Elseviers Geïllustreerd Maandschrift. Jaargang 22
(1912)– [tijdschrift] Elsevier's Geïllustreerd Maandschrift– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 36]
| |
Bamboekokers van Loewoe,
| |
[pagina 37]
| |
de omgeving, dan moet men zijn toevlucht nemen tot inleggen; want de kleurstof dringt niet in de opperhuid van de bamboe, maar blijft er op liggen; en bij dagelijksch gebruik zou een op de epidermis aangebrachte kleurenteekening spoedig afslijten. Door het te versieren voorwerp uit te snijden en de holte weer aan te vullen met een stukje hout (arènhout), kan men een donkere
kokertje met deksel. ontwikkeld oppervlak.
teekening verkrijgen, welke weinig of niet uitslijt en niet hooger en niet lager ligt dan de grond, welke haar omgeeft. De Toradja's verdeelen het te versieren oppervlak der bamboekokers in vakken, waarin zij de teekening krassen; de vakken zijn van elkaar gescheiden door randen of lijsten, die ingesneden worden als zij loodrecht staan op de beschrijvende lijn van het cylinder-oppervlak, doch ingelegd indien zij de beschrijvende lijn volgen. Het ingesneden lijstwerk verdeelt den geheelen koker in eenige cylinders; het ingelegde verdeelt deze cylinders in sectoren; wordt het oppervlak ontwikkeld, dan ontstaat een rechthoek, welke door verschillende lijnen verdeeld is in kleinere rechthoeken. Hun aantal, gemeten langs de hoogtelijn van den koker, is afhankelijk van de lengte van het voorwerp; in de andere richting is hun aantal zes, zelden meer en nooit minder. Van deze zes vakken worden er dan drie versierd, en tusschen de versierde blijft telkens een vak blank, behoudens een driehoek, de toempal, die aan boven- en aan onderkant wordt geteekend. De versierde vakken hebben een breedte gelijk aan een zesde deel van den cylinder-omtrek. Naar gelang van de figuren, welke men er op wil teekenen, wordt de hoogte anderhalf of twee maal zoo groot genomen | |
[pagina 38]
| |
als de breedte; bij uitzondering even zoo groot. Het aantal cylinders, waarin de geheele koker door het lijstwerk wordt verdeeld, hangt dus niet alleen af van de lengte van het voorwerp, doch ook van de dikte. De blanke vakken, tusschen de versierde in, schijnen veel smaller te zijn dan de beteekende; dit komt wijl de lijsten, die volgens de beschrijvende lijn de vakken van elkander scheiden, in de blanke vakken geteekend worden, daar dus van worden afgenomen. Het blanke vak plus de lijsten aan weerszijden is even breed als het versierde vak. Wisselen in één cylindrisch deel van den koker blank en vol elkander af, dezelfde afwisseling wordt aangebracht in de lengte-richting; een blank vak in den eenen ring ligt tusschen twee versierde vakken van de aansluitende ringen, doch de ringen in hun geheel zijn door lijstwerk van elkaar gescheiden. Het bepalen van het aantal ringen, dat op een koker dient te worden aangebracht, van de breedte der tusschenliggende lijsten, zoodanig, dat aan boven- en ondereinde van den koker nog slechts een smal strookje onbeteekende bamboe overblijft, moet voor deze eenvoudige werklieden een niet zoo heel gemakkelijk op te lossen vraagstuk zijn. Doch al hebben ze geen planimetrie geleerd, de praktijk schonk hun toch goede meetkundige begrippen; zoo weten zij, blijkens de gewone teekening op de deksels der kokers, heel goed dat de zijde van een regelmatigen zeshoek gelijk is aan den straal van den omgeschreven cirkel, al zullen ze misschien niet in staat zijn deze stelling behoorlijk te formuleeren.
bamboe kokertje. ontwikkeld oppervlak.
De afscheiding tusschen de vakken, in de richting van de beschrijvende lijn, bestaat uit een zwaren of breeden zwarten band, aan weerszijden begrensd door een smalle blanke lijn. De bedoelde zwarte band wordt ingelegd. Men maakt daartoe eerst een uitholling die op zijn hoogst een paar milimeter diep is, en vult de opening weer aan met een stukje arènhout. Het ingelegde stukje past zoo nauwkeurig, dat na het kleuren de zwarte streep op de opperhuid van den koker schijnt geteekend te zijn. Door sterke verandering van temperatuur springen echter de ingelegde stukjes dikwijls los; ze zijn niet vastgelijmd, maar moeten op hun plaats blijven door juiste aansluiting. Het lijstwerk, dat loodrecht op de beschrijvende lijn staat, is gewoonlijk meer samengesteld. Elke lijst bestaat uit eenige | |
[pagina 39]
| |
smalle strooken of ringen, van elkaar gescheiden en aan boven- en onderkant begrensd door een blank strookje. De versierde ringen vertoonen een doorloopende slingerlijn of een lijn van aan elkaar sluitende ruitjes, welke men uitspaart door aan boven- en onderkant kleine driehoekjes uit te steken. De uitgestoken tandjes hebben de gedaante van een rechthoekigen of van een gelijkbeenigen driehoek. Door ze op den goeden afstand van elkaar te plaatsen en te zorgen dat de toppen der driehoeken behoorlijk passen in de ruimten tusschen de tanden der overstaande rij, wordt een regelmatigeslingerlijn uitgespaard, welke zich scherp afteekent, zoodra de uitgestoken gedeelten donker zijn gekleurd; men zie de figuren. Door het uitsteken boven en onder van gelijkbeenige driehoekjes, die twee aan twee den top in hetzelfde punt hebben, worden ruitjes uitgespaard. In de afbeeldingen zijn deze randen duidelijk te onderscheiden: de lijn met ruitjes ligt in het midden van een strook lijstwerk. Aan boven- en onderkant van den koker wordt wel een breedere rand aangebracht. De meest gewone versiering daarin bestaat uit een rij van regelmatig naast elkaar geplaatste gelijkbeenige driehoeken, de zoogenaamde toempal, een versieringsmotief dat bij zeer vele volken van den Indischen archipel bekend en geliefd is, en dat wellicht ontleend is aan de bamboeplant zelf, nam. aan de jonge uitspruitsels. Doch een breede rand krijgt ook wel een teekening, die een meer geoefende hand vereischt, n.l. een zich telkens in dezelfde richting vertakkende en opgewonden spiraal, een motief dat wel niet oorspronkelijk zal zijn, maar van vreemde volken overgenomen.
