Elseviers Geïllustreerd Maandschrift. Jaargang 22

[p. 338]

O dat zoo prinslijk heerscht...
Door Richard de Cneudt.

O dat zoo prinslijk heerscht de wandelende wind,
met luchtge voeten en streelhanden in de straten,
en maakt mij, wie veel teedre vreugden vaak vergaten,
met al mijn weemoed blijde en zorgloos als een kind.

De heele wereld lacht, tot jok en spel gezind,
waar zou 'k, onzaalge, gaan met al mijn lichtloos haten,
waartoe, in al dien glans, zou donker klagen baten,
zoo al wat adem heeft, de speelsche lent bemint?

Ik hoor, met klaar geluid, de goede menschen praten,
gejoel van kindren klinkt en daalt en stijgt gezwind,
een lied zingt, dat den weg tot blijde harten vindt,

en ik, die schamel ben en in mijn droom verlaten,
ik voel een band, die weer me aan duizend herten bindt,
en weet, dat ook voor mij een nieuw seizoen begint....