Elseviers Geïllustreerd Maandschrift. Jaargang 26
(1916)– [tijdschrift] Elsevier's Geïllustreerd Maandschrift– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 440]
| |
m.w. van der valk. stilleven: monster met schedel en schelp (ets).
| |
[pagina 441]
| |
De humor in het werk van M.W. van der Valk,
| |
[pagina 442]
| |
m.w. van der valk. meermin (krijtteekening).
Men wijst ons om tot kunstgenot te geraken vele wegen: wijsgerige, geschiedkundige, litteraire, men wil ons als antieke moeders het grafiese en picturale voer voorkauwen en in de mond steken als we maar de moeite willen nemen te gapen. Er is nog een weg, te weinig begaan voorloopig, die ik gaarne zou betreden als ik maar durfde, die ruimte geeft voor de heerlikste geestesacrobatiek. Men zou ons psychologies beter kunnen voorlichten. Een beeldend kunstenaar is toch ook een mens, een met een ziel al is men het er niet erg over eens wat men daaronder heeft te verstaan. Waarom speurt men niet naar de psychiese kwaliteiten van onze schilders en beeldhouwers, waarom past men niet alle methoden van onderzoek op hen toe die er tot nog toe zijn uitgedacht? Het zou ons goed doen, het zou ons nader brengen, als maar nader. Wij armzaligen immers hebben zulke zwakke zinnen, zo'n bevangen geest, dat we pas langs de vreemdste kronkelwegen van het vernuft kunnen komen tot waardering van hetgeen de kunstenaar ons goeds en heerliks biedt? We kunnen niet meer zonder piekeren, zonder ontleden, zonder zeurig praten genieten, zwijgend, van een wondere bloem die opbloeit voor onze voet. Wij willen uitleggen en uitgelegd worden, we willen weten en geweten worden en kunnen niet beseffen hoe alles ons zou toegeworpen worden als we eerst het koninkrijk Gods hadden gezocht. Ja, wij allen, voorlichters en voorgelichten zullen ook aan ons krieties apparaat de noodige kennis der ziel moeten toevoegen, we zullen profijt moeten trekken van psychoanalyse, van karakterologie, we zouden een rompstanden-theorie moeten uitdenken voor schilders en beeldhouwers en dan met een | |
[pagina 443]
| |
machinerie zoo ingewikkeld als een moderne torpedo kunnen aanvallen op elk kunstwerk dat binnen ons gezichtsveld komt.
m.w. van der valk. meermin (krijtteekening).
Zoo ongeveer gingen mijn gedachten toen ik me voor genomen had te schrijven over een kleine groep etsen en teekeningen binnen het oeuvre van een Meester in ons land, die de wijsheid heeft te leven verre van het rumoer verwekt door de schilders-van-binnen-uit, de lieden die beu van het binnenhuizencomponeeren de inventaris van hun ziel, hun gedachten, gevoelens en strevingen gaan maken op het zeer geduldige linnen en papier. Een van de Meesters, die onvermoeid en stil hun werk opvoeren tot een klaarheid, niet meer te vatten voor hen die rusteloos jachten naar emotie's in onze hartstochtrijke tijden. Duabus alis homo sublevatur a terrenis, simplicitate scilicet et puritateGa naar voetnoot*). Ons land heeft kritici, vele, en een groot publiek dat gaarne op het gebied van kunst circusvertoningen ziet en hij die zich op de vleugelen van eenvoud en zuiverheid boven het aardse verheft wordt vergeten. Toch zou ik mee willen werken om dit te verhoeden en | |
[pagina 444]
| |
ga me dus begeven op de weg die ik niet zonder ironie heb kunnen zien en pas middelen toe die ik liefheb en als man van mijn tijd een weinig heb prijsgegeven aan de spot. Laat ik dan aanwijzen hoe er niets vreemds is in het feit dat de landschapschilder M.W. v.d. Valk op de laatste tentoonstelling van ‘de Grafische’ voor den dag is gekomen met een verzameling schrikwekkende monsters en draken, waarin menig beschouwer niets meer heeft gezien dan een vreemde liefhebberij. Hoe deze scheppingen in nauw verband staan met zijn landschappen en stillevens, hoe er naast deze een rij van werken is aan te wijzen die voorloopig hun hoogtepunt en afsluiting vonden in het genoemde werk. Allicht zal de kunstliefhebber die over ongeveer honderd jaar zijn doctorstitel zal halen op een proefschrift over de ontwikkelingsgang van de etser en schilder M.W. v.d. Valk mij dankbaar zijn. Ik zal hem veel moeite besparen nu ik in gunstiger conditie, met al het werk voor ogen, aanwijzingen kan geven die hij niet meer zal kunnen opsporen.
m.w. van der valk. de pad met de drie pooten.
