Elseviers Geïllustreerd Maandschrift. Jaargang 23
(1913)– [tijdschrift] Elsevier's Geïllustreerd Maandschrift– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 195]
| |
Swastika-ornament, door C. Spat.Swastika is de naam, dien de Indiërs geven aan een overoude symbolische figuur, waarvan de oorspronkelijke beteekenis niet meer met zekerheid bekend is. Deze figuur bestaat uit een rechthoekig kruisje, waarvan de vier uiteinden zijn voorzien van een dwarslijntje, als moest er aangeduid worden, dat het kruis draait, hetzij rechts - hetzij linksom. Soms zijn de dwarslijntjes geteekend als een soort voetje, soms zijn de hoeken afgerond, zoodat er verschillende vormen zijn te onderscheiden; doch in hoofdzaak komen alle toch op hetzelfde neer. In geschriften wordt het rechtsdraaiende kruisje wel gebezigd aan het begin, het linksdraaiende aan het einde van een regel. De swastika is een der tachtig ondergeordende kenteekehen van den laatsten der verlichten, die volgens de heilleer der Boeddhisten den menschen den weg ter verlossing leeren, van den Boeddha, die zich incarneerde in den prins Siddharta, zoon van koning Çoeddhodana en diens gemalin Dewî Mâyâ in het rijk Madhyadeça. Naast zijn 32 hoofdkenmerken en de 80 ondergeschikte, draagt de Boeddha ook nog 108 heilspellende teekenen aan elken voet, en daaronder neemt de swastika weer een belangrijke plaats in. Op afbeeldingen van Boeddha's voetzolen vindt men deze figuur op elken teen, op den bal van den voet en nog eens rechts en links
fig. 1. verschillende vormen van swastika's.
op elken hiel, en wel steeds het rechtsdraaiende kruis. Eveneens rechts draaiend, doch met afgeronde hoeken, vormt de swastika het speciale kenteeken van den zevenden der Arhats, dat zijn heiligen met buitengewone gaven, wezens van den derden rang in wijsheid en licht, die het Boeddhistische wereldstelsel bewonen, en die - daar de zon en de maan met de planeten vertegenwoordigd worden door wezens van den eersten en van den tweeden rang - de sterren zullen representeeren. Dezelfde richting van beweging heeft de figuur nog in een ander heilteeken van de Boeddhisten, de nandyâwarta, waarin de swastika het centrum vormt van een meer ingewikkelde lijnteekening. Men leide uit het bovenstaande niet af, dat het bedoelde kruis enkel werd gebruikt door de Boeddhisten. Het is een van de zeer vele zinnebeeldige figuren der Indiërs, waarvan sommige bepaald dienst doen als secteteeken, maar daarom nog volstrekt niet speciaal Indisch. Bij de opgravingen onder leiding van Schliemann en Dörpfeld verricht bij Hissarlik, alwaar sporen van het oude Troje zijn teruggevonden, kwam aardewerk voor den dag, vervaardigd in een tijd welke op meer dan dertien eeuwen voor het begin van onze jaartelling gesteld mag worden, met een versiering waarin de swastika-figuur
fig. 2. nandyâwarta.
| |
[pagina 196]
| |
overvloedig voorkomt. Het teeken werd daar dus reeds gebruikt, wellicht vóór nog de Arische Indiërs het land aan den Ganges aan zich wisten te onderwerpen. De juiste beteekenis van het symbool is niet meer met zekerheid bekend; doch daar de dwarslijntjes aan de vier einden van het kruis zeer duidelijk de gedachte opwekken aan een draaiende beweging, zoo ligt de onderstelling voor de hand, juist omdat het teeken zoo heel oud is, dat het op de eene of andere wijze in betrekking staat tot de schijnbare beweging van de zon langs den hemel. Zelfs kan men de onderstelling aannemelijk maken, dat bij de Boeddhisten deze betrekking nog niet geheel in de vergetelheid was geraakt. In de legende omtrent den Boeddha wordt verhaald, hoe de meester, toen hij lijdende was aan ernstige constipatie, behandeld wordt door een geneesheer Djîwaka, die als rijdier een olifant heeft, genaamd Bhadrawatikâ. Elders vermeldt die legende, dat een woeste olifant, Nâlâgiri geheeten, door de vijanden van den Boeddha op hem wordt losgelaten, doch bedwongen wordt door zijne innemendheid. Nu stelt de eenigszins ronde rug van den olifant het hemelgewelf of althans een boog aan den hemel voor; de geneesheer Djìwaka verpersoonlijkt het verbindingspunt van het oude met het nieuwe jaar en dit laatste begon met de lente, als dag en nacht juist even lang zijn. In den naam van den woesten olifant schuilt het woord nâlâ of nâlî, d.i. half uur, waarvan weer nâlî-mandala,
fig. 3. patroon van swastika-ornament. china.
