Elseviers Geïllustreerd Maandschrift. Jaargang 25
(1915)– [tijdschrift] Elsevier's Geïllustreerd Maandschrift– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 434]
| |
De houding van Napoleon III te Sedan en te WilhelmshöheGa naar voetnoot*)
| |
[pagina 435]
| |
troepen van Beaumont tot over de Maas bij Mouzon werden teruggedrongen, waarna den 1sten September het drama bij Sedan zich ontknoopte. Heeft Napoleon bij Sedan den dood gezocht? Indien we het relaas van den slag nagaan, blijkbaar wel, wegens zijn physiek en moreel lijden. Immers, hij leed moreel, daar hij zijn nederlaag zag aankomen en zijn lichaamslijden van zijn door graveel ondermijnd gestel werd meer dan verdubbeld door de vermoeienissen van het leven te velde. Met weergalooze dapperheid bood voor die oude vesting Mac Mahon's leger aan een bijna driemaal sterke overmacht weerstand. Toen de mist in de omgeving dezer vesting 's morgens te 8 uur was opgetrokken, ontwaarde de keizer met zijn staf bij een verkenning aan den linker Maasoever Duitsche batterijen van Remilly tot Wadelincourt. Bij de eerste zonnestralen, welke de gegalonneerde képi's deden glanzen, vormden deze een mikpunt, waarom Napoleon zijn staf verzocht achter den muur eener fabriek dekking te zoeken. Hij zelf bekommerde zich niet over het vuur, in zijn onmiddellijke nabijheid bij zich houdende den eersten stalmeester Davillier, den geneesheer Corvisart, den adjudant van dienst generaal Pajol en den ordonnans-officier d'Hendecourt, die weldra doodelijk werd getroffen.
de prince impérial (lulu) in 1868. (dit portretje is indertijd geschonken door napoleon iii aan koningin sophie der nederlanden).
Het noodlot vervolgde ook hier weder het eenmaal beroemde Fransche leger. Nadat maarschalk Mac Mahon gekwetst was geworden, ging het opperbevel over op den energieken generaal Ducrot, maar generaal De Wimpfen die den vorigen dag uit Afrika, bij het leger was gekomen, had onverwachts het opperbevel, als zijnde hooger in ancienneteit dan Ducrot, gereclameerd. In de uitvoering der reeds genomen beweging van generaal Ducrot, om zich met de troepen snel uit de voeten te maken en meer noordelijk naar de Belgische grens op te rukken, bracht generaal De Wimpfen door een tegenbevel een algeheele wijziging. In die onverwachte verandering zag Napoleon dat alle hoop op behoud van zijn leger van nu af aan was verloren. Zelf kon hij niet ingrijpen zonder beschuldigd te worden de handelingen zijner generaals te belemmeren. Dien tengevolge van alle initiatief beroofd besloot de keizer zich meer noordelijk te begeven naar de posities, welke de troepen van het 1ste korps verdedigden. Dáár in den hollen weg van Givonne verscheen generaal Wimpfen, die den keizer over de Beiersche en Saksische troepen sprekende, geestdriftig toeriep: ‘Que Votre Majesté ne s'inquiète pas; dans deux heures, je les aurai jeteés dans la Meuse....’ Wel een vreemde illusie van een moedig generaal, die slechts een zeker terrein van het slagveld kon overzien zonder zich genoeg rekenschap te geven van de enorme vijandelijke troepenmassa's, die zich achter hem ontwikkelden. Napoleon kon generaal De Wimpfen's optimisme niet deelen. De verpletterende Pruisische artillerie, wier draagkracht de uitwerking der chassepots en het élan der Fransche infanterie verlamde, deden | |
[pagina 436]
| |
bij Napoleon geen twijfel meer bestaan over het lot van zijn ongelukkig strijdend leger. Gedurende drie kwartier bleef de keizer waar hij was, den dood als 't ware zoekende onder het kruisvuur der granaten. En al dien tijd leed hij de hevigste pijnen wegens het aanhoudend te paard zitten. Twee malen steeg hij af om zich wat te herstellen en daarna weer op nieuw in het zadel te gaan zitten. Ten slotte besloot de keizer zich naar de stad te begeven waarvan de toegangen opgepropt waren met door de conducteurs verlaten treinwagens, verbrijzelde affuiten, ledige caissons, ontmoedigde soldaten, die een schuilplaats in de droge vestinggracht hadden gezocht, en waar de vijandelijke artillerie niet minder verwoestingen aanrichtte. En tusschen