Elseviers Geïllustreerd Maandschrift. Jaargang 27
(1917)– [tijdschrift] Elsevier's Geïllustreerd Maandschrift– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina t.o. 1]
| |
ontwerp van th.a.c. colenbrander voor een schotel met patroon ‘narcis’; eigendom van het gemeente-museum te 's gravenhage.
| |
[pagina 1]
| |
Th.A.C. Colenbrander,
| |
[pagina 2]
| |
eenig bezit van hedendaagsch aardewerk.
stel ‘maneschijn’. eigendom van den heer j. dijk te 's gravenhage
Aardewerk is kleur en aardewerk is versiering. De stof is in zichzelf niet mooi, zij heeft noch de deugd, noch de schoonheid van porselein. Het porselein verdraagt de grootste hitte en plotselinge afkoeling zonder te barsten. Een roem van het oude Saksisch was, dat het als smeltkroes andere porseleinen in zich kon smelten. Wanneer de stof zelf volmaakt is in deugd en in schoonheid, komt de versiering in de tweede plaats en dient deze om de schoonheid der stof beter te doen uitkomen. Vandaar dat de Chineesche kunstminnaars niets hooger achtten dan den eenvoud van de in onregelmatigen schaalvorm geslepen bakjes uit bergkristal, agaat of topaas, uit het groene chalcedoon of chrysopraas, uit heliothroop of jade, het zoo gewaardeerde zeegroene doorschijnende nephriet. Vooral die voorwerpen werden vereerd, die na eeuwenlang verblijf in de graven een begin van verweering toonden op de uiterste oppervlakte en het licht weerkaatsten als den regenboog. Deze monumenten van kunst waren van een zuivere en onbevlekte schoonheid, als de Natuur. Het ornament, dat tot versiering dient, draagt meer nog dan de vorm het karakter van zijn tijd. De vorm, ontstaan uit de stof, kon ten allen tijde weer worden gemaakt. Maar de versiering ontspringt uit de fantasie en weerkaatst den geest van den tijd. Toch, hoe groot ook het verschil zij, men vindt in alle tijdperken van stijl vindingen, die wijzen op eenzelfde doel. Een van die meest karakteristieke uitingen, die zoowel bij de natuurvolken als bij de hoogststaande volken worden opgemerkt, is het streven om met hetzelfde figuur, en daarmede alleen, het geheele vlak te bedekken. Het is niet een versiering op het vlak, maar het vlak zelf is zoo verdeeld, dat een- | |
[pagina 3]
| |
zelfde vorm beurtelings licht en donker verschijnt. Het is de kristallisatie van het ornament. Het verschijnt als een noodzakelijkheid, er is niets aan toe te voegen of van weg te laten, het is altijd eenvoudig, altijd boeiend en als toevallig ontstaan. Het wordt door zijn stelligheid gemeen goed van dat tijdperk. Het volk dat zijn stijl ontleent aan het andere, neemt het over, gebruikt het zooals het gevonden is en wijzigt het niet.
vazen uit het gemeentemuseum te 's gravenhage. bord ‘constantinopel’. eigendom van den heer j. van houten, amerika.
Bij de Grieken verschijnt het in den Meander; daar vormen de donkere lijnen eenzelfde figuur als de lichtere achtergrond. Bij de Egyptenaren komt het voor in de driekleurige friezen aan tempels; hetzelfde figuur vormt ook hier het geheele vlak, maar is afwisselend geplaatst en verschillend van kleur. De Chineezen gebruikten het in strenge rechte lijnfiguren en vulden er geheele vlakken mede, geweven in stof of ingesneden in lakwerk De Perzen, die groote meesters in versiering, vonden die bewonderingswaardige randen, die, in bloemvorm, beurtelings recht opstaan of nederhangen. Vooral bij de Perzische versieringen komt het uit, dat naar deze oplossing met voorliefde werd gezocht. Uit dit beginsel ontstond ook die andere vorm van versiering, die van wijder strekking, nog wel monumentaal van wezen is, maar reeds die Dorische eenvoud, grootheid en koenheid mist. De Klein-Aziatische en Perzische tapijten vertoonen die, als daar het ornament uit het fond een ander ornament oproept, dat dus door het eerste ontstaat en er mede samenwerkt. Ook op Perzische schotels en kommen is deze wijze van versiering toegepast. Het Rijksmuseum bezit een kom waar de donkere versiering een andere lichtere van geheel anderen vorm doet ontstaan. Dit beginsel is zuiver ornamentaal en komt herhaaldelijk voor in de composi- | |
[pagina 4]
| |
stel vazen en pullen, eigendom van mr. h.k. westendorp te amsterdam.
| |
[pagina 5]
| |
ties van Colenbrander. In de versieringen der Maori's en bij alle primitieve volken wordt met blijkbare voorliefde deze wijze van versiering betracht.
stel pullen en vazen. eigendom van dr. c. hofstede de groot.
