| |
| |
| |
De Lucretia en andere werken van Rembrandt bij de firma Fred. Muller amp; Co. te Amsterdam.
door G. Knuttel WZN.
Rembrandt's Lucretia is door den aankoop van den heer Aug. Jansen plotseling beroemd geworden. Met een viertal andere schilderijen en ongeveer dertig teekeningen van den grooten meester werd zij gedurende een paar weken bij de Firma Frederik Muller & Co. tentoongesteld. Het waren alle werken uit particuliere verzamelingen, bijna of niet bekend, op voortreffelijke wijze tentoongesteld. Men had met groote zorg om de teekeningen lijsten gezocht en menigeen zal met verrassing het belang van de omlijsting van een kunstwerk hebben kunnen vaststellen. Hieronder waren er eenige bijzonder fraaie van gestoken hout uit de 17e eeuw. Als achtergrond had men warm maar niet te donker rood fluweel genomen. De schilderijen hingen in een met grijsbrons fluweel afgeschoten gedeelte van de groote zaal, met een mooie kast, wat Oostersch aardewerk en tapijtjes. De schuin afgestoken hoeken waren met goud-groen fluweel bekleed, waartegen de beide hoofdnummers, de Lucretia en het Zelfportret van 1669 prachtig hingen. Zelden ziet men kunstwerken zoo waardig tentoongesteld in een zoo rustige en voorname omgeving.
Heel deze tentoonstelling groepeerde zich om de Lucretia.
oude man bij kaarslicht.
Zelden doorvoelde een kunstenaar dieper zijn onderwerp, zelden loste hij meer onverwacht en schitterender een psychologisch probleem op. Het was in het jaar 1664, dat dit schilderij ontstond, kort nadat Hendrickje, die het leven voor hem nog eenmaal tot een betrekkelijke rust had gebracht, wier toewijding en liefde het geweest waren, waaraan het te danken is dat de meester niet in de zware dagen van zorgen ten onder gegaan is, hem ontnomen was. De kunstenaar, van het leven vervreemd geraakt, niet meer begrepen, schier vergeten, moet zich nog vereenzaamder, nog verlatener hebben gevoeld. In deze periode zijn het de groote maar intiemere tragedies uit Bijbel en Geschiedenis, waarmee zijn geest vervuld is, die zijn penseel ons weergeeft en in bijna allen is iets als een triomf, als een eindelijk tot rust komen, als een troost uit Verzoening, neergelegd:
| |
| |
portret met baret en pluim.
| |
| |
portret 1632.
| |
| |
David bespeelt voor Saul de harp. En in tranen breekt het opgekropte leed van den Ouden Koning zich baan. (Mauritshuis). Berustend doet Christus zich voor de geeseling binden (Darmstadt). De verloren zoon keert weder. En innig ontroerd, het hoofd vol liefde en ontferming wat terzijde gebogen, legt de vader beide handen op de schouders van den knielenden zoon, die zich tegen hem nestelt als een kind aan den schoot der moeder. (Petersburg, Ermitage).
saskia(?) bij haar toilet. (verzameling mevr. kleinberger).
Lucretia, dejonge, onteerde Romeinsche vrouw, richt zich den dolk op de borst. Ook zij heeft overwonnen. Het hoofd is iets naar links gebogen, naar het wapen toe. De blikken gaan dien kant uit. Over hare oogen ligt een mist van tranen, die echter reeds geleden zijn. Maar om haren mond speurt men vaag een glimlach. Vaag heeft zij nog heugenis van leed, van medelijden met zich zelf, maar sterker is de extase, de roes van de zelfoverwinning, de bedwelming die den glimlach om haar wonderschonen even-geopenden mond toovert. Van haar gelaat is de uitdrukking van vrees verre. Eerder nog is er een verlangen, een liefkoozing in de oogen naar den dolk gewend. En toch, onderbewust, leeft nog in haar een huivering om de daad en den dood: in angst, in een gebaar van afwijzing is de linkerhand opgeheven met de open palm naar voren. Het is een instinctief gebaar, vreemd aan de uitdrukking van het gelaat, natuurlijk, maar nog voortvloeiend uit een reeds overwonnen zielstoestand.
Misschien werd Rembrandt in zij ne composite beïnvloed door een gravure, door Marcantonio Raimondi naar Raphaël gestoken. Deze gravure, die men afgebeeld vindt in Kristeller: Kupferstich und Holzschnitt in vier Jahrhunderte, is echter van zoo geheel andere opvatting der tragedie dat men moeilijk overeenkomst vinden kan behalve in de uiterlijke opstelling. Al datgene wat ons juist zoo in verrukking brengt om zijn hooge innerlijke waarde, het diepmenschelijke en innig-doorvoelde, ontbreekt. Marcanton's Lucretia is een tooneelspeelster, die een theatrale, van lijn zeer zeker mooie, houding aanneemt. Haar gelaat met het uiterlijk vertoon van smart past daar geheel bij. De rechter-arm werd niet, als bij Rembrandt's werk, weerhouden, maar zij strekt die in breed gebaar wijd uit. Slechts haar linker arm werd vrij juist overgenomen, alleen toch wat dichter aan het lichaam gedrukt. Het wapen op de gravure is ook grooter. Eindelijk is er nog een groot verschil in kleeding en is de Italiaansche voorstelling ten voeten uit. Maar daarin is niets van het vage, het onderbewuste, ik zou bijna zeggen, het trillende van Rem- | |
| |
brandt's voorstelling van de diepe, bijna zalige, ontroering.