dezen chaos schreed de ongelukkige monarch het bittere einde tegemoet. Gedurende den rit naar de Préfecture begonnen de projectielen op de brug bij de Place Turenne te vallen, terwijl tijdens 's keizers oponthoud bij het informeeren naar den toestand van den zwaar gekwetsten maarschalk Mac Mahon, op korten afstand een granaat sprong, welke den keizer in een groote stofwolk hulde en hem ongetwijfeld zou ter aarde geworpen hebben, als hij op dat moment niet met zijn paard had stil gestaan. - Welk een schrille tegenstelling vormde tegen den namiddag 's keizers lot met dat van koning Wilhelm; Napoleon's leger bijna vernietigd; hij zelf diep gebukt gaande onder de nederlaag en ieder oogenblik gevaar loopende het leven in dezen moorddadigen strijd te laten. Koning Wilhelm daarentegen buiten alle gevaar op de hoogte van Frénois, als in eene apotheose getuige van het zieltogende Fransche keizerrijk op wiens puinhoopen het Duitsche rijk zou worden opgebouwd. Toen de vesting met het uur nauwer werd ingesloten en 500 stukken geschut hun vuur er op uitbraakten, oordeelde de Fransche keizer het raadzamer een wapenstilstand te verkrijgen dan verder zooveel bloed nutteloos te doen vloeien. Hij achtte zich niet gerechtigd nu zoovelen zijner soldaten door het vuur waren gedecimeerd, tevens een onschuldige bevolking van 20.000 zielen op te offeren. Aan 's keizers ordonnans-officier Arthur de Lauriston werd opgedragen de witte vlag uit de citadel te steken. Bij het vernemen dezer opdracht sprongen de tranen uit de oogen van dezen jongen man en deed hem uitroepen: ‘Moi, moi, le petit fils d'un maréchal de France’. Nadat de witte vlag boven Sedan geheschen was, had inmiddels het Duitsche hoofdkwartier de tijding bereikt dat Napoleon zich in de vesting bevond. De Prince-impérial echter was reeds een paar dagen te voren naar Mezières afgereisd, om vervolgens van daar over België naar Engeland te worden gebracht. Omtrent den stand van zaken was koning Wilhelm ingelicht geworden door de beide stafofficieren, wien hij in het laatste stadium van den strijd had opgedragen om uit zijn naam van den Franschen opperbevelhebber de overgave der vesting te eischen. In den namiddag verscheen de Fransche generaal Reille, blijkbaar diep bedrukt, in het Duitsche hoofdkwartier. De aanwezige vorsten vormden met Von Bismarck, Von Moltke en Von Roon een kring om den koning en niet zonder waardigheid reikte generaal Reille den brief van zijn souverein over, waarvan we hier een reproductie geven. Na een onderhoud met Bismarck, Moltke en den kroonprins Friedrich, zeide de koning Hatzfeld den korten inhoud van het antwoord voor, dat later eigenhandig door hem werd geschreven en luidde:
Monsieur mon frère!
‘En regrettant les circonstances dans les quelles nous nous rencontrons, j'accepte l'épée de Votre Majesté, et je la prie de vouloir bien nommer un de vos officiers muni de vos pleins pouvoirs pour traiter de la capitulation de l'armée, qui s'est si bravement battue sous vos ordres. De mon côté, | |
[pagina 437]
| |
j'ai designé le général de Moltke à cet effet.’ Je suis de Votre Majesté, Le bon frère, Guillaume. Devant Sedan, le 1er Septembre 1870.
Deze overwinning was in hare gevolgen van groote beteekenis, want al was de oorlog nog lang niet geëindigd, zij deed het tweede keizerrijk met Napoleon's troon ineenstorten en de Republiek proclameeren (4 Sept. '70). In den morgen van den 2en September had nabij Donchery het onderhoud tusschen Napoleon en Bismarck in de nederige woning van den wever Fournaise plaats. De overwonnen keizer tracht te eerst nog gunstiger voorwaarden van capitulatie en aftocht van het leger, dat nog 83.000 combattanten telde, naar België te verkrijgen, doch de koning hield aan de onvoorwaardelijke nederlegging van de wapenen, terwijl de officieren op hun woord van eer vrijgelaten werden. De capitulatie werd te elf uur geteekend, waarna in den namiddag Napoleon met koning Wilhelm een onderhoud had in het kleine kasteel Bellevue.
brief van napoleon iii aan koning wilhelm. sedan, 1 september 1870. (fac-similé).
