ons iedere maand toe geeft. Zijn vogels en zijn viervoeters, zijn ‘prent van de maand’, is haast altijd de moeite waard. Hij kent zoo door en door zijn dieren, weet zoo zijn techniek te beheerschen, dat iedere bladzijde ons een proeve is die doet zien wat er uit de steen te halen valt.
Dit jaar zijn het behalve vogels ook muizen, salamanders en enkele bladen met bloemen, en vooral hieronder zijn er die wij als zeer geslaagd mogen beschouwen.
Een andere uitgave van de firma Ferwerda en Tieman, die sinds verleden jaar ook bovenstaanden kalender in den handel bracht of als premie cadeau gaf, is een Wilhelmus van Nassau-kalender door G. Westerman.
Deze nu is feitelijk absoluut geen kalender. Bij Van Hoytema was de kalender bijzaak geworden, bij Westerman is zij zelfs hinderlijk.
Ieder die deze ‘kalender’ eens goed beziet en op het onderste gedeelte een donker papier legt, zoodat de letters wegvallen, zal bemerken dat hierdoor het geheel zeer verbetert. Dit zijn dan ook alleen een twaalftal reproducties naar schilderijen, die hun ontstaan aan het Wilhelmuslied ontkenen; en, waarschijnlijk omdat men er niet anders mede wist te doen, is er een kalender van gemaakt.
Als zoodanig moeten wij het resultaat dus als mislukt beschouwen; een andere vraag is echter of de platen en de reproducties ervan, de moeite waard zijn.
De schilderijen van den heer Westerman nu, hoewel er iets van Jurres in zijn werk is, deden mij eenigszins huiverig dadelijk aan de ‘Historische Galerij’ denken. Niet juist door het onderwerp, maar wel door den toon, er zit iets in van dat bruin en blauwgrijs uit den tijd der Historische Galerij, toen de romantiek in de schilderkunst nog leefde, en men als bang was voor pittige, sterke kleuren, voor frischheid en leven.
Er zit iets sombers en dufs in deze schilderijen als in de mooie kamers bij ouderwetsche burgermenschen, en toch het onderwerp behoefde er geen aanleiding toe te zijn. Wat heeft Rochussen, om een uitzondering uit de medewerkers aan de Historische Galerij te noemen, geen frissche pittige dingen gemaakt; maar opmerkelijk is het dat waar de heer Westerman eenigszins uit die kleur raakt, als bij het schip in de December-bladzijde het geheel direct veel beter wordt.
En nu de reproductie, deze door de firma Enschede uitgevoerd, is waarlijk te roemen. Met het autotypisch kleurenprocédé zijn hier resultaten verkregen, die de schilderijen zeer goed weergeven, een extra präge op het papier suggereert zelfs de draad van het schilderdoek.
Bij deze kalender (?) is een toelichting tot de historie van het Wilhelmus-lied gevoegd door Dr. M.G. de Boer; het geheel is dus wel verzorgd, ook wat de uitvoering aangaat, maar het resultaat kan ons als kalender in geen geval, als kunstwerk maar matig bekoren.
Dat men nog niet precies beseft dat een kalender een ander ding moet zijn dan een plaat met een vakje er in uitgespaard voor de blaadjes, bewijst het resultaat van de prijsvraag die Gebr. Palthe uit Almeloo uitschreven.
De eerste prijs door de jury toegekend was een goed geteekende illustratie à la Rackham, maar geen decoratief kalender-blad, in den tweeden prijs was evenmin de grootste ruimte, en de belangrijkste plaats voor de maandbladen gespaard - en zoo zouden wij door kunnen gaan. De uitverkoren teekeningen waren goed, waren geestig, waren handig maar het waren geen kalender-schilden. Neen, de heeren Bart van Hove, G.H. Breitner, A.M. Gorter, N. van der Waay en H.A.J. Baanders hebben hier slechts de teekeningen beoordeeld, en het doel waarvoor deze bestemd waren, de eischen van een kalender, wat juist het uitgangspunt moest zijn, buiten rekening gelaten. Maar had men nu ook wel deze heeren een keuze moeten laten doen? Een decoratief grafisch werk moet toch beoordeeld worden door decoratieve kunstenaars en grafische kunstenaars. Maar hieraan heeft de firma Palthe niet gedacht waarschijnlijk. Een volgende maal beter. De animo in deze wedstrijd liet niet te wenschen over.
R.W.P. Jr.