gestapelde steenblokken. Is het op zich zelf al raadselachtig hoe die vroegere bouwmeesters met hun toch zeker gebrekkige hulpmiddelen zulke gevaarten hebben kunnen hanteeren, nog bewonderenswaardiger is de zeldzame nauwkeurigheid waar- | |
[pagina 182]
| |
mee de zijden, der steenen, die overigens de grilligste vormen vertoonen, pasklaar zijn gemaakt.
fig. 9. bont aardewerk uit het kustgebied (trujillo, vroeg-chimu?).
fig. 8. zwarte kruiken uit het kustgebied; combinatie van inka-vormen en chimu-techniek.
Dikwijls heeft men, om het geheel nog hechter te maken, in de zijkanten van sommige blokken holten gemaakt die tot de kleinste oneffenheden toe bij de uitspringende gedeelten van andere steenen aansluiten, zoodat de voegen die men aan den buitenkant van den muur ziet nog lang geen denkbeeld geven van de ontzaglijke zorg en het bewonderenswaardige geduld waarmee die geweldige monumenten zijn samengesteld. Van bijzonder belang zijn de merkwaardige ruïnes van Tiahuanaco (vlak ten Zuiden van het Titicaca-meer), waarvan de oorsprong ons volslagen onbekend is. De uitgestrektheid van hetgeen tot nu toe gevonden is doet vermoeden, dat zich hier eens een groote stad bevond. Indien dit zoo is, wordt het probleem er des te moeilijker door, want Tiahuanaco ligt | |
[pagina 183]
| |
bijna 4000 Meter boven den zeespiegel, een hoogte waarop de plantengroei van dien aard is, dat het ontstaan van een groote stad er vrijwel onmogelijk schijnt. Men heeft dan ook de oplossing van het raadsel hierin gezocht, dat die stad zou dateeren uit een periode waarin de Andes-keten aanmerkelijk lager was dan tegenwoordig en tijdens de Inka's, terwijl men er tevens op gewezen heeft, dat het Titicaca-meer eens veel grooter moet zijn geweest dan thans, een feit van beteekenis als men in aanmerking neemt dat reeds het zooveel kleinere hedendaagsche meer een duidelijk merkbaren invloed heeft op het klimaat. Een van de meest interessante gedeelten dezer ruïnes nu is een monolithische poort, waarvan het bovenste gedeelte versierd is met hoogst merkwaardig beeldhouwwerk (fig. 2). Dat deze figuren een zekere beteekenis hebben, wordt door niemand betwijfeld, maar welke die beteekenis is, heeft men nog niet met zekerheid kunnen aantoonen. Naar alle waarschijnlijkheid stelt de groote figuur in het midden een staande of zittende godheid voor, terwijl de rijen knielende zijfiguren wel als een schare aanbidders zullen zijn op te vatten. Sommige attributen, zoowel van de centrale figuur als van de andere, heeft men thuis kunnen brengen, andere niet, maar het zou ons te lang ophouden, als wij de geheele voorstelling in bijzonderheden wilden bespreken.
fig. 10. bont aardewerk van trujillo.
Van bijzonder belang uit een archaeologisch oogpunt nu is de omstandigheid dat de ornamentiek van andere archaeologische vondsten, in het bijzonder van weefsels (zie fig. 1) en aardewerk (fig. 3 en 4) uit verschillende deelen van Peru, onmiskenbaar denzelfden stijl vertoont. Op verscheidene punten aan de kust heeft men zulk aardewerk gevonden en wel onder condities, die duidelijk bewijzen, dat de Tiahuanaco-stijl, ook langs de kust, een zeer oude, uit het hoogland afkomstige cultuur vertegenwoordigt. Vooral de opgravingen in en om den ouden tempel van Pachacamac hebben, | |
[pagina 184]
| |
zoowel wat dit punt betreft als anderszins, belangrijke resultaten opgeleverd. In een zekere periode schijnt deze tempel een verbouwing en uitbreiding te hebben ondergaan want binnen den buitenmuur zijn resten gevonden van veel oudere muren. Aan den voet van dien oorspronkelijken muur, onder het later bijgebouwde gedeelte, ontdekte men een begraafplaats waaruit in Tiahuanato-stijl versierd aardewerk te voorschijn kwam. In een hooger liggende, maar zich toch nog onder het latere bijbouwsel bevindende laag, vond men aardewerk dat weliswaar denzelfden stijl vertoont, maar in een jongeren, meer ‘afgeleiden’ vorm. Andere graven, aan den voet van den lateren buitenmuur en veel jonger dus, leverde het langs de heele kust verbreide, veelvormige zwarte aardewerk op (fig. 5 en 6), al of niet vermengd met vazen of scherven uit de Inka-periode (fig. 7 en 8).
fig. 12. bont aardewerk van de kust (trujillo?).