En dan, gegrond op datzelfde beginsel, is er nog een andere wijze, als het beeld schijnt neergezet om de voorstelling zelf, argeloos en groot, maar zoo gebonden en ingehouden, dat de ruimte er omheen het beeld eigenlijk vormt, waardoor het op verrassende wijze karakter krijgt. Ook dit komt voor bij de Perzen, in de weefsels der Kopten en in de wondere schilderingen der Chineezen.
reclamekaartje voor den kunsthandel van m.w. goudeket.
De kunst van versieren is bij de beschaafde volken van dezen tijd in een zeer laag stadium. In weefsels noch op aardewerk, noch op eenig andere wijze, wordt het werk der | |
[pagina 6]
| |
Ouden geëvenaard, en het is of al die treffelijke voorbeelden van voorheen in onze musea, slechts dienen om onze armoede grooter te doen schijnen. Al onze kennis van de kunstwerken van vroeger tijden, al onze bewondering voor het antieke, al onze kunstscholen geven ons geen kracht tot het scheppen van versieringen, die ons het verleden zouden kunnen doen vergeten. Was het niet Crane, die, twintig jaar geleden, jonge schilders, die het toch niet ver konden brengen, den raad gaf in de kunstnijverheid te werken? Dit nu is de beteekenis van Colenbrander, dat hij geen ontwerpen maakte als zoo menig ander, die niets beters konden doen, maar dat er in zijn werk voor het eerst weer een ornament verschijnt, dat hoewel uiterlijk in niets overeenkomende met werk van voorheen, toch in zijn wezen daaraan verwant is. Dat wat ornament tot ornament maakt, dat onverklaarbare en onaanwijsbare verschijnt telkens spontaan in zijn composities. Zoowel in zijn tapijten, waar het met overleg en na lang overwegen wordt vastgelegd, als in zijn teekeningen voor aardewerk, waar het bij ingeving komt, schitteren zijn vindingen, dezelfde, waardoor de Oude werken ons zoo waardevol zijn. In zijn ontwerpen ontwaren wij de eerst besproken wijze van versiering nimmer, maar de tweede veelvuldig, Bij zijn composities volgde hij alleen zijn instinct, onbelemmerd, niet steunende op studie van vroeger eeuwen; vertrouwende op zijn goed geluk.
moeras 2. tapijtontwerp van th.a.c. colenbrander.
De beide vazen uit het Gemeente Museum in den Haag, naast het bord Constantinopel, vertoonen in het midden een versiering, waarvan beurtelings het donkere en het lichtere figuur de aandacht wekt; tezamen vullen zij geheel het vlak, de voet draagt figuren licht op donker, de top donkere lijnen op licht fond. Op de voornaamste plaats dus de meest karakteristieke versiering, welke ondersteund wordt door die van de andere deelen. Bij het bord rechts van het Tulpenbord zijn de vier bloemen met stengels en bladederen zoo geplaatst, dat zij in het lichte fond een samenhangend figuur doen ontstaan, waaraan dit bord zijn eigen karakter dankt. De vlammende veelkleurigheid in Colenbranders compositie, zooals die voor- | |
[pagina 7]
| |
komt op het bord Constantinopel verraadt een overeenkomst met het futurisme; deze uiting, zelf in wezen decoratief, vindt hier een aanrakingspunt in Colenbranders werk. Bij het tulpenbord, waarvan het ontwerp en het bord zelf hier zijn afgebeeld, verschijnt het wit tusschen de figuren in duidelijk waarneembare vormen; hierdoor wordt het oog afgetrokken van de details, de aandacht gericht op de compositie en gebracht op hooger plan.
lente 21. tapijtontwerp van th.a.c. colenbrander.