Om duidelik te kunnen zien hoe de wonderlike scheppingen zijn ontstaan hebben we te letten op deze feiten: Van der Valk is een geheel buiten-kerkelike doch diep godsdienstige natuur; zijn groot en diep-doordringend verstand, zijn neiging tot bespiegeling brachten hem tot een pan-thëistiese, misschien beter nog theo-monistiese natuuropvatting; (hij zal wel lachen als hij dit ziet!) hij heeft grote bewondering voor merkwaardige natuurvormen en voelt daarachter sterk het geheim van goddelike krachten; hij is vol oprechte belangstelling voor het geestelik leven van vreemde volken in elk stadium van ontwikkeling; hij heeft een sterke en fijne zin voor diepe humor; | |
[pagina 445]
| |
het kleine is hem niet klein; niemand weet beter met Spinoza:
m.w. van der valk. de draak met twee koppen.
Hoe meer wij de bijzondere dingen begrijpen, des te meer begrijpen we GodGa naar voetnoot*). Ziehier de bepraatbare kant van de zaak. Waarover niet te spreken valt (wat ik ook geenszins wil beproeven) is de schoonheid die is gelegd in de kunstwerken vanuit deze geestesgesteldheid gevormd. We denken in de eerste plaats aan de stillevens met keukengerei: geëmailleerde en koperen potten en pannen, botervlootjes, glazen en messen; met broodjes, brilledoosjes, pantoffels en zakmessen, nederige dienaren van ons menselik bestaan, maar door een liefderijke geest geheven in een sfeer waarin ze weldoen als een Oosterse spreuk of een goed geslepen edelsteen. We denken ook aan de bomen die al zoveel jaren de liefde van de tekenaar tot zich trokken. Vaak waren het wilgen, afgeknot, verminkt, door regen en storm gespleten, vergroeid tot knoestige gedrochtelikheden, die in primitieve geesten sprookjes verwekken vol geheimen en de tekenaar werden tot objecten van schoonheid en waarachter hij het leven zag werken in al zijn verbazingwekkende geheimzinnigheid. En hoezeer hebben zijn schitterende ogen verwonderd neergezien op de wonderbare schepselen van de onmetelike zee, op de grillige vormen van koraal en kalk! Met allesdoordringende belangstelling en onuitputtelike liefde wist hij telkens weer schoon- | |
[pagina 446]
| |
heid te vinden in een andere stand, een andere belichting van een schelp of een stuk koraal. De grillige groeisels van het land en van de zee deelden in dezelfde grote liefde. En voor het nieuwe oeuvre gaf de landschapschilder zijn gedrochtelike bomen, de stillevenschilder zijn kleine dingen, die door de liefde groot geworden waren. Eén heerlike eigenschap des schilders was vroeger altijd in 't verborgen gebleven en zou nu eensklaps in al zijn glans aan het licht treden: de stralende lach, die toch diepe ernst liet beseffen. Er is van ± 8 jaar geleden een klein etsje van ‘de wonderboom’ te Zeist. Daarin vindt men in het klein een programma voor wat er later komen zou. Het is een wonderboom. Op het wijde veld zwaait de gedrochtelike reus zijn vervaarlike leden dreigend en lachwekkend tegelijk. Het tragiese er in is sterker dan het komiese, maar beide zijn ze er. We zien er reeds sterk een aankondiger in van de wedergeboorte der Japanse monsters. Van een paar jaar later is het etsje met de gemberpot, waarvoor vier chineese poppetjes zijn gegroepeerd in nooit volprezen meesterschap. Hoe weldoend is hier de blijde lach, de luchtige spot, de liefde voor het kleine. De bewondering van de natuur en zijn verschijnselen is hier een gedicht geworden van de liefelikste humor. Na dit etsje komen er die nog krachtiger de genoemde eigenschappen openbaren. Hoe biezonder zijn de chineese honden. Die op het voetstuk met de zware wolkenlucht er achter lijkt met het knielende chineesje op de voorgrond een geweldig monument van het tragi-comiese. De arme duisterling aan zijn voet is als de mensheid neergeknield voor de wonderbare schepping, groots, grillig, vol geheimen, die lacht met een grijns vol goedheid gemengd met dreigement. Grootser, meer omvattend is de ets met de doodskop, schelp en wajangpop. Nergens ter wereld - cum grano salis - is een prent aan te wijzen die in zó diepe ernst zó fel het komiese laat voelen. Er is iets ontstellends in het levende van dit