De uitvoering is zeldzaam mooi. Tegen een bijna vlakken donkerbruinen achtergrond staat de figuur geheel in de hoogteas van het doek, tot even boven de knieën weergegeven, terwijl de opstelling bijna zuiver symmetrisch is, wat nog versterkt wordt, doordat aan iedere zijde een hand ongeveer ter zelfder hoogte, bijna den rand raakt. Het gewaad is goudachtig met een schemering van groen. Het doet denken aan 't gewaad van het zoogenaamde Joodsche bruidje, maar is gedempter. Een wonder is het blank van het zeer gaaf geschilderde naakt, het gelaat, den hals en de borst, waarop een paarlenketen en een snoer met een sieraad glanst. De armen komen uitgedempt-witte ondermouwen; gedempt wit doek, puntig ingesneden, is over schouder en borsten gelegd.
De stemming, die deze schilderijen van zijn laatste jaren weerspiegelen, leest men ook van zijn zelfportretten. Het allerlaatste van hem bekende, uit zijn sterfjaar 1669, eigendom van den Heer Kappel te Berlijn, was hier ook te zien. Dit werd dus
wegzending van hagar. (verzameling walter gay, parijs).
van een man die eenmaal met een schaterlach om den half geopenden mond, pronkend in kostelijke kleedij met den degen ter zijde en schuin op het hoofd de baret met wuivende witte veeren, zich schilderde als iemand, wien het leven slechts een roes van weelde en geluk toeschijnt, - troont niet hoog op zijne knieën de innig geliefde Saskia, heft niet de hand hoog op het ranke glas met den parelenden wijn? Is het niet of hij ons van dit schilderij (in Dresden) noodigt om zijn geluk te bewonderen? - Dat schilderij is als een tintelende lofzang op overmoed en jeugd. En nu, tegen dat het einde komen zal, dat hij heen gaan zal, ongemerkt schier? De stormen zijn bedaard, de strijd is gestreden, er is veel liefs verloren, veel leeds doorschreden en het is of rust en verzoening hem voorbereid hebben
| |
| |
tot den dood. Dit is de hooge schoonheid van dit werk en de groote beteekenis als document. Zij die nog gelooven dat de ellende den kunstenaar tot den drank bracht, laten zij dit portret beschouwen en zij zullen beter weten. Wij zien een man wien het Leed wel diepe sporen in de gelaatstrekken gegroefd heeft, maar wiens gemoed tot kalmte gekomen is en die, wat droevig, misschien ook wat bevreemd, voor zich ziet. Het geheele schilderij is gehouden in een soberen grijzen toon, verlevendigd door het
gezicht op den amstel bij het ‘paalwerk’ buiten den blauwbrug. (verzameling mevr. kleinberger).
(verz. Fairfax Murray, Londen) is uit den heel vroegen tijd, dat de kunstenaar zijn effecten bereikt door een figuur tegen een lichten achtergrond te stellen achter een donkere coulise op den voorgrond (± 1629) (Hetzelfde onderwerp bij Frau Mayer, Weenen, valsch gemerkt G.D.F.) Toevallig kon men ongeveer gelijktijdig met deze tentoonstelling een schilderij van Rembrandt, ‘Een boekhouder’ of ‘Man met blauwe kiel’ bewonderen bij den heer Preyer te 's Gravenhage. In dat heel vroege eenigszins roode incarnaat en de gedempte kleuren van den hoofddoek en geschilderd met dien ruigen, forschen toets waarmede hij zoo wonderlijk het modél en de bewegelijkheid van de huid wist uit te drukken, vooral van oude, gerimpelde en geplooide gezichten. Helaas kon het niet gereproduceerd worden, maar men kan een afbeelding vinden in Klassiker der Kunst II, Rembrandt I, biz. 479 (IIIe Auflage).
Verder waren er nog drie schilderijen, ieder typeerend voor de periode waarin zij ontstonden. De kleine ‘Man bij kaarslicht’ schilderij heeft de schilder zich hetzelfde probleem gesteld. Maar terwijl de ‘Man bij kaarslicht’ meer den indruk maakt een studie te zijn, is het werk in Den Haag een voltooid kunstwerk, bovendien merkwaardig om zijn groote afmetingen en zijn sterke kleuren, het zeer roode incarnaat en koele, sprekende blauw van den kiel. De ‘Man bij kaarslicht’ is bijna geheel in één geelachtig grijze kleur geschilderd.