aequinoctiaalcirkel. Deze cirkel zal dus wel symbolisch zijn voorgesteld door de beide olifanten; zij kunnen slechts op twee vaste dagen van het jaar den Boeddha, d.i. de zon, treffen: de goede olifant ontmoet hem in het voorjaar, de andere in het najaar. De eerste draagt den naam Bhadrawatikâ, waarin het woord bhadra, dat synoniem is met swasti; en de naam van het heilteeken swastika wordt ook gebruikt om het nacht-eveningspunt aan te duidenGa naar voetnoot*). De onderstelling, als zoude het draaiende kruis verband houden met de beweging van de zon, kan niet gewraakt worden op grond van de omstandigheid, dat de beweging van de figuur gewoonlijk aangegeven wordt als gaande van links naar rechts. Men houde toch in het oog, dat het afkomstig is uit zeer ouden tijd, en make zich los van de gedachte, door gebruik van kaarten enz. onwillekeurig opgewekt, dat men bij de beschouwing van de teekening het Oosten aan de rechterzijde moet onderstellen. Men zie de rechtsdraaiende figuur, terwijl men front maakt naar de zon, naar het Zuiden; de beweging langs den hemel gaat van links naar rechts, is rechtsdraaiend, juist als bij den vorm van het kruis, die waarschijnlijk de oudste, en althans de meest voorkomende is. Ook op steviger gronden is aan te toonen, dat het oude symbool waarschijnlijk de beweging van de zon in beeld moest brengen. In zijn werk ‘La Migration des Symboles’ | |
[pagina 197]
| |
verdedigt Graaf Goblet d'Alviella deze conclusie, naar aanleiding van zijne onderzoekingen betreffende liet verband tusschen de swastika en andere symbolen, waarvan het vaststaat dat zij de dagelijksche zonnebaan uitbeelden, en het samengaan van ‘la croix gammée’ met deze. Doch lang niet alle onderzoekers op het hier bedoelde gebied kwamen tot hetzelfde resultaat en omtrent de beteekenis van dit kruis heerschen nog zeer uiteenloopende meeningen. Sommigen zien in het symbool bepaald een beeld van de zon zelf of van den zonnegod; anderen houden het voor een afbeelding van gekruiste bliksems, van den wadjra van Indra, van den hamer van Thor. Men heeft er de vuurboor in meenen te herkennen en heeft het wegens de gelijkenis met rechthoekig omgewerkt maeanderornament, die vooral uitkomt in het teeken nandyâwarta, als een voorstelling van den waterstroom beschouwd; het kruis is aangezien voor een teeken van het vrouwelijk beginsel, voor een beeld dus uit den phallusdienst. Deze inderdaad zeer uiteenloopende meeningen hangen deels samen met het verbreidingsgebied, doch meer met den aard of de soort van voorwerpen, waarop men de swastika-teekening vond aangebracht. Zij is gevonden op bouwwerken en op beelden, op allerlei soorten van aardewerk als tegels, schotels en vazen, op brons en ijzer, op wapens en op munten, op geweven stoffen en op kalebasschillen en nog op tal van andere zaken meer. Zeer veelvuldig werd het kruis gebruikt in het oude Griekenland; ook op de eilanden en in Klein-Azië, en in alle deden
fig. 4. patroon van swastika-ornament. allahabad.
van het oude Romeinsche rijk was het bekend. In Noord-Italië moet het reeds aangebracht zijn als versiering op ceramiek in een tijd, die nog vóór de Etrusciërs valt. In Zwitserland, Denemarken en Zweden, in België, in Engeland, Schotland en Ierland heeft men het aangetroffen. Bij de Indiërs was het weer even algemeen als in de oude wereld van Europa. Van hunne woonplaatsen vermoedelijk heeft het zijn weg gevonden naar China en Japan. Het teeken is bekend van bronzen voorwerpen der Ashanti in Afrika, liet is gevonden bij de Pueblo's van Noord-Amerika. In Egypte, Perzië en Assirië schijnt de figuur op zich zelf niet gebruikt te zijn geworden; slechts op enkele munten vond men ze afgebeeld. Doch Egypte kent wel de ornamenteering van swastika-combinaties, die ook van uit Indië, Japan en China bekend is en welke naar het schijnt door de Chineezen ook naar den Indischen Archipel, inzonderheid naar Java, is overgebracht. Op laatstgenoemd eiland, waar de vele tempelruïnes, Boeddhistische en andere, den overwegenden invloed der Indiërs ook op de ornamentiek en de plastiek kunnen aantonnen, is vermoedelijk de swastika toch niet rechtstreeks door hen geïmporteerd. Versiering van lijstwerk, opvulling van vakken met vlak ornament, waartoe swastika-verbindingen zich bijzonder eigenen, zijn op de tempelwanden en op die van ringmuren en basementen in grooten overvloed te vinden, en zij kunnen getuigen van een in de meeste volkomenheid beheerschte kunst van sty- | |
[pagina 198]
| |