dode, in de geestigheid van deze op zichzelf geesteloze of van geest verlaten dingen en als we ons overgeven aan de indruk die de met volmaakt meesterschap geëtste voorwerpen op ons maken voelen we het diepste van ons mens-zijn, het deel hebben aan de grootse, raadselachtige, goddelike natuur. Tot zover was de kunstenaar gekomen. In een reeks van jaren waren naast de getekende en geschilderde landschappen, naast de stillevens, de scheppingen ontstaan die er zo nauw mee verbonden zijn en toch een geheel eigen karakter dragen wijl ze een gevoelsstroom openbaren die in zijn andere werken op de achtergrond bleef. Hij was daarin wellicht zonder het zelf te willen, een dichter geweest van het tragi-comiese. Toen vond hij op zijn zwerftochten door bewaarplaatsen van wat vreemde volken met vernuft en vlijt hebben voortgebracht de verbeeldingen van goden, bos- en watergeesten door bekwame handwerkslieden vervaardigd. Ze verwekten grote waardering en bewondering bij de man die zelf de techniek van zijn vak meester is als geen ander. Deze uiting van de menselike geest na eeuwen van langzame ontwikkeling tot een zo eigenaardige volmaaktheid gekomen, zette de verbeelding van de kunstenaar aan, trok weldra zijn gehele persoonlikheid tot zich. Hij zette zich aan het werk, gaf al die monsters met viskaken en apenarmen, bekleed met vodden en opgerold met ik-weet-niet-wat, een nieuw leven, een nieuwe geest die allicht een grotere wisseling van emotie's schenkt, dan in vroeger eeuwen de oorspronkelike voorwerpen hebben gegeven aan de primitieve geesten waarvoor ze zijn gemaakt. Er is een soort van zeemeermin van ijzingwekkende lelikheid, die in hopeloze ontzetting de benige armen omhoog wringt: haar aanblik wordt een obsessie. Grijnzend in duivelse lust wringt zich een kunstig waterhoofd in vervoering op een meterslange strot. Een slang met geitachtige viskop kijkt | |
[pagina 447]
| |
verbaasd en angstig om naar zijn staart die geen staart is maar waaraan zijn evenbeeld heel in 't klein, vinnig, treiterend trekt in genot van leedvermaak. In de complete collectie mist geen expressie van de ganse skala van gevoelens die er ligt tussen wanhopige angst en goedhartige leut.
m.w. van der valk. wajangpop, schelp en doodskop (ets).
Hier heeft een kunstenaar in een aantal armzalige poppen de gehele tragie-comedie. van ons menselik bestaan laten spreken Hier geen symboliek, geen verbeelding opzettelik van menselike gevoelens of hartstochten. Een groot man raapt enige vodden op uit de volgepropte kasten van een museum, geen sterveling had ze ooit anders dan met een blik van nieuwsgierigheid of medelijden aangezien nadat ze uit hun geboorteland waren vertrokken, hij laat ze voor onze ogen leven, wij zien dat in dit on- | |
[pagina 448]
| |
nutte en dwaze alle raadsels rusten die zijn in ons menselik bestaan, dat de vreemdste gevoelens die ons kunnen beheersen hier tot ons spreken. De kunstenaar respecteert ons. Hij geeft zijn scheppingen geen naamkaartjes met Hoovaardij, Glorie, Nijd, Humor of Strijd, maar hij laat ons treden in een sfeer waar we onze eigen verbeelding geprikkeld voelen, waar we ons gaan inspannen tot zelf denken en tot besef komen hoe grondeloos de diepten van wijsheid en schoonheid in dit leven zijn.
m.w. van der valk. het zeepaardje (lithografie).
Wellicht is de te geringe waardeering van dit werk behalve aan te weinig bekendheid te wijten aan het feit dat het bij een zo duidelike interpretatie toch zoveel aan de toeschouwer overlaat. Men wil desnoods met verbazing ‘niet-begrijpen’ voor werk van schilders, die zichzelf niet hebben begrepen en waaraan niets te begrijpen valt, terwijl men ontevreden is op hem die een duidelike taal spreekt en ons toch doet beseffen dat we elk kunstwerk zelf weer moeten herscheppen om diep gelukkig te zijn. Een waar kunstenaar doet niet anders, kàn niet anders doen dan de weg aanwijzen waarlangs hij zelf de hemel heeft betreden. Moge deze proeve van verklaring de aandacht vestigen op een klein gedeelte van het werk eens kunstenaars die als vele van de besten te laat wordt begrepen en op zijn juiste waarde geschat. |
|