Hieromtrent teekende keizer Friedrich in zijn dagboekGa naar voetnoot*) aan: ‘Het onderhoud verliep, zooals mij de koning later vertelde, op de volgende wijze: De koning begon, dat, nu de krijgskans zich tegen den keizer verklaard, en deze hem zijn degen aangeboden had, hij gekomen was om hem te vragen, wat thans diens plannen waren. Napoleon stelde zijn toekomst geheel in handen van zijn Majesteit. Deze antwoordde, dat hij met oprechte deernis zijn tegenstander in zoo treurige omstandigheden zag, te meer, wijl het hem niet onbekend was, dat het den keizer niet licht gevallen was tot den oorlog over te gaan. Deze verklaring deed Napoleon klaarblijkelijk genoegen en hij verzekerde met warmte, dat hij alleen voor de openbare meening gezwicht was, toen hij tot den oorlog besloot; waartegen de koning aanvoerde: ‘dat echter de openbare meening die richting uitgegaan is, is de schuld van hen, die gij tot uw raadslieden hadt gekozen. Op het onmiddellijk doel van het bezoek komende, vroeg de koning, of Napoleon thans voornemens was onderhandelingen aan te vangen; wat de keizer ontkennend beantwoordde, zeggende, dat hem als krijgsgevangene geen invloed op de regeering toekwam. Op de nieuwe vraag, waar dan die regeering zich bevond, luidde het antwoord: ‘te Parijs’. De koning bracht daarna het gesprek op hetgeen er in den eersten tijd met den keizer zou gedaan worden en bood hem Wilhelmshöhe als verblijfplaats aan, wat hij terstond aannam; hij scheen zeer | |
[pagina 438]
| |
tevreden te zijn, toen Zijn Majesteit hem beloofde, dat hij hem veiligheidshalve een eerewacht tot over de grenzen zou geven. Toen Napoleon in den verderen loop van het onderhoud de gissing uitsprak, dat hij het leger van Friedrich Karl tegenover zich had gehad, lichtte de koning hem beter in en zei, dat ik en de koning van Saksen het waren geweest. Op zijn vraag, waar dan prins Friedrich Karl was, antwoordde de koning zeer nadrukkelijk: ‘Met zeven legerkorpsen voor Metz’. Met ongehuichelde teekenen van verbazing deinsde de keizer een paar pas achteruit, een pijnlijke trek voer over zijn gelaat, want eerst nu werd het hem duidelijk, dat hij niet het geheele Duitsche leger tegenover zich had gehad. De koning prees de dapperheid van het Fransche leger, wat Napoleon wel gaarne erkende, maar hij maakte toch de opmerking, dat de tucht, die ons leger zoo gunstig deed uitkomen, den Franschen troepen ontbrak. De Pruissische artillerie was de eerste der wereld en zijn soldaten hadden ons vuur niet kunnen weerstaan. Het onderhoud zal een goed kwartier geduurd hebben, toen zij weer buiten kwamen; 's koning hooge, eerbiedwaardige gestalte maakte een edelen indruk bij de kleine gedrongen figuur van den keizer. Zoodra deze mij bemerkte, reikte hij mij de hand, terwijl hij met de andere de dikke tranen, die langs zijn wangen vloeiden, zag weg te wisschen. Vol dankbaarheid sprak hij met mij over de woorden, hem door den koning toegevoegd en over de grootmoedigheid bovenal waarmee hij was bejegend. Ik sprak natuurlijk in den zelfden geest en vroeg hem, of hij 's nachts een weinig had kunnen rusten, waarop hij antwoordde, dat de zorg voor de zijnen hem geen oogenblik slaap had gegund. Op mijn leedbetuiging, dat de oorlog een zoo vreeselijk bloedig karakter had aangenomen, hernam hij, dat het helaas maar al te waar was en zooveel te vreeselijker ‘quand on n'a pas voulu la guerre’. Van de keizerin en zijn zoon had hij in geen dagen tijding en verzocht haar in cijferschrift te mogen telegrafeeren. Wij namen met shake hands afscheid, Boyen en Linax deden hem uitgeleide, zijn omgeving zag somber, in fonkelnieuwe uniformen naast de onze, die bitter door den oorlog waren gehavend.’ Hier te lande werd de tijding der capitulatie den 3en September overal bekend; de gevangenneming van Napoleon verwekte groote sensatie. Uit strategisch oogpunt had het leger van Mac-Mahon verstandiger gedaan, ondanks de vertoogen der regeering om niet ter verdediging op Parijs aan te trekken, daar anders een oproer in de hoofdstad kon uitbarsten, hieraan toch gevolg te geven. Ware de hoofdstad met den keizer gevallen, dan had Frankrijk mogelijk voordeeliger vredesvoorwaarden kunnen verkrijgen.
maarschalk de mac mahon.