loeren; doch onder de gevolgde motieven zal men de swastika tevergeefs zoeken. Wel vindt men toepassingen op houtsnijwerk, op koperwerk, vooral het jongere, zelfs op slaapbroekengoed, doch niet op de bouwwerken uit den Hindoetijd. Waar de Javaansche kunst met het swastika-motief werkt, is niet zelden in andere opzichten duidelijk Chineesche invloed merkbaar, en zoo is het vermoeden gewettigd, dat Chineesche kunst dit ornament naar Java heeft gebracht; te eerder wijl opvulling van vakken op muren en wanden met swastika-combinaties in tal van Chineesche tempels op Java is toegepast. De aldus opgevulde muurvlakken maken eenigszins den indruk alsof ze voorzien zijn van behangsel; doch de bedoeling waarmede de ornamenteering werd aangebracht, was zeer zeker niet om behangsel na te bootsen. Dit bewijst reeds de naam; de Chineezen noemen de teekening ban dji, waaronder zij niet alleen dit bepaalde ornament verstaan, maar alle soorten van open hek- of latwerk, dat ook aan hunne woningen zoo geliefd is. De eigenaardige vulling van de muurvlakken is een uiting van wellicht onbewuste herinnering aan open tempels en lusthoven uit een land met zachter klimaat dan de tegenwoordige woonplaats der Chineezen. Het bandji-ornament - aldus het rapport van de commissie in Nederlandsch-Indië voor oudheidkundig onderzoek op Java en Madoera over het jaar 1903 - zou kunnen aantoonen dat de bakermat van de Chineesche kunst niet was gelegen in het tegenwoordige China, maar zuidelijker in een milder luchtstreek. In hetzelfde rapport kan men lezen, met welk een virtuositeit de Chineezen het
fig. 5. rand met swastika's aan een japansche kimono.
bandji-swastika ornament weten te behandelen. Men herkent het nog op de lichamen van dieren, waarvan zij de hoofdlijnen zoodanig weten te arrangeeren, dat deze weer het oude motief vertoonen. Door een donkerder kleur dan het overige gedeelte van het dierenlichaam worden dan deze hoofdlijnen meer op den voorgrond gebracht, zoodat met ontwijfelbare zekerheid blijkt welk motief de artiest heeft willen volgen, onverschillig overigens of hij een visch, een vleermuis of eenig ander dier uitbeeldde. De Javanen hebben de swastika niet immer begrepen; soms toch teekenen zij een klein vierkantje om het punt, waar de beenen van het kruis elkander snijden, een wijziging waardoor het ornament niet aan schoonheid wint. Doch met een andere, ook elders gebezigde wijziging wisten zij daarentegen juist de rustige eenvoud van het lijnverloop der swastika-combinaties te verhoogen; in plaats van de lijnen onder rechte hoeken te plaatsen, werkten ze met hoeken van zestig graden, een variatie, die veel op jong koperwerk van Java is te vinden, en die inderdaad gelukkig mag worden genoemd. Ook buiten Java worden inden Indischen archipel ornamenteering met swastika-figuren en combinaties daarvan toegepast. Op Atjehsche donderbussen, die het gewone merk ‘Tower’ dragen, is soms de loop versierd met figuren van ingelegd wit metaal, een bewerking die vermoedelijk niet aan de fabriek, maar in het land van de gebruikers heeft plaats gevonden. Onder de gebezigde motieven komt vooral het rankornament voor, maar swastika-verbindingen zijn er ook bij te vinden. Het swastika-ornament is uit den aard | |
[pagina 199]
| |
der zaak zuiver geometrisch. Het bestaat uit congruente gebroken lijnen die twee aan twee symmetrisch tegenover elkander zijn geplaatst, en welke zoowel in de lengte als in de breedte loopen van het te versieren vak, dan wel in hoofdstrekking de richting van de diagonalen volgen. Om een vlak met dit ornament te vullen, begint men met het in vierkanten te verdeden en op elk snijpunt van de deellijnen een swastika te teekenen, waarvan de armen kleiner zijn dan de halve zijde der vierkanten, zoodat tusschen de naast elkaar gelegen evenwijdige voeten van twee swastika's een ruimte overblijft gelijk aan elk der vier armen van het kruis. De swastika's wisselen af wat de beweging betreft, dus telkens een links- naast een rechtsdraaiende, zoowel in horizontale als in verticale richting. Het eenvoudigste patroon verkrijgt men nu, door de naar elkander toegekeerde voeten van de verticaal staande beenen der kruisen te vereenigen door horizontale lijnen, en die van de horizontale beenen door verticale lijnen. Deze combinatie is bekend uit Tibet en Mongolië. Geheel anders wordt het patroon, indien men de naast elkander gelegen voeten die naar links, en eveneens die naar rechts wijzen, verbindt door verticale lijntjes, terwijl men de naast elkaar geplaatste voeten die naar boven, en zoo ook
fig. 6. pinangschaar. bali.
