| |
| |
| |
Jeanne d'Arc, door dr. N. Japikse.
Wie een studie wenscht te maken van Jeanne d'Arc, doet goed te beginnen met de lectuur van ‘Lysippos of over het wonder’, die zeer opmerkelijke dialoog van dr. Ch.M. van Deventer. Hij zal zich dan te beter deze waarheid inprenten, dat wij tegenover alle dingen, die ons zeer gewoon, zoowel als die ons zeer buitengewoon voorkomen, in laatste instantie staan als tegenover het mysterie. Bij de verklaring van een vallenden steen zoo goed als bij die van een waren dichtersgeest; bij een brandende lucifer niet minder dan bij een treffend hemellichtverschijnsel. Het geeft troost en sterkte tevens zich hiervan goed te doordringen bij het beschouwen van een geheel buiten het normale liggende figuur als die van Jeanne. Men make halt, waar het mysterie van alle leven en beweging begint; men trachtte te begrijpen, wat hiervoor vatbaar is, ook al schijnt het nog zoo buitengewoon op het eerste gezicht.
Betrekkelijk goed waar te nemen is Jeanne's leven gedurende een zeer korten tijd: van het oogenblik, dat ze opgaat tot het vervullen harer grootsche roeping tot aan het bittere einde. Van het voorjaar van 1429 tot dat van 1431.
Bij haar optreden in 1429 op zeventienjarigen leeftijd is Jeanne geheel gevormd; klaar en berekend voor haar zware werk. De wijze van hare ontwikkeling tot op dien tijd valt niet geheel na te gaan. Prijzenswaardig naarstig onderzoek heeft ons veel
jeanne d'arc haar vader verlatende. (naar vigilles de charles vii, paris. 1493).
kunnen leeren omtrent de uiterlijke omstandigheden van de familie D'Arc te Domrémy; de betrekkingen van Jeanne tot hare ouders, familieleden, dorpelingen zijn niettemin uiterst vaag gebleven: schimmen zijn de figuren harer jeugd-omgeving te haren opzichte voor ons en het is kwalijk te verwachten, dat ze ooit iets meer zullen worden. De vader gaf te kennen, dat het beter zou zijn het kind te verdrinken dan haar te veroorloven het oorlogspad op te gaan. Deze alleenstaande uiting van Jacques d'Arc over zijne dochter behoeft niet de minste verwondering te wekken; zij is zelfs begrijpelijk in den mond van den vader, die de ruwe soldatesca van zijne dagen goed zal gekend hebben, maar zij bewijst tevens, dat ook deze dochter in het ouderlijk huis heeft moeten strijden, om haren weg vrij te hebben. Dichter staat de moeder bij Jeanne. Deze verklaarde uitdrukkelijk van haar bare eerste godsdienstige plichten geleerd te hebben, En het is stellig een voor beider verhouding belangwekkend gegeven, dat Elizabeth Romée - zoo luidde moeders eigennaam - omstreeks den tijd, dat Jeanne haar dorp verliet, om naar den koning te gaan, als pelgrimsgangster optrok naar Puy, de toen meest bekende plaats van Mariavereering in Frankrijk, een van de weinige plaatsen bovendien, waar men de lelievaan trouw gebleven was. Te Puy, waar zij de groote jaarlijksche jubileumsplechtigheid medemaakte, bewoog Elisabeth een mon- | |
| |
nik naar Chinon te gaan, de toenmalige verblijfplaats van Jeanne; deze Jean Pasquerel is haar metgezel geworden tot aan hare gevangenneming toe. Feiten van beteekenis in het leven van Jeanne zijn dit ongetwijfeld; maar toch zijn wij buiten staat hunne waarde voor onze kennis van dat leven te begrooten.
