Bij slechts weinigen hunner zijn muzikale aanleg, muzikale middelen en persoonskarakter in zoo innige overeenstemming met de gevoelsbezonkenheid en den ernst, aan bovengenoemde muzieksoorten eigen, als bij Pauline De Haan-Manifarges. Men moet haar Bach hooren zingen - in de Passionen, cantaten, het Weihnachtsoratorium of de h-moll-Messe - om diep overtuigd te worden van de juistheid dezer bewering, althans voor zoover aanleg en middelen betreft. In den klank op zichzelf van deze lage vrouwestem is al iets ontroerends. Het is een klank van buitengewone schoonheid, gaaf en glanzend in iedere hoogteligging, en van een gouden sonoriteit; een klank van plechtige werking en daardoor als 't ware voorbeschikt, om te dienen bij de voordracht van gewijde liederen.
En geheel in het karakter van dezen klank is de statigheid, de koninklijkheid wel, in het allure der stem. Een koninklijkheid zonder praalvertoon, rijk uit zichzelf, als de klank; niet imponeerend door deftigheid, maar ontzagwekkend door haar echtheid. Deze stem blijft ook in haar beweging smetteloos schoon en plechtig.
Zoo sterk is in heel haar stemkarakter ernst uitgedrukt, dat men zich Pauline De Haan-Manifarges niet kan voorstellen, zingend liedekens van ondeugende strekking, of van huppelende dartelheid, of luchtige scherts.
Was zij operazangeres, zij kon, door het majesteitelijke, het aristocratisch-voorname in haar stem, een Brünnhilde zijn geworden. Maar daarvoor zou zij dan tevens een vermogen tot gevoelsuitzetting in den klank behoeven, dat zij niet bezit. In haar voordracht trilt inderdaad gevoel, maar geen, waardoorheen passie-vonken sprankelen. 't Lijkt sentiment, gelouterd in opvattingen van immaterieelen aard. 't Zijn de verschillende schakeeringen van religieus gemoedsleven, die men 't liefst door haar verklankt hoort; en gevoelens van kalme, maar innige bewogenheid, zooals zij die kan uitzingen in een wiegelied, een klacht om verloren geluk, een zang van hoop en vertrouwen.
Voor het ‘publiek’ is Pauline de Haan-Manifarges in de eerste en eenige plaats een oratorium-zangeres van de hoogste orde. Als liederenzangeres kent het haar buiten haar woonstad - Rotterdam - zoo goed als niet. Hier en daar, in Duitschland ook, noodde men haar wel voor het zingen van liederen, maar het kwam nog nimmer tot een geheelen liederenavond. Dit lijkt te meer zonderling, als men weet, dat één der liefste wenschen der zangeres betreft een concert met een programma van enkel liederen, door haar voor te dragen. Oogenschijnlijk kan aan de vervulling van dien wensch niets in den weg staan: een liederenavond is niet moeilijk in te richten - er bestaan tal van specialiteiten in dat werk - en belangstelling lijkt wel gewaarborgd voor een zangeres van zoo groote reputatie. De bezwaren tegen de vervulling wegen bij de hoofpersoon zelf: Mevrouw De Haan-Manifarges, die den eigenaard van haar talent volkomen kent, vreest met een programma, waarbij met dien eigenaard rekening is gehouden, een publiek niet een geheelen avond te kunnen boeien.
- 't Zou te eenerlei zijn, een avond met niets dan ernstige liederen - meent zij - de menschen willen afwisseling, en die kan ik betrekkelijk niet geven, wat het karakter der liederen betreft.
Julia Culp met haar soepele, zich naar ieder lied-genre plooiende voordrachtskunst vindt zij benijdenswaard. Want Pauline De Haan-Manifarges zingt graag liederen, zingt ze veel in den intiemen kring harer naaste omgeving, dien ze er mee verrukt. Een honderdtal wel, van Brahms, Richard Strauss, Schubert, Schumann, Beethoven, Hugo Wolf, heeft ze ‘in 't hoofd’ - en ook in 't hart. Voldoende materiaal dus voor wel vijf liederenavonden, maar die vrees, het publiek onvoldaan te laten!... Ze heeft ook langen tijd een andere Nederlandsche zangeres beheerscht, wier artistieke verschijning haar tot een kunst-tweelingzuster van mevrouw De Haan-Manifarges maakt: Aaltje Noordewier-Reddingius. Deze heeft gaandeweg die vrees leeren overwinnen en met liederenvoordrachten in den laatsten tijd ervaren, dat voor een programma met louter ernstigen tendenz een groot aantal hoorders - en niet de minst