Het kasteel Wilhelmshöhe, dat Napoleon tot verblijf was aangewezen, ligt anderhalf uur van Cassel. Het was eertijds bewoond geweest door Jerôme Napoleon, gehuwd met Catharine van Wurtemberg, toen deze van 1807-1813 over Westfalen heerschte. Het heette toen Napoleonshöhe. Tot bewaker van den keizer werd aangesteld de gouver- | |
[pagina 439]
| |
neur van Cassel, generaal graaf De Monts, wien het niet gemakkelijk viel zich van deze opdracht te kwijten, daar zijn zoon te St. Privat doodelijk werd getroffen. Uit een oude Hugenoten-familie gesproten was generaal De Monts den 24en December 1801 geboren. Hij vormde wel een waardige tegenhanger van den kleinzieligen Hudson Lowe, want tegenover den te bewaken keizer gedroeg deze Pruisische generaal zich inschikkelijk, waardig en hoffelijk. Den 5en September 1870 's avonds te tien uur kwam Napoleon met den trein aan het station te Cassel. Zijn gevolg bestond uit de generaals De Castelnau, Reille, Pajol, Edgar Ney en Waubert de Genlis, den 2en luitenant prins Achilles MuratGa naar voetnoot*), commandant Hepp, graaf de Lauriston, graaf Davillier, den stalmeester Raimbeaux, de doctoren Conneau en Corvisart, benevens den particulieren secretaris F. Pietrie. Het aantal bedienden bedroeg meer dan honderd. Het was dien avond afschuwelijk weer, want het regende bij stroomen. Na aan de opgestelde eerewacht bij het station het militair salut te hebben gebracht, begaf de keizer zich met zijn gevolg naar Wilhelmshöhe, waar een breede laan omzoomd met lindeboomen heenvoert.
gambetta als dictator.
Den volgenden dag werd de gouverneur-generaal De Monts door Napoleon in een klein vertrek ontvangen dat hij reeds tot zijn werkkamer had ingericht. ‘Hij heeft’, zegt De Monts in zijn aanteekeningenGa naar voetnoot†), ‘aschblonde haren waarin geen bepaald grijze zichtbaar zijn. Zijn oogen hebben niet dat dringende van een Corsicaan; zij zijn blauw en zonder uitdrukking. Het gelaat heeft de kleur van iemand die begint oud te worden. De gebogen neus verraadt het Napoleontisch type, maar de kin is niet dik, noch rond zooals van Napoleon I. Zijn trekken drukken innemende goedheid uit. Zijn stem is evenals zijn voorkomen zacht en over zijn geheele persoonlijkheid ligt een zekere matheid, die alleen verdwijnt als de conversatie hem gaat boeien. Tijdens zijn gevangenschap kwam geen enkel bitter woord of klacht over zijn lippen en nimmer werden de begane fouten van zijn maarschalken door hem gelaakt.’ Immers groote zielen klagen niet. Hij deelde den gouverneur mede, dat hij den oorlog tegen Pruisen had willen voorkomen, maar als hij dat gedaan had, dan ware zijn gezag verloren geweest en zelfs zijn vrienden zouden hem van lafheid hebben beschuldigd. Hij bezat een zekere vrees tegen alle verantwoordelijkheid en een ware schrik voor de publieke opinie. Na de tegenslagen van Wörth en Spicheren had hij van het opperbevel verder afgezien en dat aan Bazaine overgedragen, teneinde daarna in gelatenheid de bewegingen van Mac-Mahon's leger te volgen. De keizer bewoonde eerst de eerste étage van het kasteel in den zuidelijken vleugel welke uitzicht had op het park. Den dag na zijn komst kwam de wensch bij hem op, de verschillende statievertrekken met hun schilderijen in oogenschouw te nemen. In gezelschap van prins Murat en eenige generaals gaf hij aan zijn nieuwsgierigheid den vrijen loop, toen hij zich eensklaps tegenover het portret van een jonge bevallige vrouw bevond, dat hem een kreet | |
[pagina 440]
| |
van verrassing deed slaken. In dat portret had de keizer zijn moeder herkend. Zijn gevolg begreep wat er in den keizer omging en trok zich terug; een uur later vond men hem weder kalm en gelaten. Gewoonlijk stond Napoleon tusschen 7-8 uur op. Na zich gekleed te hebben, opende hij wat voor weer het ook was, het venster van zijn kabinet, gebruikte een kop thee en begon den musschen broodkruimels toe te werpen. Hiermede vermaakte de keizer zich eenige minuten en noemde deze vogels ‘ses petits amis’. Vervolgens zette hij zich tot tien uur aan zijn schrijfbureau en nam daarna inzage van de inmiddels aangekomen dagbladen als ‘le Nord, l'Echo du Parlement, le Journal de Bruxelles, l'Indépendance belge, de Times, de Daily News, de Perseveranza, de Epoca, de Norddeutsche Zeitung en de bladen van Augsburg, Weser en Silezie’.