Jeanne zelf heeft aan de omgeving harer jeugd blijkbaar zeer weinig invloed op hare ontwikkeling toegekend. In de nabijheid van Domrémy, vlak bij het huis der familie d'Arc, strekte zich een bosch uit, ‘le bois chesnu’ genoemd; hieraan zat een, naar het schijnt, vrij algemeen verbreide profetie vast, - meestal gesteld ten name van den toovenaar Merlijn: er zou een meisje komen uit de omstreken van dit bosch en dit meisje zou wonderen doen. De profetie is onmiddellijk met Jeanne in verband gebracht. Geen wonder! Maar toen zij er zelf over ondervraagd werd bij haar proces, antwoordde zij er wel van gehoord te hebben. ‘Mais elle dit que, pour elle, elle n'y apportait aucune créance’. Dit is zeer duidelijk en tevens zeer typeerend met betrekking tot de dingen uit hare jeugd. Zij had zich, zooals bizondere, zeer begaafde kinderen meestal doen, buiten hare omgeving om, zelfs ten deele er tegen in gevormd. Naar hare eigen voorstelling
goddelijke majesteit. (naar het missel de paris, 1497).
kwam hare roeping tot haar van zeer ver weg; de aartsengel Michaël en twee heiligen St. Catharina en St. Margriet, legden ze haar op, zóó stellig, met zulk een dwang, dat ze er zich niet aan kon onttrekken. Het was op haar dertiende jaar, dat zij deze stemmen het eerst hoorde: eerst spraken ze er van, dat ze zich goed moest gedragen en de kerk bezoeken; iets later, dat ze Frankrijk in moest trekken, dat er geen tijd te verliezen viel - ten slotte, dat ze Orleans moest gaan bevrijden. Toen ging ze na vrij lange aarzeling en tegenkanting. Maar toen ook geheel overtuigd van geroepen te zijn: ‘ik ben hiertoe geboren’, zeide ze bij het verlaten van haar dorp.
Beter is de invloed van den tijd, waarin zij leefde, op Jeanne waar te nemen. De eerste decenniën der vijftiende eeuw zijn vol van veel, rijk belovend gebeuren op allerlei gebied.
Binnen de grenzen van de toenmalige, ons zoo klein schijnende wereld, in Zuid-, Oost- en West-Europa vooral, speelden zich gebeurtenissen van groote draagwijdte af. Ginds dreef de Turk den Christen met den dag verder achteruit; hier verkeerden de beide hoofdmachten, de kerk en Frankrijk, in groote gisting. Frankrijk beleefde een waren verschrikkingstijd. Haast geen deel,
| |
| |
of het had van den vijand te lijden gehad; verscheidene deelen, die grondig verwoest waren. Groote onvastheid in de verhoudingen; geen grein zekerheid, wat een volgende dag zou brengen. Verwildering van zeden. Niet te vertrouwen op gegeven woord; voortdurende wisseling van partij. De krijg aan de orde van den dag; de krijgsman den boventoon voe rend. Er was werkelijk ‘une grande, pitié au royaume de France’. Hieruit komt Jeanne direct voort. Zonder dat is zij niet te begrijpen, althans niet in haar optreden, evenmin als Napoleon denkbaar is buiten de Fransche revolutie. Als redder in den nood hoort zij geheel aan der tijd, die haar schiep.
In haar geheele zijn kan men de teekenen van dien tijd duidelijk herkennen. Het best valt hier te noemen hare voorliefde voor emblemen, blijkende uit den ijver, waarmede zij deze bij hare uitrusting verzorgde, een voorliefde, die haren tijd in sterke mate eigen was. Zij had een banier, een standaard en een vaan, waarop een crucifix, een God in den hemel, een heilige maagd. Hare eigenste opvattingen, kenbaar ook uit haar devies: ‘Jhesu Marie’,
catharina van sienna. (naar il malatesta, rappresentatione spirituale del miracola della sacra vergina santa caterina da siena - siena, 1611).
zijn hierin uitgedrukt. Hare Maria-vereering is den tijd uit het hart gegrepen. In hare verschijning als Godsgezant staat zij lang niet alleen. Meerderen hebben toen een derglijken, heiligen drang in zich gevoeld, om groote dingen te volbrengen. Enkelen hunner slechts hebben werkelijk iets tot stand gebracht. Catharina van Sienne, iets ouder dan zij, met wie zij ongetwijfeldgroote overeenkomst heelt, greep in de verwarde kerkelijke toestanden in. Jeanne trad op met een zuiver wereldlijk doel. En dit juist is het zeer bizondere in haar. In dit opzicht toont zij zich een kind van het nieuwere meer dan van het oudere in haren tijd.