Wij zien dus dat, althans te Pachacamac, aan den Inka-stijl twee oudere stijlen moeten zijn voorafgegaan en dat van deze twee de Tiahuanaco -type ongetwijfeld de oudste is. Voor dezelfde volgorde pleiten ook de vondsten van andere plaatsen langs de kust, zoodat de opeenvolging van twee, aan den Inka-tijd voorafgaande cultuurperioden, tenminste voor het kustgebied, wel vastgesteld mag heeten. Hiermee zijn echter de archaeologische gegevens niet uitgeput want de vermelde 4 typen omvatten volstrekt niet al het aardewerk dat totnogtoe gevonden is. Op verscheidene punten van de kuststrook, zoo in en nabij Trujillo (fig. 9-12) en in de dalen van Nasca en Ica zijn plaatselijke stijlen gevonden die, althans daar, den Tiahuanaco-type ongetwijfeld in ouderdom overtreffen en ook elders waar zij zijn doorgedrongen in zeer oude lagen voorkomen. Opmerkelijk is dat dit, blijkbaar zeer oude, plaatselijke aardewerk uit een oogpunt van kunst voor geen enkel der jongere soorten ook maar eenigszins onderdoet. Integendeel, sommige dezer locale soorten, die van Trujillo bijvoorbeeld, geven blijk van een ontwikkeling der beeldende kunst die men in Amerika nergens geëvenaard vindt. Het meest treffend is wel de buitengewoon realistische weergave van de levende natuur en in het bijzonder het menschelijk gelaat met zijn eindelooze verscheidenheid van vorm en uitdrukking. | |
[pagina 185]
| |
Het reeds vroeger vermelde, langs de heele kust verspreide, glanzend-zwarte aardewerk, dat veel jonger is, doet zich bij die oudere soort vergeleken als iets degeneratiefs voor, al kan men wel degelijk zien dat de techniek erop vooruit is gegaan. De tusschenliggende periode is, zooals wij gezien hebben, door den Tiahuanaco-stijl gekenmerkt, die een sterk afwijkend karakter draagt.
fig. 11. bont aardewerk van de kust (trujillo?).
Uitsluitend te rade gaande met de stratigraphische gegevens moet men dus wel tot de conclusie komen, dat er geen direct verband bestaat tusschen het oude Trujillo-aardewerk (fig. 9 tot 12) en de jonge, zwarte vormen die onmiddellijk aan de geïmporteerde Inka-keramiek vooraf zijn gegaan (fig. 5 en 6). Evenwel hooren beide soorten oorspronkelijk in het Chimu-gebied thuis, zijn beide gekenmerkt door dezelfde realistische plastiek die men nergens anders vindt, door dezelfde modellen zonder plastische versiering, kortom vertoonen zij een zeer nauwe vormverwantschap, van welken aard die verwantschap dan ook moge zijn. Afgezien van het feit dat de oudere soort artistiek hooger staat, verschilt zij van de jongere alleen hierin, dat zij gekleurd is (roodbruin en wit), zoodat in het bijzonder de plastisch onversierde kruiken (fig. 10) door hun fijn gepenseelde schilderingen sterk bij de doodsche zwarte vormen afsteken. Sommige onderzoekers blijven dan ook voorloopig al het ‘Chimu-aardewerk’ als een homogene groep beschouwen, al kunnen zij niet ontkennen dat deze opvatting op grond van de tot nogtoe verkregen stratigraphische gegevens alleen niet te verdedigen zou zijn. Zooals wij reeds aanstipten, heeft de Chimu-keramiek zich ver buiten haar oorspronkelijk gebied verspreid. Dit geldt van de bonte zoowel als van de zwarte soort, maar terwijl in het eigenlijke Chimu-gebied behalve deze beide soorten, het daartusschen liggende Tiahuanaco-aardewerk en de Inka-keramiek, geen plaatselijke stijlen zijn gevonden die bij geen dezer groepen aansluiten, is dit in andere deelen van het kustgebied wel het geval. Zoo zijn de meestal vrij plompe kruiken van Chancay (fig. 13), die aldaar op het Tiahuanaco-aardewerk volgen, duidelijk gekenmerkt als vertegenwoordigers van een localen stijl die niet of slechts zeer los met de oude Chimu-keramiek, die ook hier niet | |
[pagina 186]
| |
ontbreekt, samenhangt.