Het meisjesachtige jongelingsportret, van 1632 vertegenwoordigt de periode dat de schilder een droomerige, zachte uitdrukking
| |
| |
zoekt weer te geven, dat er iets dweepends is in vele zijner portretten.
Het portret met de baret met pluim (zijn broeder?) uit het begin der veertiger jaren vertegenwoordigt de forsche, bravoureachtige, vooral uiterlijke periode in zijn werk (verz. Fairfax Murray, Londen).
Van de interessante verzameling teekeningen, zeer verschillend van onderwerp en tijd van ontstaan, waaronder de meeste nog nooit gereproduceerd werden en velen het merk dragen van beroemde verzamelingen waartoe zij behoord hebben of nog behooren (zooals Thomas Laurence, Seymour Haden, François Flameng), willen wij vooral de volgende noemen: een meisje het haar van een jonge vrouw kammend (Joodsch bruidje?) een onderwerp, dat hij herhaalde malen behandeld heeft. In Michel's werk over Rembrandt vindt men eenige reproduces naar teekeningen, die hetzelfde onderwerp behandelen. Dit teekeningetje is echter wel een van de fijnste van deze reeks. Men lette bijvoorbeeld op de prachtige behandeling van het kopje van het staande meisje, waar met speelsche krabbeltjes, als waren zij met de etsnaald geteekend, uitdrukking en toon is weergegeven, terwijl, in tegenstelling daarmee, het hoofd van de ander door eenige evenwijdige lijnen in schaduw is gebracht. Deze teekening schijnt een studie te zijn voor de ‘Bathseba bij het toilet’ in Liechtenstein-Galerie te Weenen, maar is veel lieflijker. Saskia was waarschijnlijk het mo del voor het meisje dat gekamd werd (verz. Walter Gay).
studie o.a. voor den banning cocq van den nachtwacht. (verzameling walter gay).
Verder een prachtige teekening van Hagar, ontroerend van sentiment, waarvan rechts een stuk ontbreekt. dat waarschijnlijk, getuige een paar lijntjes naast de kruik van Hagar, Ismaël bevat zal hebben. Ook deze teekening behandelt het motief: berusting en onderwerping.
Prachtig drukt deze figuur in houding en gebaar de ingehouden smart, zonder verzet, uit. Het was goed gezien om rechts een open ruimte te houden, waar het fragment ontbreekt, aangezien het zeer leelijk zou zijn de figuur op den rand van het blad te plaatsen. (Verz. Walter Gay).
Een teekening van een Oosterling, waarschijnlijk gekopiëerd naar een Perzisch
| |
| |
miniatuur, zooals Rembrandt er meerderen gemaakt heeft. Hij heeft dan ook zeer waarschijnlijk zijn voorbeelden in zijn bezit gehad. Deze teekening is uit de verz. F. Flameng.
Op een ander blad zien wij twee Oostersche figuren, zooals zij veel in zijn werk voorkomen en daarboven een houdingstudie die waarschijnlijk een eerste ontwerp voor Frans Banning Cocq uit den Nachtwacht is.
Een prachtig vrouwelijk zittend naakt, waar voor waarschijnlijk Hendrickje als model diende, zeer forsch van teekening, waarvan de achtergrond bestaat uit een aantal breede inktvegen, waarschijnlijk met den duim er op gesmeerd.
Van die heel eenvoudige maar wij de landschapjes, met maar weinig lijntjes volkomen weergegeven. Een enkel, een gezicht op den Amstel bij het ‘Paalwerk’ buiten de Blauwbrug, is uitvoeriger. (Verz. James Knole).
Twee teekeningen vindt men bij Michel gereproduceerd: het lezende oude vrouwtje (blz. 512) en de heel mooie staande jonge man met puntmuts (blz. 524, Verz. Never Parijs). Een merkwaardige teekening was ook de Tempelscène met een voorstelling die mij onduidelijk is: een man neerzinkend in de armen van een vrouw voor een hooge, staande priesterfiguur, die sterk herinnert aan den Hoogepriester van den Simeon in den Tempel in het Mauritshuis. Het is een heel mooie compositiestudie uit den vroegen tijd.
Dan was ook heel mooi van eenvoud en gevoeligheid het kindje, dat aan den leiband door de moeder een vertrek wordt binnengebracht, waar het toesnelt op een oude vrouw (de grootmoeder?), wier gelaat, met een enkel lijntje geteekend, op opmerkelijke wijze vreugde, liefde en ouderdom uitdrukt (verz. Mathey).
Een mooie teekening was nog: Abraham's zegen, (verz. F. Flaming). Verder een studieblaadje met koppen met zilverstift geteekend op perkament, wat (waarschijnlijk om de bewerkelijkheid) een groote zeldzaamheid in Rembrandt's oeuvre is.
Hiermede is nog niet alles genoemd maar ik meen dat het voornaamste aangewezen werd. De firma Frederik Muller en Co, die ons eenige reproducties verschafte, betuigen wij hierbij onzen dank.
|
|