Wij lichten dit met een korte uitweiding toe. De middeleeuwen kennen als erfenis van den Romeinschen tijd het begrip van de eenheid in de Europeesche, bepaaldelijk in de West-Europeesche wereld. De Katholieke kerk heeft het voortleven van dit begrip in sterke mate bevorderd, krachtens haar eigen wezen van eenheid. Langzamerhand ontwikkelen zich sedert de groote volksverhuizing in die eenheid verschillende nationaliteiten, die, tot bewustheid van eigen kracht komende, de
| |
| |
eenheid zelf bedreigen. Engeland gaat hier door zijn eigenaardige vorming en afzonderlijke ligging voor. In Frankrijk wordt de ontwikkeling zichtbaar sedert het begin der dertiende eeuw. Het koningschap van Philips Augustus, later dat van Lodewijk IX, is er het middelpunt van. Boven de gehechtheid aan den grond, waar men woont, aan de streek, waar men geboren en getogen is, ontstaat onder de beschermende vleugelen van de koningsmacht een aanhankelijkheid van hoogere orde. Zij manifesteert zich voor korten tijd krachtig in de dagen van den strijd van Philips IV met den paus. Maar zij is nog niet bestand tegen alle buitengewone omstandigheden.
het fransche lelie-wapen. (naar grandes chroniques de france, paris.)
Wanneer in het einde der veertiende eeuw twisten uitbreken in de onmiddellijke omgeving van den troon, dan komt er ebbe in het wordende Fransche nationaal bewustzijn. De machten, die aan de ontwikkeling in den weg staan, die van de feodaliteit vooral, krijgen de handen vrijer - voor een wijle.
De omstandigheden waren toen inderdaad van zeer ernstigen aard. De twisten tusschen de prinsen van den bloede, zoo even reeds aangeduid, liepen zoo hoog, dat één hunner, de Bourgondiër, ten deele ook om redenen, buiten Frankrijk gelegen, de zijde koos van Engeland. En deze mogendheid, in den wisselvalligen honderdjarigen oorlog juist toen aan de winnenden hand, kwam met Bourgondië's hulp gemakkelijk in het bezit van een zeer groot deel van Frankrijk; de Engelsche koning Hendrik V mocht zich krachtens een wettige overeenkomst zelfs als koning van Frankrijk doen erkennen. Slechts hier en daar bleef verzet bestaan sedert 1420, het tijdstip, dat de Engelsche macht in Frankrijk haar hoogtepunt bereikte. Dit verzet vond een leiding, een uiterst zwakke leiding, in den zoon van den Franschen koning Karel VI, die door Hendrik V overwonnen was. Karel VII heette hij als koning; dauphin noemde men hem veelal, omdat men hem eerst moeilijk ernstig stig als koning beschouwen kon. En toch was hij de candidaat, voor wien het Fransche hart zelf, hoe zwak hoorbaar geworden, klopte. Voor hem treedt Jeanne d'Arc op. Zij is de onbewuste vertegenwoordigster van de Fransche nationaliteit in wording; zij is de voorloopster van de duizenden Franschen, die haast vier eeuwen later te wapen zouden stroo - men, toen hun vaderland in den revolutietijd ‘in gevaar’ werd verklaard. Het uiterlijk verschil is groot tusschen 1429 en 1792, maar de zaak, waarom het gaat, is in beginsel dezelfde: toen om het koningschap als representant van het vaderland, later om het vaderland zonder meer.
Niet alleen in haar strijd voor het Fransche vaderland vertegenwoordigt Jeanne het nieuwere. Dit is ook kenbaar aan de groote mate van individualiteit, haar eigen. Haar verkeer met de heiligen, tot wie zij zich herhaaldelijk om raad wendt, blijft voor de buitenwereld, blijft zelfs voor hare metgezellen ten eenenmale verborgen; deze weten niet meer dan dat een stem tot haar geroepen heeft: ‘Fille Dé, va, va, je serai à ton aide, va!’ Den dauphin, wanneer zij
| |
| |
tot hem komt, moet zij spreken van hare verschijningen; maar het teeken, dat zij hem brengt, blijft hun beider geheim - en is dit gebleven tot nu toe. Alleen hare rechters hebben haar er toe weten te brengen ten minste een en ander van den aard harer verschijningen te vertellen. Dit feit alleen is voldoende, om te getuigen van een wel bezonnen persoonlijkheid, die geen behoefte heeft aan steun, of raad van medemenschen. Men heeft Jeanne in haren tijd niet in beeld gebracht. Toch zouden de schilders en beeldhouwers, in wier kunst het persoonlijk element zich juist toen sterker begon te doen gelden, in haar stof gevonden hebben voor wat zij zochten.