Aan de tulp wordt ontleend het kleurenspel, maar de wijze waarop in den natuurvorm de kleurenvlakken werken wordt overgebracht op het bord, zoodat dit den indruk dien de tulp maakt weerspiegelt; de natuurvorm der plant is slechts de aanleiding, de compositie is daarop geïnspireerd. Bij het stel vazen, die het eigendom van den heer Mr. Westendorp zijn, is het duidelijk dat Colenbranders kunst eigenlijk een kunst van versieren is, de statige tulpenvormen in felle kleuren, omringd door de wapperende bladeren, bedekken het lichaam der vaas. Zooals bij zonneschijn en wind een tulpenveld zich vertoont, zoo spiegelen de naast elkaar staande monumentale vormen het weer. Toch is het echter geen getrouwe afbeelding van de natuur, de afzonderlijke vormen zijn nauwelijks te herkennen, de kleuren vervloeien en sterken elkander, de vormen grijpen in elkaar. Het zijn vijf vazen, maar eigenlijk is het de zon en de wind op een bloemenveld Het stel dat het eigendom is van den heer Dr. C. Hofstede de Groot lijkt op de foto bezadigder en stiller, in werkelijkheid is het nog schitterender en van een warm levendig geel; hier domineeren beurtelings de donkere dan weer de lichte figuren en is er overeenkomst met een oud aziatisch tapijt door rijke kracht van kleur en vaste begrenzing der vlakken. Kleiner van afmeting is het stel Anjelier; bruin is de hoofdkleur met zwart en grijs versierd; de vorm is rank en wel overdacht; de versiering in strenge kantige lijnen volgt en steunt de bewegingen van den vorm. Colenbrander zelf roemde hiervan de uitvoering, die zijn bedoeling zoo juist weergaf. Te korten tijd is Colenbrander gegund voor zijn werk in aardewerk; zijn rijke verbeelding heeft hij niet kunnen uiten. De groote hoogte van een bezonken stijl heeft hij niet mogen bereiken te midden van de drukke bedrijvigheid van de fabriek. Dit is te betreuren voor den kunstenaar zelf, die in zich het vermogen voelde om het vak hoog op te voeren en die bij voortzetting getoond zou hebben, dat niet ten onrechte het oog van geheel Nederland op hem gevestigd was. Vooral echter is dit te betreuren voor de Nederlandsche nijverheid, die hier weer een kans kreeg om een wereldvermaardheid te verwerven door produkten, welke door oorspronkelijkheid en schoonheid uitmunten. Wanneer zullen stichters van een fabriek toch leeren, als zij een man gevonden hebben, een uit duizend, dat dan de leiding niet | |
[pagina 8]
| |
aan hen, maar aan hem toekomt en dat het dure waardevolle werk altijd goedkooper is en meer succes zal hebben dan het goedkoope waardelooze. Het verkeerde inzicht van de leiders der fabriek was steeds de klip waarop de werkzaamheid van Colenbrander strandde.
serre-beschildering naar ontwerp van th.a.c. colenbrander, ten huize van mevrouw dijk-mesdag te 's gravenhage.
Het was juist de kracht van Colenbrander, dat hij niet kon bukken, dat hij zich niet kon schikken in de als noodzakelijk voorgestelde bedriegerijen, die bij het verkeerd opgevatte koopmanschap schijnen te behooren. Zijn werk was hem te hoog en zijn taak te ernstig, dan dat hij iets de wereld zou inzenden, wat hij niet goed achtte, en daarom leed hij liever schade en trok zich terug. Toch zal zijn werk, gedragen door innerlijke kracht, eens de roem uitmaken van Nederland en zal zijn arbeid, omdat het gemaakt werd door een Onbaatzuchtige, nog toenemen in waarde, als veel van wat nu geprezen en bewonderd wordt reeds lang verdord en vergaan zal zijn. | |
Colenbranders tapijten.Klein is het aantal kunstenaars, wier werk het verdraagt, vergeleken te worden bij het werk der klassieken, en toch alleen voor hen hebben wij bewondering, wier arbeid bij ons de gedachte opwekt aan de Ouden. De onovertroffen kunstwerken uit Perzië en Klein Azië dwingen eerbied af om hun verheven compositie. Het spelend vernuft van de werken dier Grooten, de onuitputtelijke fantasie, de zuiverheid van hun doel hebben ten allen tijde de kunstenaars geboeid. In hooge mate picturaal en in de hoogste mate monumentaal, vereenigen zij op schitterende wijze in zich alles wat een Kunstwerk bezitten moet om tot het einde der wereld een keursteen te blijven voor ware kunst. Wat is nu de oorzaak, dat wij met die | |
[pagina 9]
| |
eetkamer uitgevoerd naar ontwerp van th.a.c. colenbrander ten huize van mevrouw dijk-mesdag te 's gravenhage.
| |
[pagina 10]
| |
plafond van de bibliotheekkamer uitgevoerd naar ontwerp van th.a.c. colenbrander.
| |
[pagina 11]
| |
heerlijke voorbeelden voor oogen, met dezelfde werkwijze en hetzelfde materiaal toch geen dingen kunnen maken daaraan gelijkwaardig. Het is dezelfde oorzaak waardoor er nu niemand is die gedichten maakt als Dante of schilderijen als Rembrandt. Het is de geestelijke hoogheid die nu niemand onzer bezit.
betimmering en beschildering naar ontwerp van th.a.c. colenbrander. bibliotheek-kamer ten huize van mevr. dijk-mesdag, 's gravenhage.