wilhelmshöhe.
Te elf uur gebruikte de keizer een eenvoudig dejeuner en onderhield zich met zijn officieren. Een half uur later rookte hij een cigaret in het salon waar de commandant Hepp - een Elzasser - het nieuws uit de Duitsche bladen in het Fransch voorlas, namelijk datgene wat de keizer te voren met een rood potlood aangestreept had. Dikwijls onderhield hij zich met Dr. Corvisart of met een bezoeker. In den namiddag werkte Napoleon in zijn kabinet aan zijn studiën over l'Organisation de l'Armée allemande, les Relations de la France avec l'Allemagne en les C[...]ses de la capitulation de Sedan. Naar gelang het weer was, werd een wandeling met zijn gevolg in het park gemaakt tot 5 uur, waarna men zich huiswaarts begaf voor het diner. Gewoonlijk verscheen de keizer aan tafel in rok met de plaque van het Legioen van Eer. Zijn genoodigden waren in rok of in uniform. Het diner was bereid door den chef-kok van koningin Augusta, een zekeren Bernard, die vindingrijk was in het klaar maken van bijzondere schotels, waarvan de keizer echter noch de vindingrijkheid, noch den smaak scheen te waardeeren. Na den maaltijd begaf men zich naar de rookkamer, waar de café werd rondgediend. Somtijds werd een spel kaarten voor den dag gehaald of een pas verschenen boek besproken, of ook wel eenige dichtregelen van Racine, Corneille en de Musset voorgelezen. Stilzwijgend luisterde de keizer toe, met het hoofd op de hand gesteund en met dien droomerigen blikvoor zich uit starende, zooals Flandrin hem in 1863 op het doek bracht. Als het negen uur had geslagen, drukte hij zijn lotgenooten de hand, trad in zijn werkkamer, waarvan hij dan een oogenblik het venster opende. Daarna zette hij zich aan den arbeid, voldaan eindelijk alleen te wezen teneinde zich aan zijn overpeinzingen te kunnen overgeven. Over 's keizers metgezellen zegt generaal De Monts dat zij aangename vormen hadden maar niet in die mate door ontwikkeling uitmuntten als hun souverein. Het was echter interessant ze zonder ophef hun herinneringen uit Afrika, de Krim, Italië, Mexico en China te hooren ophalen. Generaal De Castelnau was een man met tact en oordeel, Edgar Ney, man van de wereld, een officier van kleine gestalte, hield veel | |
[pagina 441]
| |
van mooie paarden en van de jacht, Generaal Reille die voor Sedan aan koning Wilhelm den brief van Napoleon betreffende diens overgave had overgebracht, was een knappe militaire verschijning altijd kortaf en zakelijk in zijn spreken; hij vervulde te Wilhelmshöhe de functiën van hofmaarschalk. Generaal Pajol, kenbaar aan zijn hooge gestalte en breede schouders, had een verbruind gelaat, dat hem min of meer een woest aanzien gaf. Gaarne onderhield de keizer zich met hem, daar hij zeer op dien generaal gesteld was. Generaal Waubert de Genlis, een afstammeling van mad. de Genlis, was in alle opzichten een beminnelijk man. Prins Murat een elegante verschijning, jong en mondain, met een glimlach op de lippen, had door zijn romantische avonturen veel van zich doen spreken. Commandant Hepp, een zeer intelligent officier diende den keizer tot secretaris; hij zag te Straatsburg het levenslicht. Levendig van aard was de eerste stalmeester graaf Davillier, de stalmeester Raimbeaux daarentegen, hoewel steeds aangenaam in den omgang, had een ziekelijk gestel. Dr. Corneau, ofschoon ironisch en wat humeurig, had altijd zijn antwoord klaar; der Corvisart hield zich meer gereserveerd en stond hooger in ontwikkeling. Een bescheiden man, die zich ten zeerste aan den keizer gehecht toonde, was de particuliere secretaris Franceschini Pietri. Met spanning volgde dit hooge gezelschap den loop der gebeurtenissen.