Wij raakten hier reeds aan de vraag naar den aard van de persoonlijkheid in Jeanne d'Arc, wij willen nu trachten deze iets verder te benaderen. Men kan het zich hierbij zeer gemakkelijk maken door dit kind een werktuig te noemen van anderer wil. Men kan haar beschouwen als werktuig in Gods hand, zooals zij ook zelf meende te zijn. Wij betuigen gaarne onzen eerbied voor deze opvatting, die veelal op innig geloof berust; maar wij erkennen tevens er vreemd tegenover te staan. Men heeft haar ook trachten voor te stellen als werktuig in menschelijke handen, bepaaldelijk van in diepe stilte ageerende geestelijken; bewijzen van eenige beteekenis voor het bestaan dezer geheime krachten zijn nooit bijgebracht. De opvatting zelf is nog niet lang geleden met groot talent verdedigd, maar tegenover een scherpzinnige kritiek geheel onhoudbaar gebleken. Hiermede behoeft niet de mogelijkheid ontkend te worden, dat een of meer geestelijken
(naar een miniatuur van de champion des dames, ± 1450).
op Jeanne's geschiedenis eenigen invloed geoefend hebben: onze bestrijding betreft alleen de beheersching van haar door hen. En wat de eigenlijke kwestie betreft: beide deze opvattingen laten de persoon onverklaard.
Er valt voor ons niet aan te denken deze in haar eigenste wezen te doen kennen. Onze moderne wetenschap, in het bizonder waar zij ons inzicht in persoonskennis moet doen krijgen, staat nog in een begin-stadium. Verdere ontwikkeling der psycho-analyse is een van de desiderata, waarvan het verder waarnemen van historische persoonlijkheden veel mag verwachten. Onze naneven zullen zoo vele groote individuën uit het verleden beter begrijpen, al naar mate zij den mensch meer leeren kennen. Met dat al mogen wij al wel vaststellen, dat Jeanne behoord heeft tot een kring van die hoogbegaafde wezens, die men zelden aantreft en die hun tijd tot grooten zegen of tot grooten vloek kunnen zijn.
De ons meest treffende eigenschap in haar is het vermogen, om zich geheel aan ééne zaak te wijden met opoffering van alle eigen belangen, met terzijdestelling van alle eigen wenschen. Deze slechts schijnbare eenzijdigheid kan een geweldige kracht zijn, zoodra zij in staat is indruk te maken. En dit was hier het geval. Jeanne's vertrouwen in de waarheid harer roeping is zoo groot, dat zij allen, die zij noodig heeft, en die geene geheel met haar doel strijdige belangen hebben, weet te overtuigen en voor zich te winnen. Eerst, na eenige moeite, Robert de Baudricourt, den gouverneur van Vaucouleurs, tot wiens rechtsgebied haar woon- | |
| |
streek behoorde; dan den dauphin en de meeste lieden, geestelijken en edelen, uit zijne omgeving: het onderzoek, waaraan zij ten hove onderworpen werd, doorstond ze glansrijk. Wat haar hier altijd van grooten dienst geweest moet zijn, was hare altijd klare raakheid, hare zich nooit verloochenende tegenwoordigheid van geest. Men luistere: Een priester komt in haar gezelschap en toont merkbaar eenige aarzeling bij het naderen van hare persoon: het mocht een heks wezen; direct roept zij hem toe: ‘Och, wees niet bang, ik zal niet wegvliegen’. Een andere geestelijke informeert nieuwsgierig, of hare heiligen Fransch spreken, en krijgt ten antwoord: ‘Ja, beter dan gij’; de man werd op zijn Limousinsch accent getroefd.
Jeanne was bovendien een nadenkende vrouw van een zeer helder, natuurlijk ontwikkeld verstand. Zij overlegt, wanneer ze in moeilijke, onvoorziene omstandigheden geraakt. Vooral bij het proces wordt men dit gewaar. Begrijpt zij niet onmiddellijk de portée van de vragen harer rechters, dan weigert ze te antwoorden of vraagt uitstel. In hare uiterlijke hulpeloosheid rechtbank weet ze zich ten slotte toch altijd raad te schaffen. Zeker is zij geen vrouw zonder passie, maar deze is geheel geabsorbeerd in hare groote godsliefde. Tegenover menschen weet ze zich te beheerschen
jeanne d'arc bij den koning. (naar vigilles de charles vii, paris, 1493).