die naar beneden wijzen, door horizontale lijnen paarsgewijze vereenigt. De teekening wordt dan drukker, vooral als de vakken, welke tusschen de regelmatig loopende lijnen worden opgesloten, nog met een streepje met twee dwarslijntjes opgevuld zijn, gelijk bij de in Japan gebruikelijke ornamenteering. Wanneer men de laatst beschreven verbindingswijze toepast, doch de swastika's kleiner neemt, of - wat op hetzelfde neerkomt - verder van elkander plaatst, zoodanig dat tusschen elke twee kruisen een afstand overblijit gelijk aan een geheel kruisbeen (twee armen), dan ontstaat wel een soortgelijk patroon, maar het maakt toch een geheel anderen indruk. Men vindt het in China gebezigd, de vakken die door de lijnen worden omsloten soms nog weer in twee symmetrische stukken verdeeld door deellijnen volgens de grootste distantie. Beziet men dit patroon, dan blijkt het ten slotte te bestaan uit swastika's van den vorm als in fig. 1 f., de uiterste lijnen iets verlengd, welke dan onmiddellijk aan elkander sluiten. Een zeer mooi patroon wordt verkregen met denzelfden vorm van swastika's, door nog grooter tusschenruimte te nemen, zoodat de middelpunten van elk paar kruisen op een afstand van vijf maal de lengte der armen van elkander zijn gelegen. De verbinding der figuren
fig. 7. geelkoperen schenkblad. soerabaja.
| |
[pagina 200]
| |
moet zoodanig aangebracht worden, dat de linkerbovenarm van elk linksdraaiend kruis vereenigd is met den rechterbovenarm van het ter rechterzijde geplaatste rechtsdraaiende kruis, onverschillig van welke zijde men de teekening beschouwt. Ook deze combinatie (zie fig. 3) is Chineesch; zij is terug te vinden op Java (fig. 8), doch met hoeken van 60o en 120o in plaats van rechte hoeken. Als de verbindingslijnen in hoofdrichting de diagonalen moeten volgen, worden de swastika's geplaatst als de gelijk gekleurde vakken van een schaakbord. De vereeniging van de figuren geschiedt dan door gebroken lijnen; het beloop is verschillend, naar gelang de rijen van figuren om beurten rechts en linksdraaiende kruisen dragen, gelijk bij het patroon van Allahabad, of de swastika's alle dezelfde richting hebben, zooals bij het Egyptische ornament (zie fig. 4). Bij de beschouwing van swastika-ornament van welk patroon ook, moet men uitsluitend letten op het lijnverloop. De vorm van de figuren, welke door de lijnen worden omsloten en die bij een zelfde patroon alle congruent zijn en op volkomen regelmatige wijze aan elkander sluitend staan gegroepeerd, doet niet ter zake. Men kan zich hiervan overtuigen door een willekeurig patroon te teekenen in zwarte lijnen en de vakken te voorzien van twee verschillende
fig. 8. koperen kop. java.
kleuren, zoodat ze duidelijk tegen elkander afsteken. Het eigenaardige, het kenmerkende van het ornament is dan volkomen verdwenen, daar de kleuren de aandacht trekken en het lijnverloop aan de waarneming ontsnapt. Op dit laatste komt het juist aan; of de lijnen tegen het fond van de teekening afsteken alleen door verschil in klem, of zij verdiept zijn aangebracht of en relief staan, deze omstandigheden zijn afhankelijk van de grondstof die bewerkt wordt, maar oefenen overigens geen invloed uit op de versiering zelve. De schoonheid van het ornament is in de eerste en voornaamste plaats afhankelijk van het verloop der lijnen; al het andere is bijzaak. De bij dit opstel gevoegde afbeeldingen kunnen aantoonen, welk groot verschil in effect te bereiken is door onderscheid in aanwending van hetzelfde motief. De Japansche en Chineesche patronen zijn druk, haast onrustig; het Egyptische daarentegen is deftig en bedaard. Zoo hebben verschillende volken, elk naar zijn aard, gewerkt met het oude motief, dat de wereld rond verbreid is geworden, en waarvan met zekerheid vaststaat, dat het den eerbiedwaardigen leeftijd heeft bereikt van meer dan dertig eeuwen. Ondanks dien ouderdom zou het toch nog best wederom een nieuwe jeugd kunnen te gemoet gaan; het is nog bij lange niet afgeleefd. In Europa wordt het tegenwoordig weer gebruikt op vloerdoek, weefsels en ceramiek. |
|