fig. 13. bont aardewerk uit het kustgebied (jonge plaatselijke stijl).
De wijze waarop de gezichten zijn gemodelleerd, de aanduiding van de onderste ledematen door breede, witte strepen en nog verschillende minder in 't oog vallende eigenaardigheden laten ons hieromtrent niet in twijfel. De plaatselijke variaties binnen het eigenlijke Chimu-gebied daarentegen, zooals de in fig. 6 afgebeelde dubbele, zwarte kruiken van Cajamarca met hun vogelkoppen en hun menschenhoofden met in tweeën verdeelde haarkuif en de bente, buikige vazen zonder oor met hun beschilderde, soms ook plastisch versierde bovenhelft en hun eigenaardig zeester-ornament (fig. 11 en 12), zooals ze wel te Trujillo gevenden worden, zijn, ondanks hun localen type, onmiddellijk herkenbaar als echte Chimu-keramiek. Ook het aardewerk uit den Inka-tijd (fig. 7 en 8) is meestal gemakkelijk te herkennen. Evenals de Tiahuanaco-keramiek (fig. 3) is het gekenmerkt door eenvoudige vormen, zooals bekers, schaaltjes e.d., meest zonder plastische versiering, maar fijn beschilderd. Terwijl de Tiahuanaco-ornamentiek echter de grilligste figuren vertoont, die, zooals gezegd, veelal ten sterkste herinneren aan de mythische gestalten van de monolithische poort, munt het Inka-aardewerk uit door sobere, meest geometrische ornamenten en gedemp- | |
[pagina 187]
| |
te kleuren: eenvoudig en voornaam. Tot de meest typische Inka-vormen behooren de in fig. 7 en 8 afgebeelde kruiken met kegelvormige onderzijde, nauwen hals en laag geplaatste ooren. Evenals het andere Inka-aardewerk zijn deze in den regel beschilderd, althans niet zwart; het in fig. 8 afgebeelde tweetal echter, dat van de kust afkomstig is, sluit zich technisch volkomen aan bij de zwarte Chimu-keramiek en illustreert dus op verrassende wijze den invloed van de uit het hoogland afkomstige Inka-cultuur op de inheemsche beschaving van het kustgebied.
De hier geschetste resultaten van het archaeologisch onderzoek - lang niet alle, maar wel de gewichtigste - stellen ons natuurlijk nog in de verste verte niet in staat om de praehistorie van het Peruaansche rijk met wetenschappelijke zekerheid te reconstrueeren. Toch valt het niet te loochenen dat zij ons iets verder brengen. De verdringing van oude plaatselijke centra van beschaving, zooals Trujillo (Chimu), door een machtige cultuurstrooming uit het hoogland (Tiahuanaco), die op haar beurt weer plaats moet maken voor de herleving der Trujillo-cultuur en de opkomst van plaatselijke cultuurvariaties; de verbreiding dier jongere Chimu-beschaving over het heele kustgebied, ten slotte gestuit door het opdringen der alles overheerschende Inka-cultuur, zooals vooral te Pachacamac zoo duidelijk te zien is - dit alles zijn feiten die volkomen samenvallen met de hoofdpunten der historische overlevering. Toch moeten wij natuurlijk steeds voor oogen houden, dat alle conclusies onzeker blijven zoolang het grootste deel van Peru en omliggende landen nog in het geheel niet archaeologisch onderzocht is en er geen nieuwe geschiedbronnen zijn ontdekt die ons in staat stellen het onbekende verleden dichter te benaderen dan ons op het oogenblik mogelijk is. |
|