Lavater zegt in zijn Physiognomiek: ‘Die geest die licht brengt, waar hij zijn blik heen wendt, den meester speelt, waar hij zijn voet neerzet, die aantrekt, wanneer hij aantrekken, terugstoot, wanneer hij terugstooten wil, die kan 't geen hij wil en alleen dat gene wil wat hij kan, die zich nooit kleiner gevoelt, dan wanneer hij op het grootst is, daar hij nog oneindig hoogere werelden vol genieën, krachten en werkkringen boven zich vindt, hoe hooger hij zich in de hoogte opwaarts dringt alleenlijk zoo vele hoogere hoogten ontdekt, dat genie, dat steeds omhoog streeft, al krabbelen duizend tegenkrachten daartegen aan om het naar den aardbodem neer te drukken, dat oorspronkelijk genie welks denken aanschouwen, welks gewaar- | |
[pagina 12]
| |
wording daad, welks daad onwederstreeflijk en onuitdelgbaar is....’ Maar al worden er heden geen werken voortgebracht gelijk aan die uit de heldentijdperken, toch herkennen wij met dankbaarheid in het werk van een Colenbrander de werking van een geest daarmede verwant. In zijn tapijten voert hij onze gedachten op nieuwe wegen, in zijn compositiën en kleur klinkt een nieuw geluid, en zijn gevonden kleurtegenstelling heeft een persoonlijk en ongewoon karakter. Nog herinner ik mij de wanhoop der lithografen, die voor hem drukten den omslag van een kunsttijdschrift in blauw en geel - maar wélk een geel en wélk een blauw! Die kleuren waren van een nuance, die zij niet kenden, en die ik later weervond in een vijftiende-eeuwsche tegelmozaiekrand uit Delhi. Al het werk van Colenbrander is zoo van een uiterste overwogenheid en vooral in de kleur zoekt hij in de geheimzinnige nuanceering de verborgen harmoniën en volgt daarbij een spoor, dat niemand heden betreedt. Een tapijt ‘artisjok’ 2 bijv. is van een warm olijfgrijs groen en gedempt grijs wit. Het lichte ornament staat in het midden als een vorstelijk wapen beheerschend het geheele veld, het rafelt uit in lichte draden naar alle kanten, aan de vier hoeken het meest en in het midden vaster. De donkere ondergrond vormt figuren in het middenstuk en zijn door lijnfiguren verbonden, alleen in het midden is het grijswit effen, overigens doorwerkt met stippen, lijnen en vlakken. De verrassende compositie houdt de aandacht vast, wekt nieuwe verlangens en opent vergezichten. Dit is de groote waarde van een goed ontwerp; probeer uw namaak Smirnasch tapijt lang aan te zien, ge gaat walgen. Bestudeer uw nieuwekunsttapijt, het verveelt. Zie het werk van namakers van Colenbrander, het wekt tegenzin en wrevel. Al dat werk is waardeloos en onnut, omdat het niets te zeggen heeft en slechts napraat. Wie een tapijt wenscht van hooge innerlijke waarde, dat het oog boeit en den geest verrukt, vrage het ontwerp aan Colenbrander zelf; hij leeft en werkt nog.
Naast Colenbrander als versierder van vazen, pullen en schotels, naast Colenbrander als tapijtontwerper, zouden wij hem nog in een andere kwaliteit kunnen waardeeren n.l. in die van interieur-kunstenaar.Ga naar voetnoot*) En dan mogen wij het zeker betreuren, dat hij hierin niet verder is doorgegaan, want hij zou een heilzamen invloed op de ‘moderne woninginrichtingen’ uitgeoefend hebben. De enkele opdrachten, die hem in staat stelden een interieur geheel naar zijn inzichten te doen uitvoeren - zoowel de betimmering als de wandbekleeding, het tapijt als de plafondbeschildering en de glas-in-lood vensters te ontwerpen - getuigen van een zeer delicaten geest, van een grooten rijkdom van vormen. Het is dan ook geen wonder, dat in een dergelijk interieur een chineesch meubeltje, een perzisch lampje zich geheel op hun plaats voelen, dat zij volkomen harmonieeren met de omgeving. Als wij zien wat hij, in zijn Haagschen tijd, voor enkele kunstvrienden maakte, dan is het ons onbegrijpelijk, dat toen niet meerderen van zijn talent profiteerden - óf zou hij zijn tijd zoover vooruit zijn geweest, dat men hem nu pas leert begrijpen en waardeeren? Dit inderdaad is gewoonlijk het lot van groote kunstenaars. |
|