van links naar rechts: ney, dr. conneau, murat, napoleon, de castelnau, te wilhelmshöhe. naar de natuur geteekend door otto knille. phot. h. hoyer.
Tegen het einde van den herfst heerschte er zoodanig dyssenterie en typhus in het Duitsche leger, dat het hoofdkwartier haakte naar den vrede. Ook het groot aantal krijgsgevangenen bezwaarde de financieele zijde van den overwinnaar terwijl de gevangenen op Wilhelmshöhe eveneens vele uitgaven vorderden. De belegeringen van Metz en Parijs waren een struikelblok, kortom het verdere succes scheen twijfelachtig, zoodat in overweging werd genomen om de landwehr naar hun haardsteden terug te zenden. Eindelijk capituleerde den 27sten October Metz en volgde Parijs na den gesloten wapenstilstand van 28 Januari 1871. Toch had de oorlog volgens Gambetta nog kunnen worden voortgezet. Hij was overtuigd dat het land er ten slotte in zou slagen zich van den indringer te ontdoen. Maar deze volkstribuun miskende het verschil tusschen een leger en een menigte gewapende lieden en Thiers zag dan ook in dit plan Frankrijks laatste hulpbronnen verloren gaan. Onder de hooge bezoeken op Wilhelmshöhe behoort in de eerste plaats te worden vermeld dat van 's keizers gemalin. In den morgen van den 30en October verscheen keizerin Eugenie onverwacht van uit Chislehurst. Deze eenmaal gevierde hooge vrouwe verkeerde in een overspannen toestand, want de gebeurtenissen hadden haar diep geschokt. Streng incognito was zij tot haar gemak gekomen, vergezeld van gravin Clary en een hofdame, om den 1en November 's namiddags te 5 uur, te vertrekken in de richting van Hannover. | |
[pagina 442]
| |
De Bonapartisten hadden zich gevleid, nadat Metz gecapituleerd had, dat koning Wilhelm er in zou toestemmen om aan Napoleon zijn leger terug te geven teneinde de orde in Frankrijk en den keizerlijken troon te herstellen; aan dezen vurigen wensch was het bezoek der keizerin aan Wilhelmshöhe vermoedelijk niet vreemd. Dienaangaande zeide de keizerin tot generaal De Monts: ‘Si le roi de Prusse nous avait rendu l'armée française, nous aurions pu consentir à un traité convenable et pacifier la France’, welk gevoelen de generaal niet kon deelen. Te miskennen valt het niet dat Napoleon in de eerste dagen zijner krijgsgevangenschap nog hoopte om met hetgeen Frankrijk aan troepen overbleef er de Republiek omver te werpen en het keizerrijk te herstellen. Ware dit plan in vervulling gekomen dan zou het voor de hand hebben gelegen, dat Pruisen over eenige jaren een revanche te duchten stond. Het was echter alles slechts ijdele hoop en wat Frankrijks lot werd is overbekend. Daags na het vertrek der keizerin verschenen de maarschalken De Canrobert, Bazaine en Leboeuf. Generaal De Monts doet opmerken dat Leboeuf zich meer op een afstand hield en zijn houding waardig was. Bazaine daarentegen maakte den indruk van een ouden militair met niet veel energie. Deze rampzalige maarschalk was in een villa bij Cassel met zijn vrouw en beide kinderen gehuisvest. Weinig ging hij uit ten einde zich niet aan kwaadsprekendheid en beleedigingen bloot te stellen Ondanks alle decepties bleef de keizer kalm en gelaten als toeschouwer van het treurspel waarvan de Fransche natie toen het slachtoffer was. Op nieuwjaarsdag werd de plechtige mis gevierd op het kasteel door den pastoor uit Cassel, die tevens iederen Zondag de dienst kwam verrichten. Aan generaal De Monts vereerde de keizer op den eersten dag van 1871 een prachtigen druiventros, welke hem uit Liverpool was toegezonden, hetgeen wel het bewijs in zich sluit dat