bamboekokertje. ontwikkeld oppervlak.
De boven bedoelde blanke vakken, welke voor een behoorlijke afwisseling van kleur zorgen tusschen de versierde vakken met hunne donkere teekeningen, dragen ook boven en onder een toempal-figuur. Hoe verschillend de andere vakken ook beteekend mogen zijn, de daartusschen gelegene zijn altijd eender, bij alle bamboekokers der Toradja. Verreweg de meeste teekeningen in de versierde vakken zijn terug te brengen tot naast elkaar gelegen ruitjes of vierkantjes. Een enkele maal wordt het geheele vak effen gekleurd door arceering; doch veel meer houdt men van een soort mozaiek, waarbij donkere en lichte ruiten, vierkanten of drie- | |
[pagina 40]
| |
hoeken elkaar regelmatig afwisselen. De verdeellijnen zijn dan over het geheele vak doorgetrokken. Men kan reeds heel wat variatie in de teekening brengen, door die lijnen niet door te trekken, maar op een bepaalde wijze te onderbreken; terwijl nog meer afwisseling wordt verkregen door tevens de afstanden der lijnen onderling om de andere kleiner en grooter te nemen. In de op die wijze verkregen figuren wordt dan dikwijls het effect nog verhoogd door verschil van kleur in de arceering. Een geheel ander aanzien krijgt de teekening, als om de zijden van vierkanten gebogen lijntjes worden aangebracht; het motief zou ontleend kunnen zijn aan een bloem met vier blaadjes; duidelijker komt zulks uit als de gebogen lijntjes telkens om een diagonaal van het vierkant worden geteekend. Het verdient de aandacht, dat zulke gebogen lijntjes vier aan vier een cirkel vormen, beschreven om een vierkant. Waarschijnlijk is door de teekenaars echter niet aan den cirkel gedacht, maar is de bedoeling enkel geweest een eenvoudig bladornament te construeeren. Als men de teekeningen op de bamboekokers nauwkeurig beziet, is duidelijk te bemerken, dat de gebogen lijnen één voor één zijn geteekend om de rechte, zonder het doel, mogelijk niet eens met de wetenschap, dat zij vier aan vier een cirkelomtrek zouden vormen. De hier aangegeven patronen moeten, als zij zuiver zijn geteekend, aan zich zelve kunnen aansluiten, boven- aan onderkant, de rechterzijde aan de linker-, en omgekeerd. Ze zouden dus kunnen dienen als figuur tot het bedrukken van stoffen met een zich telkens herhalend en aansluitend patroon, zooals op behangselpapier, vloertegels, enz. Doch niet altijd is dergelijke aansluiting mogelijk; o.a. niet bij een veel voorkomende teekening, welke bij oppervlakkige beschouwing kan doen denken aan een onregelmatige combinatie van minder juist geteekende swastika's. Wordt deze combinatie goed uitgevoerd, dan zijn bijzonder mooie teekeningen van swastika-figuren te maken, waarin tallooze variaties zijn aan te brengen door kleine wijzigingen in stand en vorm van het hoofdmotief. In Chineesche tempels op Java zijn er verschillende, die zeer goed zijn uitgevoerd. Het geheele effect, hetwelk door de geduldige bamboe-teekenaars wordt bereikt, is te zien aan de bij dit opstel gevoegde afbeeldingen van een paar ontwikkelde oppervlakken. Ze zijn zoo accuraat mogelijk overgenomen en geven een duidelijk beeld van het origineel, met dezelfde fouten en onzuiverheden, als op de kokers zijn aan te wijzen. De sluiting wordt zelden gemaakt als een overschuivend deksel, zooals bij één der afgebeelde kokers, waarvan de deksel een breede rand met toempals vertoont, opgesloten tusschen de gewone randjes. Meestal draagt de koker onder en boven een nauwkeurig sluitende stop, van hout of van een stukje kalebasschil. De stop die als deksel dient heeft in het midden een gaatje, waardoor een bundeltje draden worden gestoken. Aan de binnenzijde is in die draden een knoop gelegd, aan de buitenzijde zijn er veelal een paar gekleurde kralen aan geregen. In deze stoppen wordt nog een versiering gesneden, welke meestal een regelmatigen zeshoek te zien geeft, die dan naar gelang van de grootte nog meer of minder uitgestoken lijntjes of vakjes heeft. Het versieren van bamboe komt bijna overal in Ned. Indië voor; maar elke volksstam, zelfs haast elke familiegroep, versiert het kostelijke materiaal op eigen wijze. De lust om zulk een tijdroovenden arbeid aan eenvoudige gebruiksvoorwerpen te besteden, kan wel bewijzen, dat voor deze menschen de zegswijze, dat tijd geld zou zijn, geen waarheid bevat; maar hij getuigt niet minder van goeden smaak en gevoel voor kunst. |
|