en ze weet gewoonlijk tevens hen te beheerschen. Een bijtende uitdrukking tegen een harer rechters, die haar vermaant een goede Christin te zijn: ‘Lisez votre livre’, is een uitzondering; zij was door dezen man gekwetst in hare dierbaarste, gevoelens. Gewoonlijk weef zij in ernstige oogenblikken voortreffelijk den juisten toon aan te slaan. Een hooggeplaatst edelman, die tot Karel VII kwam en dezen tot grooten steun kon zijn, maar wiens verschijning door een zekere hofpartij ongaarne gezien werd, begroette zij met de voor hare positie kenschetsende woorden: ‘Ah! beau connétable, vous n'êtes pas venu de par moi; mais, puisque vous êtes venu, vous serez bienvenu’. Haar gezond verstand doet haar zelfs inzicht krijgen in het oorlogswerk, bovenal in het moeilijkste deel er van: de artillerie. De hertog d'Alençon, die haar van zeer nabij aan het werk gezien heeft en aan wiens oordeel in dezen men zeker wel eenige waarde mag hechten, getuigt het uitdrukkelijk: ‘Een oud bevelhebber, van twintig à dertig jaren oorlogservaring, zou het, in het bizonder wat de artillerie betreft, niet beter hebben kunnen doen’. Zij schijnt ook de zeer ingewikkelde omstandigheden van staatkundigen aard, zoo aan het hof als in Frankrijk, goed doorzien te hebben; maar bij gebrek aan gegevens aarzelen we in dit netelige geval met een beslist oordeel.
‘leest uw boek’. (naar divisie-chronyk, leiden, 1517).
| |
| |
Een vrouw met zulke gaven moet invloed kunnen hebben. Bij Jeanne komt er nog bij, dat zij bezat, dat men haar althans in haren tijd met volk overtuiging toekende, de gave der vooruitziendheid. Zij sprak in haar onderhoud met Baudricourt van een gevecht bij Orleans, dat op het oogenblik van het gesprek noe onmogelijk te Vaucouleurs bekend kon zijn. Zij wees een aan allen onbekende plaats aan, waar men een zwaard voor haar in den grond zou vinden - en inderdaad vond! Zij voorspelde de groote daden, die zij heeft helpen volbrengen of die na haren dood zijn volbracht ten bate van Frankrijk in den oorlog tegen Engeland. Nog meer: men achtte haar reeds bij haar leven in staat wonderen te doen. Zij zou een kind te Lagny voor korten tijd in het leven teruggeroepen hebben! Wij durven hier niet uit te werken, maar volstaan met deze aanduiding. Het is, meenen wij, hier vooral, dat meerdere psychologische kennis eenmaal beter zal kunnen verklaren. Vast staat - wat misschien nog merkwaardiger is dan het mirakel zelf - dat men er algemeen aan geloofde: alleen was men het er niet over eens, of zoo iets duivels- dan wel godswerk moest heeten. Vast staat ook, dat Jeanne aan deze zaken weinig waarde toekende. Alles, wat niet onmiddellijk met hare opdracht verband hield, was voor haar bijkomstig: ‘le bois chênu’ even goed als het kind van Lagny.
Grooter wordt de figuur van deze reine, gave vrouw, wanneer wij haar zien in de uitvoering van haar werk. Hare opdracht, hoewel in vorm niet altijd op dezelfde wijze geuit, komt ten slotte neer op: de bevrijding van Frankrijk uit Engelsche handen. Practisch beteekende dit, dat een begin moest gemaakt worden met het ontzet van Orleans. De belangrijke Loire-stad werd door een Engelsche krijgsmacht in 1429 belegerd. Viel zij in Engelsche handen, dan kreeg de vijand een directen toegang tot dat gebied, waar de dauphin zich nog staande hield. Deze bedreiging van een der laatste wijkplaatsen van het ideëele Fransche koningschap werd de aanleiding tot het zich op weg begeven van Jeanne d'Arc uit haar dorp naar Chinon, op dat oogenblik de residentie van den dauphin; het feit, dat hare eigen geboortestreek juist in dienzelfden tijd ook meer dan te voren gevaar liep van de Bourgondische-Engelsche macht, is daarnevens zeer waarschijnlijk van invloed geweest.
(Slot volgt).
|
|