Napoleon zijn bewaker niet ongenegen was. Tot de Fransche natie richtte de keizer onder dagteekening van den 8sten Februari een proclamatie, waarin hij o.a. zeide: ‘dat door de fortuin verlaten, hij sedert zijn gevangenschap een diep stilzwijgen bewaarde, dat den rouw in het ongeluk voegt. Zoolang de vijandelijke legers tegenover elkaar stonden onthield hij zich van elken stap, van elk woord dat tweedracht kon zaaien. Maar thans in den diepen jammerlijken toestand van het land kon hij zich zelf niet langer het zwijgen opleggen, zonder gevoelloos voor zijn lijden te schijnen. Was hij met de beste wenschen vervuld geweest voor de zaak der nationale verdediging, met bewondering had hij opgezien tot de toewijding van alle klassen en alle partijen. Maar nu was de tijd aangebroken dengenen, die zich gewelddadig van het gezag meester maakten rekenschap te vragen van hun daden. Het lot van Frankrijk mocht zich niet in handen bevinden van een regeering, welke zonder mandaat was. Kortom, hoewel niet naar bevrediging van persoonlijke eerzucht strevende, zou hij, Napoleon, zoolang niet het volk op regelmatige wijze in kiescollegiën bijeen kwam en zijn wil geopenbaard had, als de rechtmatige vertegenwoordiger der natie, verplicht zijn tot haar te zeggen: ‘al wat zonder uwe rechtstreeksche medewerking geschied is onwettig. Slechts een uit de volkssouvereiniteit voortgekomen regeering, die zich boven de baatzucht der partijen weet te verheffen, zal in staat zijn uwe wonden te heelen, uwe harten weer voor de hoop te winnen, de ontwijde kerken voor uwe gebeden te heropenen, en den arbeid, de eendracht en den vrede in den schoot des vaderlands terug te brengen’Ga naar voetnoot*). Van hoe weinig uitwerking dit manifest was blijkt hieruit, dat bij de verkiezingen op | |
[pagina 443]
| |
8 Februari slechts zes of zeven Bonapartisten werden gekozen. Napoleon's krijgsgevangenschap, welke een half jaar duurde, eindigde den 19en Maart 1871. Op dien dag werd de reis naar Engeland, om daar zijn verdere levensdagen als balling door te brengen, door hem aanvaard. Alsof het noodlot hem nog steeds vervolgde vernam de keizer te Giessen den opstand, welke den 18en Maart te Parijs was uitgebroken, hetgeen hem en zijn gevolg niet weinig deed ontstellen. Op Engelschen bodem rekende hij de restauratie van het keizerrijk, 't zij voor zich zelf, 't zij voor zijn zoon te kunnen voorbereiden, doch den 9en Januari 1873 overleed hij.Ga naar voetnoot*) Zes jaar later zou de erfgenaam van den keizerlijken troon op drie-en-twintig-jarigen leeftijd den heldendood vinden in den oorlog tegen het Zululand. Met 's keizers verscheiden verdween een figuur van beteekenis van het wereldtooneel. Uit ballingschap komende om den troon te bestijgen, gevallen van dien troon om in ballingschap weder te keeren, was hij langen tijd populair, milddadig, maar ook gehaat, doch wie hem ook, zoowel in zijn goede als in zijn kwade dagen, naderde, kon niet nalaten zijn nobele gevoelens en zijn eenvoud te roemen. Zoolang hij op het staatstooneel de macht bezat, is zijn politiek een avontuurlijke geweest. Veel had eerzucht ten grondslag; daarbij dankte hij het grootste gedeelte van zijn invloed aan den roem van zijn grooten oom. Niet weinig in het belang van den nationalen rijkdom en de eereplaats die Frankrijk, ondanks den rampzaligen oorlog, onder de nijvere en beschaafde volken van de wereld innam, heeft het land evenwel hoofdzakelijk aan het beleid en de energie van den onttroonden keizer te danken gehad. Frankrijks grootheid was bij hem doel. |
|